GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KRONIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KRONIEK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geest van Schaepman en Gezelle.

Gerard Brom — een man om jaloersch op te zijn — heeft in het onlangs verschenen werk: „De Stad op den Berg, Rome door Ro'Omschen" in een treffend artikel op het verschil tusschen Schaepman en G-ezelle gewezen. Ze zyn hieiden priester geweest. Maar .... welk een verschil! Schaepman de werker, G-ezelle de pleiter aan 't heiligdom van het geweten. „Waar de donderende Schaepman meer ontzag kon afdwingen, weet Gezelle fluisterend liefde te winnen." Schaepman is een re^us, een beeld als 't ware op den gevel van een kerk, een beeld met triumfeerend gebaar, — en Gezelle is een ingetogen figuurtje weliswaar, maar hij staat dan ook binnen het heilige der heiligen. Schaepman speldt het portret van Bismarck op zijn deur: die twee zijn familie: vechtersbazen. Dienovereenkomstig wil de reus S. de rol van den kolos Christoffel hebben: die toch is de athleet, die Christus op zijn zware schouders door de wereld droeg; maar Gezelle „droeg hem zachtjes rond in zijn hart". Schaepmaa de strijder, die geen tijd heeft voor de eenzaamheid, die zielen veredelt; Gezelle is de kluizenaar tegenover den kruisvaarder Schaepman. Waakhond aan Rome's deur is Schaepman, maar die de zangen daarachter zingt, dat is Gezelle. Schaepman vecht voor de kerk, Gezelle lispelt den zoeten naam van Jezus. „De een (S.) speurt, de ander staart (G.), want de een rekent, de ander peinst. S. vangt de geluiden van de wereld op, maar Gezelle luistert „naar het diep gedoken woord zoo zoet". Wat de natuur beteekende voor G., dat, was voor S. de geschiedenis. „Breed" is van den een, „diep" is van den ander het lievelingswoord. Raak typeerend zegt Brom van Schaepman: „Verwend als door zijn publiek, kon hij 't niet meer laten om, wat de kunstenaars noemen, dik te doen. Het misbruik van de woorden „glorie, victorie, historie", waarin hij met bedenkelijke oprechtheid verzekerde „schetterende fanfares" te hooren, is daarvan een voorbeeld; en do volkshumor heeft zijn hoogdravende taal geparodieerd, door tusschen staaltjes van die verhevenheid een hartig „jandorie" in te lasschen." Aldus Brom, die niet zal geweten hebben, dat gereformieerde humor, naar oude legende, ongeveer op gelijke wijze met een calvinistischen professor-redenaar gehandeld heeft, ook om do „glorie en de victorie" goedmoedig te belachen, die zoo gemakkelijk van de lippen vloeiden. (Maar bij ons kan zooiets nog geen VOLKS-hümor zijn, daarvoor zijn tot op zekeren leeftijd alleen de caiididaten voor de hoogere regionen ontvankelijk.)

De vergelijking tusschen de twee groote Roomschen is schitterend van duidelijkheid en scherpte. En het schijnt, dat de Roomschen, naarmate zij zich de typen van hun leven meer afgerond voor offgen zien treden, des te meer ook zich beijveren, om hen bewust te volgen. Natuurlijk loopt de Schaepman^geest daarbij meer in het oog. De brullende leeuwen, die den strijd opzoeken, loopen de kluis van den dichter-bidder makkelijk voorbij op den tocht, aan welks einde een serenade voor hun grooten kampvechter Staat. En daarom treft in de weekbladen telkens weer de vermelding van het opleven van den Schaepman-geest: denk, voor wat verleden week betreft, aan de Basiliek van het heilig hart, waarin het hart, dat Gezelle mystiek ontroert, als een S c h a e p m a n s - 1 e u z e wordt ingedragen in de propaganda. .En herinnei' u, voorzoover deze week betreft, het bericht, dat in 1926 het groote algemeene Vaticaansche concilie, dat in 1870 plotseling afgebroken werd, weer bijeenkomen zal. 1870 — dat is het jaar van •Rome's groote glorie, het jaar van de onfeilbaar-verklaring van den paus, het jaar van Rome's bewuste voltooiing van de leer van: Rome als wereldmacht. 'Als dit blad verschijnt, is het 8 December, juist de datum van de samenroeping van het groote concilie. En als dat werk nu wordt voortgezet, dan zal het beeld, dat Schaepman boeide: Petrus op het Kapitool, wederom zijn knielende aanbidders hebben. De toost-termen van Schaepman zijn nog niet vergeten:

„De paus! Wie onzer beeft dat machtig too verwoord 'Ooit zonder kloppend hart of roerlo-os aangehoord? "

Ja, het is nog altijd Schaepmansch „breed" bij Rome. En dan komt daar deze week nog bij de boodschap], dat behalve de internationale spraak der steenen (de basiliek) ook weer de internationale spraak der tongen zal worden gehoord. Het 27e internationaal eucharistisch congres is aaagekondigd, en dat is dus niet iets nieuws. Maar het is ditmaal in Nederland en dan boven den Moerdijk, in Amsterdam, dus in ©en niet-roomsche omgeviirg; niet in Maastricht, niet in Nijmegen, die stad, die door de pas geopende roomsohe universiteit nog den glans heeft van het nieuwe.

