GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eros of Christus. I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eros of Christus. I.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Die liefde is de vervulling der wet", zegt de Schrift.

Maar de monsch van deze eeuw heeft de stelling omgekeerd.

„D'e wet is de vervulling der liefde, " zoo heeft hij gezegd.

En als hij het zoo zegt, dan is „wet" voor hem het Woord, het objectieve gezag, het groote gebod. En , , liefde" noemt hij dan zijn Eros, de verbinding tusschen hemel en aarde, de uitgang der ziel tot alle levensding. Die liefde nu schuift zich als dragend fundament ónder de wet; ziji maakt dus de wet, waaraan zij' het wezen geeft uit zichzelf. Zij is de wetgeefster bij uitnemendheid.

En waar de bijbel de wet schuift onder de liefde, als haar draagkracht en haar eenigen maafstaf, daar plaatst de moderne mensch de liefde onder den opbouw der hoogere religieuse moraal; de liefde heeft alleen gezag voor hem, want zij is souverein in zichzelf. Eros, liefde, wordt tot wet; en haar vervulling, haar volwording is de vreugde der wet; het uur, dat de liefde doet rijpen, is tegelijk het uur van de afkondiging der wet, het uur, waarin de geboorte van de wet heeft plaats gehad.

Diaarom heeft de liefde niet te vragen naar de wet, noch te rekenen met „gezag", want alle gezag, dat niet uit de liefde opkomt, is maar een waan, is slechts roof, gepleegd aan de majesteit van de liefde als opperste rechtspraak.

Het was dan ook geen vergissing, doch het was volle ernst, toen de dichter P. C. Boutens zijn bundel „Sonnetten" inleidde met het woord van Sokrates uit „Platoons Drinkgelag", dat van Eros spreekt, aldus:

„Waarom is het dan, dat ik beweer, dat een ieder man Eroos behoort te eeren, en ik zelf hem eer en mij bij voorkeur in zijn onderwijs oefen en de anderen daartoe aanspoor en zoo nu als altijd de macht en mannioedigheid van Eroos loof voorzoo-ver ik bij machte ben? "

Met volkomen eerlijkheid wordt hier erkend, dat de verheerlijking van Eros aan Sokrates ontleend is.

Naar Soki'ates, deels ook naar Plato moeten dus onze gedachten even terug.

Sokrates (470—399 vóór Chr.) heeft het woord „eros" nog min of meer bewust vastgehouden in zijn oorspronkelijke beteekenis. „Eros" toch beteekent , , liefde"; in de grieksche fabelleer is Eros de god der liefde, die Psyche, de menschelijke ziel, door loutering heen, voert tot gelukzaligheid in de aanraking zijner liefde.

Aan deze idee van liefde nu, gelijk die in den naam „Eros" verscholen ligt, herinnert Sokrates nog in de verte. Voor hem is Eros de liefde, die de menschen van hoogere streving in onderlinge toenadering en geestelijk verkeer veredelt en opheft; vriendschap en gevoel van wederzijdsche toeneiging tusschen leermeester en leerling is bij hem dan ook de „erotiek", die beider i^eest zuivert en verheerlijkt.

Verder nog wordt het begrip , .Eros" door Plato uitgew-erkt en omgebogen. Volgens Plato (427—347 vóór Chr.) heeft de ziel een voor-bestaan, waarin ze de objectief bestaande ideeën schouwt, zij ziet die ideeën in haar voor-wereldlijk bestaan en dat wel in een niet-lichamelijk w-ezen. Komt nu die ziel later in het lichaam en doorleeft zij het leven van de aarde, het leven van dezen tijd, dan treedt ze in aanraking met de w e r k e 1 ij k h e i d. In die werkelijkheid herkent ze de i d e e ë n, die ze eerst in haar voor-bestaan had gezien, en die ze thans belichaamd vindt in de werkelijke dingen. Zoo roept de werkelijklieid, die de ziel ontmoet, de herimiering wakker aan die verloren ideeën, die vroeger aanschouwde beelden en voorstellingen. En uit die herinnering, uit de worsteling om de idee in de werkelijkheid terug te vinden, ontstaat hu de filosofie; en de liefde tot die ideeën, dat is Plato's „eros". Zij is de drijfkracht der filosofie; zij is de overbuiging van de ziel tot de machten die zij zoekend en onderzoekend vindt; en door deze erotische drift geraakt de ziel tot waarachtige kennis.

