GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

P0PULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

P0PULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eros of Christus. IX.

We spraken van Franciscus van Assisi als een vertegenwoordiger van de geestelijke erotiek, die daarom bizonder de aandacht vraagt, omdat hij zijn navolgers vindt en zijn lofzeggers in onzo eeuw.

Nu heeft juist een man, die in de diepste levensvragen aan hem verwant wil zijn, ik bedoel Max Scheler, het eerlijk aangedurfd, hier ronduit te spreken van „haeresie". Franciscus, zegt hij, moge dan al met zijn liefdesspel, dal tot de bloeiende wereld en iden bloedenden Christus en den schoonen G-od uitgaat, niet een v e r s t a n d e 1 ij k e haeresie hebben vertoond, zijn hart was toch in de ketterij verstrikt)

En wie kan dezen ijian tegenspreken, wie, die met calvinistische levensovertuiging tot deze geestelijke erotiek critiscli nadert?

Scheler 1) heeft erop gewezen, dat achter de erotische vreugden en smarten der dichterUjke ziel ligt het „eenheidsgevoel" van den menschelijken geest; de mensch voelt zijn eenheid met al wat is, zoowel met de stof als met den geest; en het is Eros, die, om zoo te zeggen, de eigenlijke „ziel" is in de wereldziel. De verwantschap van den mensch met heel de wereld om hem heen wordt tenslotte als diepere eenheid gezien; de grenzen der onderscheiding tusschen mensch en niet-mensch worden straks uitgewischt; en de mensch viert het feest der aUiefde, die zijn religie siraks wordt.

Maar dit noemt Scheler dan ook het heidendom.

Want dit antieke heidendom is eens overwonnen en tegengesproken door het christendom. In dat christendom ging hot niet om samensmelting met de natuur; hot christendom legde den eisch van de „dooding" aan de conscientie voor; het teekende de wereld, ook in haar bloeien en lachen, als een wereld, waarin de vloek brandt, die daarom vóór de groote Bruiloft Gods komen kan, eerst moet uitgebrand worden. Dat christendom heeft wel gezegd, dat men Christus moest „aandoen", maar die Christus bleef toch de Heer, de wettige eigenaar der kerk, verheven boven haar smart, gelijk Hij uit den rijkdom van zijn eeuwigheid tot haar leven eerst was ingegaan. Wat de natuur, de schepping biedt, zelfs wat de geschapen menschheid van Christus doet aanschouwen, het is niet genoeg, en het geeft ook geen adaequate kennis Gods; de natuur moet belie e r s c h t, en voorzoover noodig, gezuiverd worden. Tot de natuur kan de ziel niet afdalen in het eenheidsgevoel der natuurliefde, maar hij moet haar knechten en aan zich onderwerpen; zoolang er paradijswinden waaien gebeurt die onderwerping zonder strijd, maar is de zonde ingetreden dan vraagt ze de worsteling. In beide gevallen is evenwel de erotische bruiloft van gelijken uitgesloten; immers natuur en geest prediken beide de ó n g e 1 ij k h e i d. Wat de natuur kan doen in paradijzen, dat is: ingrediënten aanvoeren voor de bruiloft van God en mensch; maar dat is dan ook haar hoogste privilegie. En nu de wereld in zonde gevangen is, nu kan de natuur niet anders • dan uitzien naar de openbaring der kinderen Gods, die ook haar verlossen zal van den vloek en haar het bruidstapijt zal laten weven voor den vloer, waarop Gods voet nevens dien der menschen treden wil.

De erotische liefde gaat daarom tegen de christelijke in.

De eroticus ziet op naar de sterren; Dante eindigt elk poëem in zijn trilogie met de sterren; want de weg naar het licht is de weg naar de gelukzaligheid/ Maar de Bijbel ziet de sterren uit den hemel vallen; en de zon zal versmelten en de maan wordt als bloed, eer dat die groote en vreeselijke dag der bruiloft komt, der bruiloft van God.

