GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een onze'r lezers zond me ter beantwoording in deze rubriek de vraag: , , Kan er een werkelijk geloof bestaan, zonder dat daarbij eene behoefte aan den toegang tot het Heilig Avondmaal zich uit? "

In de toelichting van z!ijn vraag zet de vrager er dan deze andere voor in de plaats: „Hoe men behoefte kan gevoelen aan iets, dat men niet kent? " En de bedoeling van deze laatste licht hij dan toe met dit voorbeeld uit het nafuurlijk leven, dat iemand bezwaarlijk een of andere spijs kan begeeren, die hij nooit proefde. , , Zou er" — zoo eindigt hij dan — „ook een geloof bestaan zonder behoefte aan het Heilig Avondmaal, en dat gesterkt wordt door gebed en ervaring? "

De „toelichting" van de vra-ag is niet erg toelichtend. Ze stelt op den klank-af andere en nieuwe vragen, 'k Meen daarom het veiligst te doen met eerst de oorspronkelijke vraag, en daarna de daarvoor in de plaats gestelde te beantwoorden.

Wat nu die oorspronkelijke vraag betreft: of er bij iemand oprecht geloof kan bestaan zonder dat hij behoefte gevoelt aaij het Heilig Avondmaal — daarop kan, in het afgetrokkene, stellig niet anders dan bevestigend geantwoord worden. Er zijn al dadelijk drie gevallen denkbaar, waarin dit mogelijk is.

Het eerste geval is dit, dat iemand in wiens hart de Heilige Geest het op-rechte geloof werkte het Heilig Avondmaal niet kent, óf omdat hij nooit van het Heilig Avondmaal hoorde, óf wijl hij, al hoorde hij van zijn bestaan, iiooit onderwezen werd aangaande zijn beteekenis en strekking — zoo een kent het H. Avondmaal niet, en kan er'derhalve ook geen behoefte aan gevoelen.

Het tweede geval is: dat iema, nd wèl van liet Avondmaal hoorde, óók wèl aanga: ande dit Sacrament werd onderwezen, maar, ofschoon hij wedergeboren werd en dus ook in beginsel de genade des geloofs deelachtig is_, nog te weinig ontdekt werd aan zijn eigen ellende en nog te weinig inzicht kreeg in het verlossingswerk van den Heere Jezus Christus, om aan Christus zelf en bijgevolg ook aan het H. Avondmaal, dat de gemeeuschap en de weldaden van Christus Tjeteekent en verzegelt, een levendige behoefte te gevoelen.

En het derde geval, waarin bij een, die het geloof deelachtig werd, de behoefte aan het gebruik des Avondmaals afwezig kan zijn, is, dat de geloofswerking tijdelijk bij hem zoo droevig inzonk, dat alle levendig besef van ziju behoefte aan de weldaden, die het H. Avondmaal verzegelt, afwezig i, s, en daarom ook het Sacrament zijn geestelooze, lustelooze ziel ophield te bekoren en te boeien.

Doch in al deze gevallen ontbreekt er iets aan wat onze ouden noemden het „welwezen" des geloofs.

En als de vraag, die ik hiermee beantwoordde, niet theoretisch maar pxaktisch bedoeld is en onze briefschrijver er voor zichzelf licht mee zocht, moeten we hem, die stellig niet onwetend is omtrent het H. Avondmaal, ernstig opwekken, zich niet gerust te stellen met de gedachte, dat men het geloof deelachtig kan zijn, zonder behoefte te gevoelen aan het H. Avondmaal. Da.t zou even ongerijmd en gevaarlijk zijn, als wanneer een zieke man wieii alle eetlust ontbreekt, zich troostte met de gedachte, dat het niet hindert of men al niet eet, zoo men maar leeft. En — men zou er erger aan toe kunnen zijn dan een zieke, want ook d o o d e n worden niet door den honger gekweld. En een geloof, dat niet hongert en dorst naar het H. Avondm-aal, kan wel eens het geloof ziijn waan-an de Apostel Jacobus spreekt.

Doch mijn briefschrijver zal misschien vragen, of dan het hongeren en dorsten naar het H. Avondmaal hetzelfde is als hongeren en dorsten naar de weldaden van Christus? Daarop is m'n antwoord : neen 'en ja. Neen, inzooverre als er onderscheid is tusschen het H. Avondmaal en Christus-zelf. M.aar ja, inzoover er zulk een innig verband is tusschen Christus en de vruchten van Zijn lijden en sterven aan de ééne-, en het H. Avondmaal als teeken en zegel ervan aan de andere zijde, dat er geen waarachtige behoefte aan Christus en Zijne genade in onze ziel kan zijn, zonder dat, bij kennis van het H. Avondmaal, ook onze begeerte naar dat Sacrament uitgaat.