Deze Eros-gedachte nu is in den loop der eeuwen door de kunst op haar wijze nader uitgewerkt.

En dat onze nieuwere letterkunde er weer mee naar voren treedt, is voornamelijk aan Jacques Perk te danken, of, te wijten, al naar men de dingen ziet.

Perk (gestorven in 1881, op 22-jarigen leeftijd) heeft den opbloei der nederlandsche letteren na 1880 voorbereid; en daarom is zijn werk altijd van beteekenis; heelt Kloos Perk niet geschilderd als den goddelijken faun, die voor het eerst het gemaniereerde gezelschap van heeren en dames, die zich aan den disch des roems te goed deden, met zijn frissche natuurlijkheid heeft opgeschrikt?

Jacques Perk heeft in Mathilde, den bekenden sonnettenbundel, getoond, het begrip van „Eros" op eigen wijze weer te willen benijderen. Eros wordt hem de macht, die de schoone ziel optrekt naar het goddelijke; Eros is de kracht van verlangen, dat uitgaat tot het waarachtig Schoone. De invloed, de nawerking van den middelceuwschen Eante valt hier duidelijk op. Dante, evenals Petrarca, heeft de Platonische Eros-gedachte verbonden aan zijn ideale vrouwengestalto: Beatrice; die toch is voor hem het symbool der zuivere, schoone liefde; haar lach voert hem op en voedt jiem ook op tot de werkelijkheid en opent die voor het oog; Beatrice, nu gezien als heeld van zuivere liefde, brengt in tot het nieuwe leven; zij in de weg, waarlangs de opgaande gedachten God vinden kunnen. En bij Petrarca wordt de Laura-gestalte eveneens het ideaal, zoo ge wilt, het idool, van deze schoonheidsvereering. Als Petrarca voor het eerst Laura ontmoet. Goeden Vrijdag 1327, dan verduistert de zon, uit medelijden met haar schepper; dan bloeit de liefde op, en die liefde voert hein

langs den stellen weg der geestelijke inspanning tot liet hoogste Goed, tot de volmaakte Schoonheid.

Zoo is de Eros-gedachte reeds ingedragen in de litteratuur der groeten. Straks volgen de kleineren. En over Ronsard, Keats, Philip Sidney, Shelle-y, (denk aan zijn Epipsychidion) loopt de weg ook tot Perk.

Aan Beatrice van Dante en Laura van Petrarca herinnert immers Mathilde van ï'erk. i) In haar ontdekt hij de zuivere idee der schoonheid; en het is Eros, die hem uit doet gaan tot het hoogere zijn, dat in en door Mathilde zich in zijn leven verwezenlijkt. Eeze leergang van Eros wordt voor den dichter van-: zelt temp el gang; langs Eros' wegen bloeit de zuivere liefde, de waarachtige religie op, naar hij zegt. Mathilde is een vrouw van vleesch en bloed; en zij heeft iegrippen, die de dichter niet aanvaarden kan; want in dog-niatisch opzicht verschilt zij, de geloovige Roomsche, van hem, den critischen geest. Maar het is Eros, liet is de inwendige Liefde, die hem het diepere wezen ^"an iMathilde doet zien; en nu wordt zij hem in •gouden glans ontdekt; ze wordt hem: de heilige maagd, symbool van schoonheid en licht.

Ja, Eros voert den tempel in, als hij Mathilde want de Moedermaagd van Mathildes ^ogmatisch §eloof is voor den dichter niet meer noodig: is Malliilde zelf wel iets anders dan „ Moedermaaigd"?

Gij wijst mij naar de Moedermaagd, ik waan Mi) in aanbidding voor haar weggezonlten Paar voel ik me eindeloozen vree geschonken: Ik zie naar haar — Mathilde, ü bid ik aan:

Gij, die de Moeder mijner liefde zijt, Zijt Moeder Gods, want God is mij de Liefde: U zij mijn hart, mijn vlammend hart gewijd!

Een kerk rijst allerwegen aan uw zij -

.De school van Eros maalct dan ook de profetie, < iie van buiten zou willen komen, overbodig, ja, zulke profetie zou bij deze klaarte van zien een vondst der leugen zijn. Want

.... ieder minnend hart is kunstenaar —

De kunst is heiige liefde en leeft van sterven.

