GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CHRISTEN IN ONZEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CHRISTEN IN ONZEN TIJD.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Zij, die het oude geloof door Gods genade hebben mogen behouden, en zicli daaxbij voortdurend mogen en moeten wijden aan den wetenschappelijken arbeid, hebben ook hun moeihjkheden. Moeiten, die juist met de eigenaardige typeering van onzen tijd ten nauwste samenhangen.

In de eerste plaats dit, dat men werkt onder de omstandigheid, da, t de menschen, die naen beïnvloeden wil, anders zijn. Maar ook zóó, dat men zelf anders is.

Spengler heeft in zijn bekende werk: „Der Untergang des Abenlandes" er op' gewezen, dat het een typeerend verschijnsel is voor het ondergaan van een cultuurperiode, van een culttiurleven, dat „an Stelle der Kultur, die Zivilisation" treedt. In, plaats van de ciiltiveering Vfin den mensch komt de verzorging van den „meneer"; in plaats van de opheffing van de menschelijke samenleving komt de v e r f ijn ing van het leven; in plaats van de verdieping, van het inzicht komt de ver breed ing van het blikveld; de handigheid vervangt de genialiteit; en talent wordt met genie ergerlijk verwaxd.

Kenmerk van een krachtig leven is bewustzijn van kracht. Maai in onzen tijd is men op .geen enkel terrein vaia het leven tevreden, en zegt men nergens: wij kunnen. Juist omdat men reeds bezig is aap. de ciyilisatie, en de werkelijke cultuur-taak niet meer ziet.

In dit licht moet m.i. ook de houding van menig christen uit onzen tijd worden verklaard.

En dit zoowel onder de heeren als onder de knechten; zoowel onder de beter als onder de minder goed gesitueerden.

Het „meneerachtig" willen doen, zit velen als in het bloed .tegenwoordig.

Ware beschaving beteekent betrekkelijk weinig in de oogen van de massa. Een Ford is zeker wel zooveel wa; ard als een beschaafd optreden, en voor een luxe-wagen geeft menigeen gaarne ee»i hoofd vol kennis.

En nu willen we allerminst ontkennen, dait degene, die zich heeft „opgewerkt", geen recht heeft op' een „heerenleven"; wanneer hij het leiden kan, dan mag dat, indien hij zich maar rentmeester weet

van zijn God. AVe willen ook in geenen deele loochenen den zegen, door onze christelijk-sociaJe actie over ons christelijk volksdeel gebracht. Zoowel waar zij een •dam opwierp tegen den rooden vloed, als waar zij veel deed op een terrein, waar belangrijke verzuimen waren te herstellen en waar recht en liefde in eendrachtig samenwerken moesten zegevieren.

Maar de vooraanstaanden in deze actie zullen de eersten zijn, om te erkennen, dat hun grootste smart juist daar ligt, waar zij met christenen in aanraking komen, die het in de sociale actie blijkbaar het meest gaat om het „heer-zijn", en die hun christen-zijn zooal niet verloochenen, dan toch ook niet in de eerste plaafs belijden. Die in ieder geval niet zich vrij kunnen houden van den schijn, dat zij alles zien bij het gele licht ©en „sociale vlam", en die als eenige norm van waardeering slechts dit kennen, of iemand voldoende sociaal voelt en meeleeft, terwijl zij zelf zich schier alleen voor dat sociale leven interesseeren.

En tegelijk zijn in den strijd om het bestaian •velen van hen, die opkwamen; , zoozeer „meneer" geworden, zoo hard, zoo ongeïnteresseerd voor geestelijke dingen, dat men de schouders wel móét ophalen over hen. Zij voelen wel het allerminst „sociaal", maar zij voelen ook evenmin teer en ootmoedig.

En bij deze groepen is tegelijk bewondering voor en afgunst op het talent, op den handige: maar men staat te laag om het genie te waardeeren. Er is een verwarring tusschen veel weten van 'de dingen en levenswijs zijn; er is een afkeer van het pogen, om de dingen dieper te zoeken dan de oppervlakte: veel feitenkennis kan men nog tot op zekere hoogte prijzen, maar wie naspeurt den dieperen grond der dingen, wordt spoedig" voor zwaar of reactionair uitgekreten, vooral wanneer men merkt, dat de conclusie van het onderzoek ietwat anders zal luiden, dan den hoorder aangenaam , is.

