GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Schepping, Paradijs en Torenbouw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schepping, Paradijs en Torenbouw.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Ook nu wil ik mijn gewone reeks over , , Satan" onder-]ireken voor een meer actueel onderwerp; dit kan trouwens gereedelijk geschieden, omdat de artikelen over Satan elk min of meer een afzonderlijk geheel vormen.

Aanleiding tot sclirijven geeft mij ditmaal een passage uit een concept-formulier, dat te Utrecht algemeen goedgekeurd is in een vergadering van leden van gereformeerde kerken, welke leden het met de besluiten van de synode van Assen niet eens zijn. Deze vergadering heeft een concept vastgesteld, hetwelk (en hier volg ik letterlijk, om niemand onrecht te doen, de mededeeling van den secretaris, mr F. J. D. Theyse, dien ik voor zijn mededeelingen dank) , , met mogelijk gewenschte wijzigingen door kerkeraden of leden als leidraad kan worden gebezigd voor besluiten, welke zij wenschen te nemen of voorstellen, welke zij mochten willen doen". De bedoeling is dan, dat de bezwaren, die, naar gehoopt, wordt, ook in andere kerken zich openbaren zullen tegen Assen, worden geuit in overeenstemming, althans na overweging, van wat in bedoeld concept is geschreven.

Over heel het concept wil ik hier niet schrijven; het zou buiten mijn rubriek vallen; en bovendien geef ik elders (, , Leidsche kerkb.") nog wel eenige opmerkingen in het algemeen.

Maar hier kan ik me wel bezig houden met één passage uit het stuk, die een zakelijk argument wil geven. Ik weet het te waardeeren, dat van de zijde der bezwaarde kerkleden met argumenten wordt geredeneerd; tegenover veel hol geschreeuw en gespeech, doet een poging, om zakelijk te redeneeren, aangenaam aan; en daarom heeft men ook recht op eerlijke bespreking.

De passage waarop ik doel, is die, waarin geconstateerd wordt:

„dat de gelijkstelling van de synodale opvatting omtrent de bedoeling van enkele bijzonderheden van Genesis 2 en 3 met Gods Woord zelf, uitgaat van een beschouwing van het Schriftgezag, die voor andere Schriftgedeelten tot onhoudbare gevolgtrekkingen leidt, welke trouwens ook b, v. ten aanzien van Genesis één en elf door de synodale vergadering zelve wel niet kan worden aanvaard, zoodat het zedelijk recht voor zulke besluiten daarmede vervalt".

Met opzet heb il< bij de vermelding van , , Genesis één en elf" het gebruik van cijfers vermeden, omdat me gebleken is, dat verschillende kranten ervan gemaakt heb-Ijen , .Genesis één en twee". Voor de toezending van den authentieken tekst, nadat de kranten de foutieve lezing hadden gegeven, dank ik eveneens mr Theyse ten zeerste.

Nu behoeven we m. i. niet al te veel woorden te besteden aan het argument, dat de synode haar opvatting omtrent de bedoeling van enkele bijzonderheden van Genesis 2 en 3 heeft gelijkgesteld-met Gods Woord self.

Indien de bezwaarde leden der Utrechtsche vergadering meenen, dat de synode niet meer het verschil weet tusschen de „fhcopneustic" bij de schrijvers van den Bijbel en de „verlichting", die als werk des Geestes nog in de (niet onfeilbare) kerk is, en dat ze daarom haar opvatting van de Schrift met de Schrift zelf gelijk stelt, dan zal kennisneming van haar uitdrukkelijke verklaring van liet tegendeel hen wel bevredigen, gelijk ze de predikanten RuUmann en Van der Vliet (eveneens te Utrecht!) heeft bevredigd, volgens beider verklaring.

