GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door J. C. RULLMANN.

CIX.

84. IJzer en Leem. Rede ter inleiding _pp het gebed voor de eenige Hoogesohool hier te lande, die op Gods Woord gegrond staat; toen gelegenheid voor dit gebed in de Kloosterkerk te 's-Gra, venhage geweigerd was; in de Fransche Kerk aldaar den laatste van Zomermaand uitgesproken. Amsterdam, J. H. Kruyt, 1885.

De dagen van 30 Juni, 1 en 2 Juli 1885 te 's^Gravenhage doorgebracht, zijn bij' vele calvinisten in gezegende herinnering gebleven. Op', ieder van die dagen toch werden daar samenkomsten gehouden, waarin de belangen van Kerk en Staat besproken, en aan den Heere opgedragen werden.

De lucht zat vol electriciteit. Op' den eersten dag kwam de Gereformeerde Plredikantenconferentie bijeen, in het ^gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Daar hield Dr W. Geesink een referaat over de doleerende Kerk van Rotterdam in den aanvang der 17e eeuw; een referaat, ditmaal bizonder belangi-ijk, nu de mogelijikheid bestond, dat de Kerk van Rotterdam en vele zusterkerken andermaal in doleantie zouden gaan. Daarna sprak Prof. Rutgers over het gezag van de nooit wettig afgeschafte Dordtsche kerkordening.

Op den volgenden dag werd in hetzelfde gebouw de Jaarvergadering gehouden der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden Grondslag, en op den derden dag de Deputatenvergadering, waar Dr Kuyper zijn mandaait als Voorzitter van het Centraal Comité in handen van D^piUtaten zou stellen, met het oog op de aanvallen, waarmee Dr Bronsveld en Ds Biiytendijk tegen zijn leiding waren opgekomen.

Tusschen die drie vergaderingen in had op 30 Juni de Bidstond voor de Vrije Universiteit plaats. Gewoonte was, dat daarvoor een kerkgebouw van de Hervormde Gemeente werd afgestaan. ZoO' was dan ook de vorige jaren te Leeuwarden, Arnhem en Utrecht geschied. Hier te 's-Gravenhage was nu voor dit doel 'de Kloosterkerk aangevraagd. Maar omdat te Kootwijk aap. den eersten candidaait der Vrije Universiteit toezegging van beroep! was gedaan, werd 'de Kloosterkerk door de Irenischen geweigerd. Nu verkreeg men voor dit doel het kerkgebouw der Waalsche Gemeente in het Noordeinde.

Jammer slechts, "dat deze kerk' veel te klein bleek om de talrijke schare te bevatten, die zich reeds uren voor het aanvangsuur daar had verzameld. Honderden moesten teleurgesteld .buiten blijven. Lang vóór den aanvang toch was - er in het kerkgebouw zelfs geen staanplaats meer onbezet. In alle hoeken en doorgangen, en tot zelfs bij het orgel had men zich opeengehoopt. Het kostte Dr Kuyper dan ook moeite om 8 uur den kansel te bereiken. Ongeveer het dubbele van het aantal hoorders, dat men in de Fransche Kerk rekent te kunnen samenbrengen, was aanwezig. En het moet een indrukwekkend schouwspel zijn geweest, zooveel „verjaagden van eiggn erf" te zien saamstroomen binnen de gastvrije deuren der Kerk van de nakomelingen der Hugenoten.

Doch hoe vol ook het gebouw was, - en hoe hoog zomerhitte en gaslicht de temperatuur ook deden stijgen, onder ademloozie stilte werd de inleidende Rede aangehoord. De principiëele gedachte, aan Daniël 2:43 ontleend, dat, gelijk jjzer met leem zich niet vermengt, alzoo ook wat onder menschen andersoortig is, in casu geloof en ongeloof, niet duurzaam kan hechten, werd door den spreker uitgewerkt met een beroep, op. Gods Woord, ide historie, en de conscientie.

Vooraf verhaalde hij een droeve episode uit de geschiedenis der Haagsche Kerk in het jaar 1617, toen aan de Gereformeerden onder Maurits geweigerd werd om de Kloosterkerk te mogen gebruiken, opdat ze daar bidden zouden. De Gereformeerden, zoo oordeelde men toen, brachten de kerkelijke gemeenschap in gevaar. Dies schold men ze „scheurmakers", „schismatycken", „Rijswyckloopers", en hun samenkomst noemde men laatdunkend, „de scheurkerk", waarvan Groen van Prinsterer, toen Prins Mjaurits meê opging, schrijft: „Zoo wierd de Scheurkerk P.rinsenkerk!"

Tot dusver, M. H., gaat de historische herinnering. En zal ik nu, na deze episode uit 1617, u de episode geven uit diezelfde Haagsche kerkelijke wereld in 1885? Maar immers, dit zou op hetzelfde verhaal (nog eens neerkomen. En daarom liever dan u door deze „overtolligheid in het onverkwikkelijke" te vermoeien, constateer ik kortaf, dat èn toen èn nu door den Haagschen. kerkeraad, de gelsgenlieid om te bidden, voor zooveel aan hem hing, aan

de gereformeerden belet is, en dat wel uit vreeze voor scheuring, als protest tegen den onderstelden revolutiegeest, en alzioo om te verhinderen wat in het oog der Irenischen was en is een o n g o d d e 1 ij k werk.