Erotische liefde laat den glimlach van Beatrice worden tot den glimlach van het heelal; zoo komt uit de schepping zélf de maciit, die, voert in de aanschouwing der ongesluierde schoonheid. ^) Maar de Bijbel laat de hand van den Hèrschepper alle tranen wisschen van de oogen, tranen, die de schepping niet heeft kunnen drogen; want de schepping is zelf een sluier om de schoonheid van God; en door de zonde is de sluier gescheurd; de schepping geeft niemand volle ontsluiering van Schoonheid of van God.

Erotische liefde ziet in horizontale richting eerst uit naar de schoone zielen en de schoone beelden, die baar den weg kunnen wijzen naar boven, in opwaartsche richting. Vandaag is het Beatrice van Dante en morgen zijn het de bloemen en de vogels van Franciscus en nog later is het voor anderen Marjon van Frederik van Eeden, Marjon, die in Johannes' ziel overwint door de liefde en de liefde in zijn hart ook doet overwinnen.' Maar Van Eeden zélf bewijst, dat Marjon ongenoegzaam is ais het verlangen uitgaat naar den waarachtigen Christus. Jan Ligthart heeft zijn studie over het eerste deel van den kleinen Johannes besloten met een gedicht: „Aan Windekind"; de laatste regel daarvan luidt:

't Is alles Zonnekind, wat door het Zonlicht leeft.

Maar het tweede deel van den kleinen Johannes en het derde spreken reeds andere taal: de brandstapel van Pan is er al; de natuurdroom heeft dus afgedaan. Dan komt „de Geleider", die Johannes' ziel verder onderwijst. Met de liefde, met Marjon alleen komt Johannes er niet; het moet naar Christus; en zoo kan op het vers van Ligthart het „weerwoord" volgen van Dr Ph. A. Lansberg:

Nu heeft met Marjon zich de ziel verheven

En vind' in Christus rust ton eeuw'gen leven.')

(Sedert heeft Van Eeden de kerk gevonden en, al is het de Roomsche, die Beatrice wel verdragen wil, I15 beeft toch de openbaring erkend als noodzaak op den weg tot God. En hij heeft zijn „engel-bewaarder" gevonden, die hem meer geeft dan de gezaligde geliefde van Dante, want hij onderwijst verlossing, en genade. Windekind spreekt van lente, Marjon zingt ean zomerlied; maar ook tegen den dood geeft in herfst de openbaring vertroosting.

Nu voel ik weer, getrouwe Wacht 1 uw wondere presentie. En in het woud verkondigt zacht October's gouden looverpracht .des Eeuwigen clementie, dat eens de mensch, uit droeven val verrijzen zal... verrijzen zal. *)

De engel-bewaarder van Van Eeden is ons liever dan Marjon en Pan en Windekind; want hij lijkt op den engel-verklaarder, den angelus interpres, met wien de profeten alleen kunnen bestijgen de trappen van de aanschouwing van Gods waarheid. 1 Dit betuigen al de profeten van Israel, en alle pro-.feten van het Nieuwe Verbond, voor wie de groote Engel-verklaarder geworden is: Jezus Christus, die van boven komt, die God is en bij God in den beginne was:

De omkeering van Van Eeden is in zooverre althans een prediking tot de velen, die als Hélène Swarth, de poëzie vergoddelijken, en haar dan laten samenvallen met den Engel, wiens wezen met dat VcOi Jez^^ saamvalt.

Want do erotische weg tot God is telkens v/eev door de menschen gezocht, juist dan, als de stem der profetie niet meer krachtig klonk. Bü zonden der dichters, die ook in hun geestelijke erotiek vragen, of, als liefde zonde is, wel zoeter men kan dwalen, zij zijn voor een groot deel de reflex van de vei^ sliapping van den geest der profetie in de kerk. Dianto is Rome's kind in een tijd, die Rome elke erfenis laat aanvaarden, zonder dit nieuvve schat.en gevonden worden. Franciscus van Assisi is in zijn erot'ek, tof zeer daarvoor theologische argumenten vrijpleitende

redenen kunnen opvullen, toch grootendeels kind van zijn tijd; Scheler 'heeft herinnerd, niet ten onrechte, aan den samenhang tusschon Franciscus troebadoerscliap van God en de troobadoerliedebens van de Provence niet haar erotische vervoering en beroering.^) De hefde tot God en tot Jezus ontleent in zulk© dagon haar woorden en haar emblemen uit den voorraad der wereldlijke zangers. Doch in de dagen van de profetie, als z ij ontwaakt tot sterker getuigenis, is het geestelijk lied het wereldsche vooruit en zingt met eigen stem.