Ik kan tenminste niet aannemen, dat de synode volgens deze broeders in het algemeen niet het recht zou hebben, een uitspraak te doen over een' bepaalde opvatting van een Schriftgedeelte. Immers, heel de belijdenis bentst op exegese, en op zulk een exegese, die door kerkelijke vergaderingen officieel en bewust aanvaard is. De Leerregels van Dordt rusten op aanvaarding van wei-overwogen exegetische uitspraken, op afwijzing ook van de „exegese" van andersdenkenden. Herhaaldelijk geven onze belijdenisschriften exegetische uitspraken; en heel de leer van kinderdoop, avondmaal, van de sacramenten in het algemeen (tegenover Rome), van de goede werken, de rechtvaardigmaking, ja, van alles, berust op een kerkelijke erkenning van exegetische conclusies, 'Wie een synode het recht zou ontnemen willen, te zeggen : zóó verklaren wij, kerken, op bepaalde punten de Heilige Schrift, die zou heel zijn confessie op zij moeten werpen; want, of hij wil zien of niet, zijn heele belijdenis is'zoo in de wereld gekomen.

"Wij gelooven dan ook niet, dat men te Utrecht dien kant uit wil. "Want als dat waar zou zijn, dan zouden de Gereformeerden armer zijn, dan alle andere belijders in de wereld. Als wel de enkele geloovige, maar niet de kerk voor zich een exegese aanvaarden mocht, dan zou niet alleen de genade, maar ook de illuminatie van den Heiligen Geest meer in den enkeling doen, dan in de gemeenschap der kerk; dan zou het maar het beste zijn, boven den Bijbel te schrijven: wij weten niet en zullen niet weten; dan zou de kerk opgaan in een verzameling van kommentatortjes in zakformaat; dan zou een reformatie ten eeuwigen dage een brutaliteit zijn; en dan was 't zelfs niet meer mogelijk, een psalm te zingen, in advents-of lijdensweken, op paasch-en pinksterfeest; want zelfs die liturgische verrichting berust op een min of meer geijkte, en dan nog wel traditioneele exegese, kerkelijk beleden en — gezongen.

Indien trouwens de kerken, in synode vergaderd, niet het recht hebben, te zeggen: , , van dien en dien tekst, is zoo en zoo de exegese, naar ons dunkt", —-waarom zou dan de door dr J, G, Geelkerken met anderen aan een generale synode aangeboden „Proeve van Uitbreiding van Eenige» Gezangen" etc. haar ter aanvaarding en vaststelling zijn voorgelegd ? In dien bundel waren verscheiden liederen, die van de , , traditioneele" exegese vol zaten; hier en daar zelfs zoo, dat met het licht der nieuwere uitlegkundige wetenschap heelemaal niet gerekend was, ook al was het reeds over ons uitgestraald! ,

Meer notitie moet men dan m. i. ook nemen van de bewering in het concept, dat men den kerkeraden aanbieden wil, dat de synode door haar uitspraak over Genesis 2 en 3 een Schriftbeschouwing heeft geproclameerd, die men op Genesis één (scheppingsverhaal) en Genesis elf (Babels torenbouw) niet zou kunnen toe^j passen.

Het is heel jammer, dat dit niet eens nader toegë' liclit is.

Met name wat Genesis elf betreft. "Want daarover herinner i]j: me niet, in het aanhangig geding nog iets gelezen te hebben. Over Genesis' één kregen we hier en daar wel iets te beluisteren, dat in dezelfde richting wijst; daarover straks, .•i, , : 'i|

Laat ons eerst iets over Genesis elf mogen zéggen, ' Het gaat daar over den torenbouw van Babel. Men meent blijkbaar, dat de exegese, die de synode handhaafde, ten aanzien van Genesis 2 en 3, moeilijkheden in den weg legt aan ieder, die, der synode getrouw, daarover zou willen spreken of preeken.

Misschien bedrieg ik me niet al te zeer, als het bezwaar hier zich doet gevoelen met betrekking tot: de anthropomorphismen in dit hoofdstuk, en ool< : tot de verwarring van de spraak, welke verwarring den voorgenomen torenbouw verhinderde.

Wat nu die anthropomorphe uitdrukkingen betreft: ieder kent ze; maar ook kan ieder weten, dat de synode op deze tegenwerping reeds heeft geantwoord, stel, dat ze bedoeld is.

Ieder weet, wat er staat: de Heere kwam neder, om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der menschen bouwden; en de Heere zeide. , , . kom aan, laat ons nedervaren, en laat ons hun spraak verwarren enz.