Nu is deze toestand er eene, die gelukkig ibij betrekkelijk weinigen onzer wordt gevonden. Leiders van allerlei groepen dragen er leed over, dat er zóó zijn; en gelukkig, dat er zulke leiders zijn!

Maar dit alles ontgaat niet aan de aanda, cht van velen, vooral van vele onzer jongere: menschen.

Men ziet de dingen zoo onvast. Wa, ar is de kracht van het christelijk geloof? De eenheid van hetgeen de kerk van Christus is, waar wordt die gevonden? En wat te denken van de gemeenschap der heiligen?

Is er dan nergens bezieling?

En dit alles geeft een gevoel van groote onvoldaanheid. En deze onvoldaanheid spreekt het eerst en het best merkbaar daar, waar men de dingen en de toestanden min of meer overziet, da, t wil dus zeggen, in die kringen, waar men geroepen is»eens leiding te geven; waar men door kennis en breedte van blik althans uitgroeit boven het gewone niveau.

Onbewust evenwel leven ook de eenvoudigen onder den indruk en onder den druk van dezen tijdgeest. En het gevoel van onzekerheid dringt ook bij hen al meer en meer door.

En juist in deze fase van onze cultuur-ontwikkeling komt er een wetenschap' op, die als geroepen schijnt een theorie te geven, waardoor de practische toestand zich gerechtvaardigd mag wanen.

Op het gebied van de geestelijke wetenschappen wil het irra, tionalisme hoogtij vieren. En op' het terrein van de natuurwetenschap dient het relativisme zich aan als een nieuw principe van beschouwing en verklaring der dingen; of, waar het minder pretentieus is, dan toch als een werk-hypothese van hoogen waarschijnlijkheidsgraad.

Het eerste wil een reactie zijn tegen de eenzijdige verheerlijking van het menschelijk vernunft, tegen de pretentie van den menschelijken geest, dat hij begripsmatig alle dingen kan vatten en grijpen. Men propageert de gedachte, dat er vele dingen zijn, die niet door onze gewone „denk-machine" zijn te verwerken. Dingen, die niet logisch kunnen worden nagedacht, niet in begrippen kunnen worden vastgelegd, maar die langs den weg van de visie, de aanvoeling, het grijpen, eenvoudig worden gepakt of... niet gepakt, gegrepen. Ja zelfs de waarheid zelf kan niet „begripsmatig" worden benaderd. En ook de .wetenschap moet al meer door de intuïtieve visie worden gediend.

Natuurlijk botst deze beschouwing op allerlei overtuiging, die (later zullen we zien: terecht of ten onrechte) nu eenmaal algemeen als geldig werd aangenomen. En buitengewoon aantrekkelijk is de opvatting tot welke de prediking van het irrationalisme ons brengen wil; maar evenzeer zijn er in deze opvatting tendenzen, strekkingen, die moordend kuimen zijn voor onze tot dusver beleden theologische inzichten.

Veel meer opzettelijk dient het relativisme zich aan als een besdiouwing, die de oude palen doet verzetten.

In een artikel over E i n s t e i n s opvattingen jubelde het Berlijnsche weekblad „Das Tagebuch" (II, 8, 26 Febr. '21): „het is de grootste en meest besliste gedacht-e: absolute waarden bestaan niet. Ongekende zaligheid breekt los bij dit belijden. Over het starre absolute fladdert de losgelaten ik-vrooiijkheid. Met de religie is 't nu uit. Want rehgie is het rijk van het absolute. Alles keert zich om en wordt omgekeerd; iedere beweging is van gelijke waarde met de andere, overal zijn zielen-' middelpunten. Het vliegen van de ziel begint. Heerlijk, heerlijk, heerlijk. Dat is de geweldigste ommekeer sinds duizenden jaren.

Ontwaakt! Geniet!”

Wanneer dergelijke ideeën met de noodige passie worden verkondigd, dan kunnen we begrijpen, dat er meer dan één geschokt wordt en zich afvraagt, of nu inderdaad niet alles los staat en wankelt.