Want van Eros zongen de heidenen ook.

Maar het christendom heeft met zijn „agape" de liefde aanstonds vergeestelijkt. Als Christus Petrus tot driemaal toe vraagt: hebt gij mij lief? dan wordt de spanning in den dialoog gebracht juist daardoor, dat (Christus van de liefde, die zich in uiterlijke vormen openbaart en die - aan uitwendige zelfbetuiging zichzelf nog opheffen wil (philein) Petrus' ziel opvoert tot die hoogere liefde, die niets uiterlijks overhoudt, •die den afstand tusschon God en mensch torst en tiotst, die alle zinnelijkheid overvnnt en geworteld wordt i'i don Geest (agapaan). En eerst toen Simon 'Petrus, ae zinnelijke, de heftige, óók van die hoogere liefde kon zeggen, dat zij was in zijn ziel, eerst toen kreeg "ij zijn mandaat: weid mijne schapen. Daartoe heeft ook behoord: de uitlegging van de waarheid omfreni den Christus Gods.

Wij willen 'daarom den weg van Eros niet op. Eros blijft, staan bij het oogenblik, en kan ook in Christus' doodsnood wellust') vinden: het roode bloed! Het Evangelie teekent evenwel een Christus, die om den no o d slechts het kruis torst en zijn roode wonden zijn niet om te streelen, maar om neer te slaan elk, tot wien de stem komt: dat hebt gij gedaan!

Eros speelt, gelijk alle liefde speelt. Maar de tdiristus der Evangeliën heeft te allen tijde haast. '"'jn Vader werkt altijd, en Ik werk ook."

Eros heeft alleen vrienden, vrienden en broeders. Maar Christus zegt iets daarbij: gij zijt mijne Wtónden, zoo gij doet, wat 'ik u gebied. Het liefdeverbond, dat in de lusthoven van Eros rosschen Christus en de ziel gevierd wordt, verbindt twee g e 1 ij k e n; want de erotiek kan slechts leven ^jUi de gelijkheid der gelieven. En spreekt zij van Plaatsbekleeding, dan is die wederzijdsch. Maar de hooge verbondsgedachte, waarin de Bijibel de religie ^^t opkomen, spreekt wel van een verbond, dat wel ^^e „deolen", twee partijen heeft, God en mensch, ™aar tegelijk houdt zij vol, dat het verbond in wezen "^ in bestaansgrond „monopleurisch", één-zijdig is; dat het alles uit God is, dat Hij souverein de voorwaarden bestelde in het verbond en niet de gel ij k h e i d der bondgenooten.

De liefde van Christus is niet die van Eros.

Eros heeft in de mythologie der Grieken de liefde gewekt; maar die de versmade liefde wreekt, dat is zijn broeder en gelijke, Anteros.^) Alzoo is niet de Christus. Z ij n liefde is de hoogste en heeft dus het hoogste gezag; zij is krachtens eigen aard en wezen met de souvereiniteit bekteed. Daarom kan men in Eros' school wel leeren, dat de liefde vroolijke uren bereidt; maar Eros is Anteros niet; de liefde van Eros predikt niet, dat zij ook wreken komt. Maar het Evangelie doet zien, dat Christus zichzelf den dienst van Anteros bewijst: kus den Zoon, anders toornt Hij'. De liefde, die zóó souverein en transcendent is, wreekt zichzelf over haar versmading. En het geweldige van die liefde, deze verheuging met beving, kan niet Eros, maar alleen het Evangelie prediken. 'Eros heeft wel', maar het Evangelie heeft tenslotte geen behagen in Van Eeden in de Passielooze Lelie:

Nu wint ge liefde en lied! Zoo geeft de hemel en de zon. Zoo geeft Gods liefde groot Ook waar zij nooit ontvangen kon Uit louter minnen s-n o o d ....