Nu spreekt het concept, dat te Utrecht werd aangenomen, van de „synodale opvatting omtrent de bedoeling van enkele bijzonderheden van Genesis 2 en 3", En in verband daarmee, van een verkeerde Schriftbeschouwing, die aan het woord zou zijn gekomen in de uit legging van die bizonderheden.

Denk ik nu aan deze anthropomorphe (Gods operibaring op menschvormige wijze voorstellende) uitdrukkingen, en tevens aan de in Assen ter sprake gekomen „bijzonderheden", dan moet ik wel haast aannemen dat de Utrechtsche vergadering het oog had op de door dr Geelkerken ter sprake gebrachte kwesties: of er in Gen, 2 en 3 is een werkelijke stem, een werkelijke wind, een werkelijk wandelen; of er waren werkelijke vellen, en werkelijke rokken en een werkelijk aantrekken? Is deze hypothese juist, dan sta ik een wemig verwonderd, als men nu nog , , werkelijk" met Genesis elf komt om bezwaren tegen Assen in te dienen, op dit punt, "Want de synode heeft in het rapport opgenomen — terloops, nog wel, zoo voor de hand liggend lijkt haar de „oplossing" — dat men onderscheid moet maken tusschen anthropomorphe uitdrukkingen en-uitdrukkingen in eigenlijken sin. Wie dus meent, dat hij tegen Assen iets nieuws te berde brengt, als hij over Genesis elf een brochure zou willen schrijven, met vragen als: was dit soms een werkelijk afdalen, en een werkelijk „gaan bezien" en een-werkelijk nedervaren en wat dies meer zij , die moet ons eerst overtuigen, dat de Asser synode ten onrechte heeft herinnerd aan het verschil tusschen anthropomorphismen en uitdrukkingen m eigenlijken zin. Want we zijn nu toch werkelijk verder dan de oude Joden, die meenden den bijbel op te knap' pen, als ze (b.v. in den-targoem Onkelos) de anthropo-'

niorphismen uit Gen. 11 vervingen door termen, die meer van theologische scholing bewijs aflegden; bijv. door de uitdrukking: „Jahwe daalde af" te vervangen ^^door: „Jahwe ontdekte zich".

Of is misschien de „verwarring van de spraak" de moeilijkheid, die de bezwaarde broeders op het standpunt van de synode maar niet overwinnen kunnen, ter-^., wijl ze er zvèl raad mee weten, als men hen van de synodale koorden losmaakt?

Wij kunnen het haast niet gelooven. Indien werkelijk hier het bezwaar zou liggen, dan mag men van de ^bezwaarden vragen, wat ook dr Geelkerken gevraagd is: ieegt dan uw bepaalde moeilijkheden; dan kan er over gesproken worden. In het algemeen reeds lijkt het uitgesloten, dat men niet aan „werkelijke" talen zou willen ; ^r^enken. Daarover laat de tekst van Genesis elf naar zijn .'^„klaarblijkelijken" zin ons niet in twijfel. Ja, zelfs zeggen de meest wetenschappelijke kommentaren, zonder al te veel omhaal, dat het hier gaat om wèrkelijken tegelbouw; en om een wérkelijke taalkwestie; en om een wérkelijke verstrooiing; en een wèrkelijken toren met (om met Gunkel te spreken) werkelijke étages; en om het wérkelijke Babel, de wérkelijke wereldmarkt en, in het kort wérkelijk om wérkelijke dingen. Kerkeraden, die met het Utrechtsch concept zouden willen worstelen, zouden dan ook een lieelen zwaren dobber hebben tegen het heirleger van kommentatoren van allerlei wetenschap, die er geen seconde aaïi denken, te meenen, dat de bedoeling van Genesis elf is: te verwijzen naar een soort hoogere werkelijkheid, dan de feitelijke, zintuigelijk waarneembare. Volgens allen is, wat het paradijs voor dr Geelkerken blijkt te wezen, ook van Sinear te Sfvz? ggen — het is hun een „geografisch begrip"; zelfs ^ een befraald geografisch begrip (Mc. Curdy, Hist., Proph. and the Mon. par. iii).

Verkelijk een taal-kzvesfle dus.

Mogelijk ligt de moeilijkheid in de „verwarring" van 'de talen dan?