Daarbij komt dan dat, feitelijk onafhankelijk van de natuurfilosofie van het relativisme, zoo-als Einstein het leert, zich een ander soort relativisme heeft baan gebroken. Immers er is een neiging om — hetzij dan onder den indruk van het irrationalisme, hetzij als consequentie van een soort ethische theologie — een subjectivisme te prediken, dat feitelijk de vaste gronden der waarheid doet wankelen. Een subjectivisme, dat alles relatief ziet, en met het absolute en zekere wil breken.

Bovendien leeft hier en daar* het gevoel, dat men in onzen kring wel eens wat ver gegaan is misschien met apodictische uitspraken. Dat welhcht soms eens iets als het eenig juiste beginsel is verkondigd, dat later toch onhoudbaar bleek.

Zoo kan iemand, die niet juist onderscheidt, den indruk krijgen, dat ook onder ons er een zeker wankelen is, hetgeen hem dan ook twijfelen doet aaji de zekerheid van de groote waarheid onzer belijdenis. En zoo wordt de geheele toestand een oorzaak van druk voor het geestelijk leven.

Daarbij komt dan weer, dat ook onder hen, die tot de meer overtuigde christenen worden gerekend, zoo dikwerf een gebrek is aan blijmoedige geloofsovertuiging. 'Gebrek ook aan geloofsgehoorzaamheid. Trouwens tusschen die twee bestaat maar al te zeer oorzakelijk verband. AVaar het geloovig gehoorzamen afwezig is, waar men niet op' Jezus' Woord zich gevangen geeft, waar het geloof met „als-en" en „ma.ar-en" werkt, daar blijft de geloofsverzekerdheid uit. En dit doet schade, niet alleen aan hem, die zoo klein van geloof is, maar ook aan heel de samenleving van christenen. Men vindt niet het blijmoedig idealisme, dat toch het geloof zegt te bezitten.

En dan — welke is de toestand van vele der gezinnen van do christenen van dezen tijd: In maar al te veel gevallen geeft men er de voorkeur aan „civihsatie", „meneerachtigheid" te toonen, meer dan te beleven de waarlijk christehjke levenshouding. Men laat het beste, wat er a, an beschaving is, de cnltuur van Christus' hoogepriesterlijk volk, zoo spoedig en zoo gemakkelijk glippen, om mee te doen met wat in de wereld, de „bon ton" heet.

En zal men van jonge menschen uit zulke gezinnen waarlijk een optreden, dat de weerstand van een christelijke opvoeding toont, verwachten? En hebben de kinderen uit zulk een gezin de kracht en de beteekenis van het christelijk geloof in heel het leven, ook maar in de verte gezien?

Zoo is er aan allen kant gevaar en onzekerheid.

__ Zoo oefent onze tijd op allerlei manier invloed.

Men zal zeggen, dat het beeld, dat op! deze wijze wordt geteekend, niet opwekkend is. Ik weet dat. Maar het is noodig oofe de schaduwzijden te zien. We ijioeten eerlijk bekennen, welke (ie werkelijke toestand voor velen is.

Ook al moeten we ons, als steeds, voor overdrijving wachten.

Want, dat er, meer dan men wellicht vermoedt, onder de „twijïelenden en geschokten" ook zijn, die deze constellatie als een voorwendsel gebruiken, om /ich van den dienst Gods, en van het kerkelijk leven speciaal, af te maken, staat wel vast. Deze zouden steeds en onder alle omstan-

digheden afwijken, eenvoudig, wijl zij verkiezen de wereld lief te hebben.

Maar ondanks het bestaan van dezulken, blijven er toch ook vele ernstigen over.

En er zijn onder de besten van onze (jonge) menschen velen, die werkelijk als een vreemde in hun eigen wereld staan. De vragen laten hen niet met rust; en met hoeveel heimwee ze ook uitzien naar dat vaste, krachtige geloof vol overtuiging, ze schijnen het niet te kunnen vinden.

Is het wonder, dat bij velen van dezulken, die zien, hoe «r in de w; ereld zooveel is, dat het leven verrijkt en vermooit, de vraag opkomt, of we niet, ook als christen, de taak hebben, op het breede terrein van de , algemeene genade, meer daar tot dusver onzen invloed te laten gelden'?