AVant 'Gods liefde is geen nood, maar kracht en genade; en redenen „nam" zij uit zichzelf; en haar doel is altijd tot wederliefde te wekken.

Hier raken wij tenslotte de vraag naar het doel der religie. Zij is: Gods gaven Hem teruggeven. Eros speelt het spel der liefde, want liefde heeft nu eenmaal haar „nood" en ze móet daarom wel zich uitleven: achter deze liefde is geen doel; Eros leert het goede werk niet. Maar voor het Christendom en de calvinistische belijdenis heeft Gods liefde ons gewekt tot wederliefde: het goede Werk is de kroon der verlossing. Erotische religie kent de jacht niet tot het goede werk, dit is haar schrikkel'ijkst vonnis. Daarin gaat zij met al haar religieus gebaar als irreligieus voor Gods oog ten onder.

Want aan Job antwoordde God uit een „onweder". De liefde koerde weder mèt het "werpen van den bliksem; en de immanentie Gods werd beleefd in het uur, toen Hij transcendent zijn vuurschijnen wierp in bliksemen over Jobs hoofd, om daarna Zijn gloed te ontsteken in Jobs hart.

Eros speelt wel, maar schuilt dan ook voor het onweder.

Vrijmoedig dringt hij dan ook God zijn woorden op; maar even vrijmoedig onttrekt Hij zich aan het antwoord van Hem, die spreekt in het „onweder".

Eros leert wel spreken, maar niet hooren.

En waar „de liefdelyriek wordt opgeheven om do reinste liefde, de unio mystica, tusschen God en de ziel te vieren", daar is wèl plaats voor de sublimeering der natuur en van haar loop, maar daar is geen plaats voor den „Prediker", die de natuur met haar kringloop vermoeiend achtte, juist omdat de natuur niet sublimeert, maar haar ommegang steeds herhaalt.

De Prediker heeft dan ook tenslotte troost gevonden, niet in de natuur, die niet kan sublimeeren, maar in God, die den ommegang heeft gebroken door het Woord der genade. En deze God heeft straks met de gansche schepping zijn gemeente verheerHjkt in de opvaart van Christus, die ons mede heeft gezet in den hemel.

Daarom is Eros onvruchtbaar.

En wie meenen mocht, dat de critiek van een calvinist op deze zielsverbeidiiigen den tijd niet bijhoudt, maar naar den antieken Calvijn teruggrijpt, die bedenke, dat de stem van Otto niet voor niets het pleit gevoerd heeft, juist nu weer, voor het ondergaan van het antwoord van Hem, die Job antwoordt uit een onweder; en die in stormen Jobiades vrekt in verbrijzelde harten, Hem, in wien de liefde door gezag tot ontzag ontwaken doet.


1) Zie Scheler, Wesen und Formen. der Sympathie, 2e Aufl., Bonn, 1923, S. 90 v.; inz. 98.

2) Vgl. Paelhelilce's Dante-verheerUjlcing. Kuituur on Leven, van Munster, Amsterdam, 146 v.

3) Dr Ph. A. Lansberg, Lett& rfc. Studiën, De ld. Joh. II en III, 's-Gravenhage, D. A. Daamen, bl. 157, vgl. 91.

4) Vgl. Poelhelcke, Lyriek, Wollers, Groningen—Den Haag, 1924, bl. 274.

5) Vgl. Vervvey. Inleiding Nieuwere Ned. Dichfclcunst, Ned. Bibl. 77.

6) Scheler, a.w. bl. 109.

7) Later hierover meer.

8) Vgi Karel van de Woestijne, Eroos en Anteroos, Interludiën.

9) Er zijn er gelukkig nog, die daarvoor eerlijk willeox uitkomen. Ik denk b.v. aan sommige nog al anti-kerkelijke uitspraken in; René Arcos, L'Amour de Thomme dans la littérature contemporaine. De Stem, April, Mei 1925; b.v. bl. 324-326.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

P0PULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's