Inderdaad, dése vraag heeft wèl haar beteekenis: wat •we onder die „verzvarring" hebben te verstaan.

Volgen we nu den gang van het betoog, dat te Utrecht in de vastgestelde verklaring wordt saamgevat, dan is het de plicht van den synodalen broeder niet, te zeggen, wat de ander van die spraakverwarring heeft te denken, doch het is de taak van de indieners van deze motie, ons duidelijk te maken (wat ze beweren): dat de uitspraak der synode over Gen. 2 en 3 consequenties meebrengt, die men in de uitlegging van het verhaal der spraakverwarring niet zal aandurven.

Ik zie er niets A^an.

Wel zie ik iets anders. Ik geloof juist, dat elke opvatting van • de spraakverwarring, die aan den Bijbel tromv blijven zvil, en die het geloof van de autoriteit van het Schriftverhaal óók meebrengt naar Genesis elf, alleen is te bewaren en te verdiepen op het door de synode ingenomen standpunt.

Want dit is wel duidelijk, dat bij alle anthropomorphe uitdrukkingen en voorstellingen, de schrijver van Genefe-sis elf één ding wil leerei; : dat de talen der rnenschen rMór de katastrofe van den torenbouw niet verdeeld waren, zooals daarna ze dat wel geworden zijn; dat dus die spraakverwarring een plotseling intredend feit. was; niet een langzaam zich voltooiend proces dat over een reeks van zooveel jaren en tijdperken heen zich voltrok, maar (om met dr A. Kuyper te spreken) een gewelddadige verwarring; een bepaalde historische gebeurtenis, waarin zich een oordeel van God voltrok; die dus voor de geschiedenis der openbaring haar speciale beteekenis hebben moest, en die allerminst mag worden beschouwd als een phase in de natuurlijke evolutie van het menschelijk geslacht en zijn taaivorming.

Dat de opvatting van Genesis elf dan ook los zou kunnen staan van ons geloof in de waarheid der H. Schrift en haar gezag boven alle wetenschappelijk denken, zal niemand durven zeggen, die ook maar even over de kwestie doordenkt. Om maar het meest voor de hand liggende te noemen: we staan hier direct voor de kwestie : evolutie of openbaring. Prof. Bavinck noemt de kern der kwestie al dadelijk, " als hij opmerkt, dat de verwarring der spraak en dé verstrooiing der volkeren voor de ontwild-celing van het polytheisme van grooten invloed is geweest. Wie Genesis 11 onder de sagen rangschikt of ontkennen zou, dat hier een bepaalde gerichtsdaad, een acuut gebeuren, plaats vond, die kan de ontwikkeling van het godsdienstig leven der volkeren veilig bespreken, zonder zich om dien kolos van Babel en de eromheen wriemelende menschjes te bekommeren ; het deert hem niet, of daar al ergens staat, dat toen en toen, daar en daar, een oordeel van spraakverwarring en van volkerenverstrooiing zich voltrokken heeft. Zoo zal dan ook in den regel de aanhanger der evolutiegedachte zich van de exegese van Genesis elf niets aantrekken. Voor hem is het polytheisme geen afval van een hooger standpunt, doch een verschijnsel in den onverbiddelijken loop van de godsdienstige evolutie der menschheid; een verschijnsel, dat niet kan veroorzaakt of zelfs maar verhaast worden door een historie uit een bepaalden tijd daar in Sinear, omdat het over eeuwen loopt. Dat dit geen abstracte redeneering is, kan ieder weten, die nieuwere geleerden (denk b.v. aan Alfred Jeremias) al hun best ziet doen, om' het verhaal van torenbouw en spraakverwarring aan Israel te onttrekken en als gemeengoed, als gemeenschappelijk bezit van de oud-Oostersche wereld ons voor te houden. Er is dan natuurlijk geen sprake meer van, dat de bijbel ons hier de geschiedenis van het leven der oud-oostersche volkeren belicht, doch omgekeerd; de geschiedenis van het oude Oosten werpt nu haar licht op het Oude Testament. Maar daarmee is dan ook het openbaringskarakter van Genesis elf geheel en al genegeerd: het komt niet eens meer in discussie.