Daarom kan de dichter straks Mathilde, de vrouw van vleesch en bloed wel missen, als Eros den band maar legt tusschen wat beneden en wat van boven is. Dan immers zal hij de zuivere liefde, de waarachtige heiligheid wel vinden. Ja, God zal hij ontmoeten: Eros' hand leidt den zoeker met grooter zekerheid dan het dogma ooit kan geven:

Het floers is weg van de eeuwigheid geschoven.

De Godheid troont .... diep in mijn trotsch gemoed; en in die ontdeklcing komt de ziel hoog boven het „onverstand en de zielevoosheid" der twistende menschen uit. De menschen met hun dogmatisch onverstand disputeeren over God en het Goddelijke; hen brengt het objectieve Woord niet verder dan de duif en den sperwer, die eens twistten over het wezen Gods: de duif vond God een wezen, zooals zij zelf was: innigzacht, met donzen wieken; maar de sperwer had een andere voorstelling: zijn God is sterk; iiij „heeft vlucht en kracht; en kan opeens uit hooger luchten vallen, en die 'Volmaakte laat een juich-loreet schallen, wanneer zijn schoone neb een doffer slacht". Maar de twist der twee is puur onverstand; de - wijze uil merkt al schamper op, dat ze toch allebei God met vleugels den^cen; en dat dus beider voorstelling, hoezeer in onderdeelen uiteengaand, een gemeenschappelijken trek vertoont in de uitbeelding' van een god naar het beeld van elk voor zich. Maar hooger wijsheid leert Eros aan den dichter. Immers: op „'s levens rots gebarsten", is het enge geloof der dogmatische denkkracht overwonnen. Eros, de van binnen ontwakende drang-tot-kennis-door-de-liefde, leidt tot de hoogste geheimen op. Door de vrouw, Mathilde, komt de dichter tot de natuur; door de natuur tot de hoogste schoonheid, het waarachtig zijnde. Mathilde, de werkelijke, is tenslotte heengegaan; zij bleef zichzelf. Maar de dichter groeide boven zichzelf uit; door Eros werd hij kunstenaar, die de godin der Schoonheid ziet dagen. En che Schoonheid wordt aangebeden; het Onze Vader wordt niet meer gezegd tot een transcendenten God, die hoog in den hemel woont, maar het wordt tot de Schoonheid nu gebeden:

Schoonheid, o, Gij, wier naam geheiligd zij, üw. wil geschiede; kóme Uw heerschappij; Naast U aanbidde de aard geen andren god! Wie eenmaal ü aanschouwt, leefde genoeg: Zoo hem de dood in dezen stond versloeg.... Wat nood? Hij heeft genoten 't hoogst genot!

Zoo wordt de vergankelijke Mathilde in de school van Eros gesublimeerd tot de eeuwige godheid; Eros geeft méér dan goden schemering. Hij laat de godheid lichten, met stralen om de slapen.

En Willem Kloos kan nu jubelen, dat „in Matliilde de Liefde e i n d el ij k ook óns volk verschijnt, als wie zij bij 'alle groote dichters van alle tijden geweest is.... En hiermede", zoo zegt hij, „heeft onze literatuur zich vastgeknoopt aan het liefelijkste en verhevenste van wat de verzonken geslachten hebben gezongen, aan de ideeën en idealen van een Plato, aan de bedwelmend-zoete mystiek van den vader der Italiaansche humanisten " 2)

En voordat een calvinist verwijten wil aan Kloos, dat hij ideeën noemt, wat droomen, en idealen wat idolen, afgoden, zijn, dient hij, wil hij eerlijk blijven, zich te herinneren, dat behalve de humanisten, ook de theologen wel .meermalen den weg gebaand hebben tot deze Eros-verheerlijking.

Over die theologen daarom ook een enkel woord.


2) Volgens eigen verklaring van Perk in den Spectator "«» 3 Sept. 1881.

2) Vg. de uitgave vaa Perk, van S.-L. v. Looy, Amsterdam en Dr J. A. Nijland, Jacques Perk, Amsterdam, L. J. Veen, 1906.

P.S. Plaatsgebrek was oorzaak, dat dit artikel de vorige week bleef liggen. — Red.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Eros of Christus. I.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's