Hier tegenover vinde een woord van dank zijne plaats aan de verzorgeren dezer Fransche kerk, die, uit de dagen der Réfugiés beter geleerd, en alzoo wetend, hoe wreed, hoe hard, hoe weinig finenschelijk het is, iemand zelfs het bidden te willen afsnijden, voor de verjaagden door den Wederduitschen fcerberaad', gastvrij de deuren van hun eigen kerkgebouw ontsloten. Voor al wie Réfugié is, behoudt het geslacht der oude Réfugiés steeds de oude trouw des harten. Want dit doorziet een ieder: mengers van leem en ijzer, mits uit beginsel te zijn, stond eertijds en staat nog aan den "Haagseben kerkeraad vrij, maar Inoch in 1617 noch nu, had hij, ter partijkiezing in den strijd voor zoo allesbebeerschend beginsel, heil mogen zoeken in zoo kleingeestig middel, als de weigering van een kerkgebouw.

En aan het einde van zijn [Rede sprak' Dr Kuyper:

Zoo weten we dan, M. H., dat er voor de School, die ons hier saambracht omdat ze onze liefde heeft, ook daar boven een Bidder, een heerlijk vorstelijk Voorbidder is. En daarom, al had men ons hier ook alle kerken toegesloten, desnoods zou ik gezegd hebben, laat ons dan onder het loyerdak van het Bosch saamkomen, of, moet het, in het open veld ons saamvergaderen, want gebeden mag en gebeden moet er worden voor die zoo kleine en zoo fel bedreigde stichting, die het met den naam van den Christus heeft gewaagd.

o. Zij er dan niet slechts vormielijk gebed, maar veei waarachtig bidden, M. H. Dat zij, die het roepen en bet kermen voor den Heere verstaan, in hun ziele met ons mogen smeeken. Zij het een aanloopen van den Heere als een waterstroom. De zake, die het „geldt, grijpt zoo ontzaglijk diep in, en wie, wie zijn wij, dat we haar ï-edden zouden! Neen, Broeders en 'Zusters, niet van ons en van niemand onzer, maar alleen van den Heere SebaoÜi ban de verbreking dezer valsche vermenginig komen. Niet onze zwakke hand, maar alleen zjjn „arm die met macht bekleed is", rukt eens in de ure, van Hem daartoe verordend, het ijzer weer los van het leem.

o. Laat ons dan toch niet hooge roemen, maar uit de diepe roering der ziele voor onze School bidden. Want waarlijk, Mannenbroeders, ze is no^ in een hangen strijd gewikkeld. Elk oogenblik zou ze nog bezwijken kunnen. Men legt het nog toe op haar dood.

Gebeden, gesmeekt, aangeroepen dan den God van ons vertrouwen; maar ©er ik u in die smeekinge voorga, roept zelven in uw lied naar den Hooge, en heft aan uit Psahn 74 de verzen 18 tot 22.

Daarop ging Dr Kuyper de vergadering voor in gebed; waarna men .hem zingende des Heeren zegen uit Psalm 134 toebad. Toen zegende hij de verzamelde menigte, en langzaam, in eerbiedig zwijgen, ontruimde ziji om over half elf het kerkgebouw, dat dien avond in den vollen zin des woords „een huis des gebed's" was geweest.

Onbeschrijflijk aangrijpend was de indruk, van de uren, hier doorgebracht. Dr Kuyper had' met het hem geschonken meesterschap over, de taal, uiting weten te geven aan wat er in het gemoed z: ijner hoorders leefde.

De schrijver der Haagsche Omtrekken (Diamas) zelf blijkbaar weinig ingenomen met den persoon en den arbeid van Dr Kuyper, schreef:

En toch ontwaarde ik, dat de indruk op d© saamgevloeide menigte overweldigend was. De toehoorders, staande of gezeten, op elkander gedrongen en geduwd, en gestuwd, en zachtkens deinend als een zeevlak, hingen aan des predikers lippen. Meer dan éénmaal ging eene rilling door de schare ... Soms, na eene stilte als des doods, kon ik een zwoegen van borsten vernemen, een zwellend gegons, een gerommel dat den storm voorafging ... En eindelijk, daar brak dan de storm los, in het psalm-en oorlogslied, door geheel de gemeente aangeheven: —

Geef 't wild gediert, dat niets in 't woên ontziet. De ziele van uw tortelduif niet over; Laat, groote God, om een ehaten roover. Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't verdriet!

Een oogenbhk haalden de zangers diep adem, en somber ruischte het weer door de kerk:

Het land is vol van duistre moordspelonken. Van waar 't geweld ons grieft met wond op wond.

Maar, als schetterden plotseling de krijgsklaroenen en als klonken de schelle cymbalen, daar hief de •schare met nieuwe, volle kracht aan:

Rijs op, o God! rijs op, toon uw gezag; Betwist uw zaak, wees onze pleitbeslechter; 't Is meer dan tijd, gedenk, o hoogste Rechter! Wat smaad de dwaas U aandoet dag op dag.

Ook wijlen Professor Dr J. Woltjer heeft ons meermalen verteld, dat-hij Dr Kuyper nooit zóó bezielend heeft hooren spreken als op' dien avond van den bidstond in de Fransche Kerk'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

KUYPER-BIBLIOGRAFIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's