Zoo blijkt ook hier, dat de exegese van Genesis 11 heusch geen kwestie is van louter „wetenschap", doch van geloof, dat zij eigen wetenschap meebrengt. En wie nu bedenkt, dat de tegenstelling steeds is: „evolutie of openbaring", die houdt zich verzekerd, dat ook de exegese van Gen. elf (Jahwe verwarde de spraak) heel precies erop aankomt; dat men ze niet kan scheiden van zijn geloof of niet-geloof aan de H. Schrift.

Als we dan, via Babel, weer bij^ssen terecht komen, dan zeggen we: Assen trok de eenig goede lijn voor gereformeerde exegese ook van Genesis 11. Laat de zintuigelijke waarneembaarheid van Babel , , disputabel" worden, of laat de historische, tijd-ruimtelijke, chronolo-I gische feitelijkheid ook van de bisonderheden in Genesis II eveneens „disputabel" zijn, en vergenoeg u met de verklaring, dat ge het feit van de ontJiinding der volkeren en talen overhoudt; en ge hebt, bedoeld of niet bedoeld, een „vrijheid van exegese" opgeëischt, waarvoor de man der evolutieleer op het gebied van de studie der godsdienstgeschiedenis, ti zeer hartelijk, hoewel voor uw geloof minder , , stichtelijk", kan komen bedanken. Hij zal 't warempel niet laten ook.

Maar omgekeerd — houd vast, dat Genesis elf u met al zijn anthropomorfismen toch in eigenlijken zin geschiedenis schrijft (volgens Assen!), en dan eerst staat de weg u open voor de ontplooing van een gereformeerde wetenschap; dan eerst komt er schot in de gereformeerde beoefening van de „geschiedenis der Godsopenbaring" '); dan eerst kunt ge als gereformeerd mensclf u uitleven om ook hier uw groote, principieele overtuiging van: „openbaring tegen evolutie" uit te spreken, te belijden, te preciseeren en te verdiepen. Dan kan uw gereformeerde wetenschap pas beginnen t

En de menschen, die op meetings en in kranten zoo roerend zuchten om de wetenschap, die daar in Assen gesmoord heet, mogen deze dingen wel eens overwegen. Zeggen zij, dat Assen de gereformeerde wetenschap in den weg staat (ook bij Genesis 11), dan moge daartegenover hier de meening staan, dat Assen de gereformeerde wetenschap haar onderbouw en haar stimulans heeft doen behouden.

Nog eens: men heeft daar in Utrecht niet al te duidelijk gesproken, en het kan dus heel goed zijn, dat we langs elkaar heenredeneeren.

Maar voor mijn doel is het thans genoeg, vast te leggen als mijn eerlijke meening, dat de beslissing van Assen heusch niet op Genesis 11 stranden moet; dat integendeel de exegetische methode van Assen ook van het grootste gewicht is voor de opvatting van Genesis elf; en dat dus kerkeraden en alle mogelijke bezwaarde menschen niet zoo maar beweren moeten, wat hun zonder argument wordt voorgelegd in het besproken concept.

De herinnering aan Genesis elf heeft ongetwijfeld haar waarde. De synode sprak van consequenties, die de aanvaarding van dr Geelkerkens eisch van sijn(!) „vrijheid van exegese" zou meebrengen; consequenties, die voor het geloofsleven en het gereformeerde denken gevaarlijk zouden z.ijn.

Welnu, te Utrecht heeft men den vinger gelegd bij een hoofdstuk, dat al dadelijk dienen kan als illustratie om de voor de gereformeerde wetenschap funeste mogelijkheden te doen zien, waarvoor ruimte zou gemaakt worden, als Assen niet de lijn had getrokken, die er is getrokken thans. Laat ze nu maar ergens in het een of ander concertgebouw jammeren, dat de synode is „gestrand" op de „klip" der „letterlijkheid"! Och arme!! Assen heeft de gereformeerde wetenschap geholpen. En de kwestie is wel zóó belangrijk, - dat we graag nog één keer op de Utrechtsche uitspraak terugkomen. We hebben dan tevens gelegenheid even te spreken over het geslachtsregister, dat misschien ook bedoeld werd in het Utrechtsche concept.


1) Ook met betrekking tot Israels roeping uit de volkeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Schepping, Paradijs en Torenbouw.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's