Nu zegt de vrager in zijn toelichting, dat men toch bezwaarlijk begeerte kan gevoelen naar , wat men nooit genoot en dus bij eigen ervaring niet kent. Als ik dat nu laat gelden zooals het er staat en door het voorbeeld aan het natuurlijk leven ontleend, wordt belicht — dan zou daaruit volgen, dat er nooit iemand tot het H. Avondma-al zou komen. Wa-nt ieder zal het toch eenmaal voor het eerst moeten begeeren en zoeken, d.w.z. ieder zal toch moeten beginnen met het te begeeren zonder dat hij het nog ooit gebruikte.

En als onze lezer nu vraagt: maar hoe kan dat? dan ligt het antwoord op, die vraag in het g e-loof; in 't geloof in Jezus' belofte, dat Hij, wie het hongerend en dorstend naar de vruchten van Zijn zoendood in gehoorzaamheid aan Zijn gebod, gebruikt, daardoor in den Heiligen Geest, geestelijk voeden en la-ven zal. Het geloof berust nooit op ervaring, maar altoos op het Woord en ide belofte des Heeren. En vele ervaring in het genadeleven is vrucht van het gelooven in het Woord.

Doch er is iets in de toelichting van don vrager, dat me doe!: vermoeden, dat zijn bedoeling niet zóó oppervlakkig was. Wat hij bedoelde is mogelijk dit: of een ziel, waarin het geloof is, iwel begeeren kan de genieting, die het H. Avondmaal belooft, zoo ze niet eerst zelve vooraf van die genieting iets-proefde en smaakte.

Dan blijft m'n antwoord - daa-rbiji echter hetzelfde. De belofte van Christus is dan het geloof genoeg, om te zoeken wat het zélf nog niet smaakte, maar zich in die belofte in uitzicht ziet gesteld.

Intusschen schemert er in het zeggen van onzen vrager een bedenkelijke scheiding door tusschen ellen-de en verlossing — alsof de laa, tste gekend wordt onafhankelijk va-n de eerste. Juist het tegendeel is het geval, omdat de verlossing in Christus verlossing is, verlossing van de ellende, waarin we verzonken liggen, geeft kennis van ellende, bij wijze van tegenstelling, ook reeds eenige bevatting van de verlossing. Daarom doet ze, ook zonder dat de verlossing nog ervaren is, de verlossing reeds begeeren. En zóó kan ook, wie nog niet het zoet van de vergeving der zonde indronk en nog niet jubelde in de hope des eeuwigen levens, in brandende zielsbegeerte zoeken de verzekering, die Christus door het H. Avondma-al den Zijnen daarvan doet.

En wat nu de laatste vraag aangaat, of het' geloof, ook zonder dat er behoefte is aan het H. Avondmaal, niet door gebed en ervaring kan worden gesterkt — ook deze vraag moet ongetwijfeld bevestigend worden beantwoord.

God gebruikt velerlei middelen om 't geloof bij Zijn volk te sterken. En tot die middelen behooren óók het gebed en de ervaring van Zijn liefde. Zijn ontferming. Zijn macht, Zijn trouw en zooveel meer. En dergelijke geloofssterking valt wel óók te beurt aan die nog niet ten H. Avondmaal kwamen. Wat zou er a-nders worden va, n 't geloof bij onze.jonge kinderen, die nog niet tot het H. Avondmaal werden toegelaten.

Doch al deze arbeid Gods tot onderhouding en sterking van 't geloof, maken het H. Avondmaal niet overbodig en kunnen voor het Avondmaal niet in de plaats komen. Waartoe zou Christus het anders hebben ingesteld? En wie met een beroep op dien dagelijkschen en veelvormigen arbeid Gods het H. Avondmaal ongebruikt zou laten, zou wijzer willen zijn dan God, ongehoorzaam wezen aan het bevel van Christus: „Doet dat!" en in de onthouding van alle sterkende gena-dewerking straks zijn rechtvaardige straffe dragen.

'k Sprak daar van gehoorzaamheid aan het bevel onzes Heeren: „Doet dat tot mijne gedachtenis". Op die gehoorzaamheid moet ik voor m'n vrager ten slotte nog even den nadruk leggen. Heel zijn

schrijven doet me vreezen, dat ze bij hem, als bij zoovelen, ten opzichte van het gebruik des Avondmaals nog al te weinig geldt. Al zijn vragen bewegen zich om „behoefte" en om „genieting". Om behoefte, als voorwaarde tot het toegaan ten Avondmaal, om genieting als het doel ervan.

Maar Christus heeft niet gezegd: „Als gij behoefte hebt" of „als gij eens genieten wilt, eet dan dit brood en drinkt dan dezen drinkbeker"; maar Hij heeft gez^egd: „Doet dat!". Eigen subjectief gevoelen en begeeren in de plaats te stellen van Zijn gebod is niets minder dan beslissing en maatstaf voor onze gedraging te verleggen uit Hem in ons-ze'lven. Het is zelfzuchtig, het is aaixmatigend, het is het omkeeren van alle orde. Het is het tegendeel van gelooven.

„Gij zult mijne discipelen zijn, zoo gij doet wat ik u gebied." En alleen in den weg der gehoorzaamheid worden onze zielsbehoeften vervuld en wordt er zielsgenot gesmaakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's