Kunstzinnige naturen onder hen gevoelen zich veelal meer aiangetrokken tot het milieu, waar men zich met muziek en zang, met voordraiciit en poëzie bezig houdt, dan tot den kring, waar het kerkelijk en godsdienstig leven een eerste plaats inneemt in gedachte en gesprek. Omdat men over het laatste meer praat dan serieus denkt; omdat men meer woorden dan daden merkt, naar het hen toeschijnt.

En hoewel zulks niet is goed te keuren, is dit bij een dergelijke constellatie toch te verstaan.

En het gaat er toch in de ©erste plaats om, elkander te begrijpen.

Want niets stoot meer af, dan een vermaning, die, zonder dat men ook maiar in de verte wordt begrepen, als een koud waterbad over een mensch heenvalt. Waarbij dan nog komt, dat wij menschen in ons diepte wezen er van overtuigd zijn, dat koud water in den regel ook uit een koude kraan komt.

Het: eerst begrijpen, en dan ingrijpen, moet ook ons regel , , geven.

Edoch, niet enkel hier is gevaar.

Oók daar, waar men neiging heeft om degenen, die het zoeken in kunst en schoonheidsgenieting, te berispen, liggen dikwerf fouten, gelijk we zagen.

Fouten, die evenzeer moeten worden erkend. En bestraft.

Maar we zouden den tegenwoordigen toestand groot onrecht doen, wanneer we het bij de teekening van het heden, enkel hierbij lieten.

Voor we in een volgend artikel nagaan, wat vereenen kan, moeten we er op wijzen, dat er wel degelijk nog een kern is, die een sterkte beteekent voor ons christenvolk en voor onze .cliristelijke actie.

Onder de eenvoudigen en onder hen, die nu niet bepaald tot die eenvoudigen kunnen worden gerekend, zij er nog velen, die , vast staan in da belijdenis der beginselen, en die werkelijk het geslacht der vaderen niet ontrouw zijn geworden. Nog pas werd opgemerkt, dajt er in velerlei opzicht van een „bloei" van het gereformeerde leven kan worden gesproken.

Tegenover de honderden, die een gevoel van onvoldaanheid niet van zich kunnen afzetten, staan duizenden, die in alle gevallen, waar het nijpt, zich mannen van stavast toonen.

Ja, er is meer.

Men zou geen recht doen aan degenen, die „onvoldaan" zijn over den tegenwoordigen toestand, wanneer men niet oimaiddellij'k zou toegeven, dat er ook onder hen zeer velen zijn, die pal staan voor het beginsel. En wier bloed misschien zelfs kruipt, ook daar, waar het niet kan gaan.

Maar daarover gaat het ook niet allereerst.

De hoofdvraag, die ons bezig houdt is deze: wie is de christen in onzen tijd en hoe is hij door dien tijd beïnvloed? Wat is het gevolg van den geest van den tijd voor het breede christelijke leveai, en welke typen komen met elkaar in aanraking, of tegenover elkander te staan?

Of wilt ge het nog concreter: in welken toestand vinden we elkander, en hoe moeten we samen vooruit?

En wanneer we over die vragen spreken gaan, dan maken we onmiddellijk ééne reserve.

Er zijn er misschien hier of daajr zeer weinigen, die, om welke reden dan ook, steeds den , , malcontente" spelen. Daar zit dan vaak een bepaalde levenservaring , achter. Wat zij' zeggen is gemeenlijk ietwat „zixur" en hun opmerkingen zijn steeds zóó, dat men vraagt: wat bouwt ge daarmee?

iWisschien zijn dezulken niet onder ons aanwezig. • Miaai" men vertelt, dat ze er zijn. Dezulken schakelden we bij onze beschouwing uit.

Want immers zij dwalen.

Hoezeer het ook droef is, dat iem: and in een ongezonden geestelijken toestand is, hoezeer zoo iemand ook, wanneer hij eenigen invloed heeft, anderen onder den indruk van zijn woord kan brengen — men kan over zoo iemand niet in een krant gaan schrijven. Zijn dominee of zijn kerkeraad moet hem maar eens opzoeken en troosten.

Maar wellicht is het wel laster, dat er van die menschen onder ons zijn.

Ik hoop het van harte.

Gods werk wordt alleen daar gebouwd, waiar menschen zich in Zijn kracht tot bouwen opmaken. Niet waar zij begeeren af te breken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CHRISTEN IN ONZEN TIJD.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1924

De Reformatie | 8 Pagina's