Ja, de Roomschen zijn breed. Gereformeerden vanden eens hun „Jerazafem van Nederland" uit in een stadje, dat langzaam leegsijpelt, maar de Roomschen kijken naar Aiïisterdam.

De geest van Schaepman leeft.

Maar die van Gezelle ook.

Tterwijl aan de breede straat de „breede" actie op touw gezet wordt, daar zal binnenkort wel weer het een of andere boekje van Roomsche schoonheid ons vertellen, dat Rome fijne geesten heeft en zachtmoedige harten. Daarin nu staat het wèl met ons gelijk. - Maar: Rome laat aan zijn Gezelle-typen den tijd tot zelfontplooiing, en daarin is het ons ver vooruit. Wie bij ons niat de allures aanneemt, dat hij alles en nog wat kan, die ziet zich het vertrouwen, althans het geduld, opzeggen.

Schaepman en Gezelle, en die zich ieder naar eigen aard ontwikkelend, .... wij kunnen van de Roomschen veel loeren. Wij hebben gelukkig de breedte weer gevonden, wij hebben ook o'nzen reus gehad, een gave Gods. Maar we hebben te weinig werkers, en < le breedte verhindert de enkelen het afsteken met Gezelle naar de diepte. Wie daai-geen raad op vindt, zal ons zien bezwijken. Volteleiders die een uur van stilte schtaAven, omdat ze hooren de critiek, die zegt: dat riur hebt ge gestolen van de gemeente, die immers „betaalt", ze zullen niet méér tijd hebben om te ontvangen, en wee dan hun gemakkelijk geven! Ze zullen geen uur meer hebben om te zwijgen, en w^e dan hun twee 'uur va.n vloeiend spreken! „Glorie en Victorie" .... de Schaepmans leggen er nog ziel in, maar de leerlingen zijn zoo sterk niet meer.

Wij moeten van Rome durven leeren, en de geleerdeles toepassen ook.

Want Brom heeft gelijk, en de lezer zal zijn roomsche taal wel „overzetten" naar gereformeerden trant:

„Om den koorzanger - vrij zijn zalig ambt te laten vervullen, blijft een kerkwachter gewapend staan: beiden deelen in denzelfden dienst." Wie den strijd, die ook voor ons is en wordt gestreden, met leelijke woorden afmaakt, vergeet, dat de Gezelle-gteest niet peinzen kan, als ©en ander hem niet de veUigbeid va.n zijn heiligdom verzekert. Maar v/ie .alleen de breedte en den opmarsch kent, die vergeet weer, dat de Gezelle's en de Schaepmans tenslotte b ro e d e r s zijn. „Ze konden beiden hun volk grijpen, omdat ze. houvast hadden .daarboven." „De hemel gaf den strijder sterke schouders en den dichter eön teer , hart; de daden van den een en de offers van den ander, het spreken van den eerste, en het zwijgen van den laatste, ze vormen samen een beeld van 't volle christendom, uitsluiten doen ze elkaar allesbehalve."

En Brom zegt het goed: Gezelle en Schaepman zijn twee broeders op één zonnig kerkraam.

Als wij kerkramen schilderden, we zouden graag de saamhoorigheid van onze Gezelle-en onze Schaepman-naturen willen vastleggen op het raam .... na hun dood. Maar bij hun leven zouden wij tot Gezelle zeggen: wilt gij droomen en sj; ille zijn, doe het dan op eigen kosten. Alsof de daarvoor „verbruikte" tijd straks niet vanzelf weer onze eigen tijd werd.

Wij kunnen dierbaar over Maria preeken en aan Ma.rtha de waarheid zeggen. Maar als we van den preekstoel af zijn, dan begint het lieve leven weer. Veel dienens. Weinig stilte. Breed, maar niet diep.

„Een goeie dominee brengt zijn eigen tractement mee" kent g> e iets meer verschrikkelijks? Want de „goeien", dat zijn de Schaep'mans, de breeden, maar do Gezelle's verteren den tijd, die nog altijd voor de betalende gemeente te veel „geld" en te weinig „genade" is. •

De Schaepmans k'unnen bij ons kapitalisten worden, maar de Gezelle's moeten het z ij n. En dat is een groot ongeluk. Rome heeft voor heiden zoo noodig een suppletiefonds.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

KRONIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's