GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gisbertus Voetius.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gisbertus Voetius.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. Theologische Studiejaren.

IMa het regentschap van het Collegium Theologicum gedurende eenige maanden voorloopig te hebben waargenomen, werd Bertius iirhet begin van Februari 1607 definitief geïnstalleerd, bij welke feestelijke gelegenheid door Curatoren en Burgemeesteren voor de bursalen een bedrag van twaalf gulden werd beschikbaar gesteld „om daervan in te leggen een tonneken wijn ende eerlijcken vroliok te sijn". Weldra richtte nu Voetius tot den nieuwen regent het verzoek om te worden toegelaten tot de studie der theologie, waarop gunstig werd beschikt. Hij bleef ondertusschen zijne liefde voor de philosophic en philologie behouden en ging voort de colleges in de metaphysica en ethiek van den hoogleeraar Jacchaieus bij tb wonen, terwijl hij ook die in het Grieksch van den vermaarden Daniël Heinsius volgde. Om zich nog meer in de taal van Hellas te bekwamen, gewende hij' zich om bij de maaltijden met twee zijner medebursalen, Johannes Cloppenburch en Antonius Plancius, ohderwerpen uit het dagelijksch leven in het G-rieksch te bespreken.

De godgeleerdheid was echter van nu af hoofdzaak voor hem. Hij vond bij den aanvang zijner theologische studie drie professoren: FranciscUs Gomaru's, hoogleeraar sinds 1594, Lucas Trelcatius Jr en Jacobus Arminius, beiden opgetreden in 1603. Het onderwijs van Trelcatius zal Voetius weinig of niet hebben genoten, want deze hooglee-raar overleed reeds, op slechts 34-jarigen leeftijd den 12den September 1607, kort na de uitgave zijner „Institutiones theologicae", een werk, waarin hij de Gereformeerde leer tegenover Arminius handhaafde, doch waarvan deze beweerde, dat het nieuwe en tot dusverre in de kerk niet geleerde stellingen bevatte! Men slaagde er niet in spoedig • in de doo'r het sterven van Trelcatius ontstane vacature te voorzien, en zOo bleef de jonge Voetius aangewezen op de colleges van Gomarus en Arminius, die lijnrecht tegenover elkander stonden. Natuurlijk had de strijd tusschen "beide geleerden zijne uitwerking op de studentenwereld niet gemist, en telde men ook daar aanhangers en bestrijders van Arminius, al achtte de laatste de studenten , , nauwelix bequaiem om van sulcke ghewichtighë saecken te oordelen". Voetius scha.arde zich van den beginne aan de zijde van Go^marus, bij wien hij Hebreeuwsch studeerde en dien hij de brieven van Paulus aan de Filippensen en aan de Romeinen hoorde verklaren. Hij vatte voor dezen leermeester warme vriendschap op, die tot Gomarus' dood bleef bestaan. Betreffende de colleges van Arminius heeft Voetius later getuigd, dat deze in zijne publieke lessen zich schijnbaar aan de orthodoxe leer hield, - doch daarbij vaak de bewijskracht van ihenige schriftuurplaats, die gebruikt werd om het rechtzinnig gevoelen te verdedigen, trachtte j; e ontzenuwen. Zijne afwijkende gevoelens gaf hij meer in private colleges. Een tijdgenoot van Voetius, Caspar Sibelius, die later predikant te Deventer is geweest, heeft aangeteekend, dat Arminius de gewoonte had de studenten op te wekken enkel de Heilige Schrift te bestudeeren en daarnaast de werken te lezen van Socinus, Castellio', Thomas van Aquinas en dergelijken, terwijl ze werden afgetrokken van de geschriften van CaJvijn, Beza en andere 'GerefoTmeerden, wat ten gevolge had, dat op verkoopingen de werken der laatstgenoemden in prijs daalden! Voetius behoorde echter tot degenen, die zich niet lieten medesleepen, en vergeleek steeds' wat hij uit de lessen van Arminius opteekende met wat hij vond bij' goed Gereformeerde schrijvers. Hij zou ook nog; het voorrecht hebben dogmatisch onderwijs van Gomarus te ontvangen, want na Arminius' dood in den herfst van 1609, werd dezen de behandeling der „loei communes", d.w.z. der hoofdstukken van de dogmatiek, opgedragen. Het was ook. bij deze colleges gewoonte stellingen door een der studenten tegen zijne medestudenten te doen verdedigen, en het is begrijpelijk', dat de brandende theologische quaesties dier dagen daarbij gro'ndig werde'U ' behandela en 'de dwalingen van Arminius niet werden gespaard. Geen wonder, dat het Arminiaansch-. gezinde Curatorium na ruim een jaar er toe over-' ging Gomarus te'verzoeken daarmede op te hou-, den, omdat het huns inziens niet strekte tot „dienst van de universiteyt of profijt van de stu-' denten". Gomarus schijnt zich aan dezten we'nschniet te hebben gestoord: trouwens hij overwoog reeds • - een beroep naar de Illustre' SchooJ, die te Middelburg zou worden opgericht. In elk geval had Voetius ruimschoots, van zijlne lessen geprofiteerd.

In het maten van preekschetsen en in 'het proponeeren zelf, ontving Voetius tweemalen .per week onderricht van de Leidsche predikanten Spranckhuysen, Aemilius en Hommius, en bij den' laatst-

genoemde volgde hij ook een cursus over de Nedërlandsche . geloofsbelijdenis. Voorts las hij voor zichzelven menig ascetisch geSöhrift, en daaronder in'de eeïste plaats de meditatiën van Thomas a Kempis „de imitatione Christi", die hij later als een aureum libellum, ©en gulden .boiekske, bleef waardeeren. Maar al schatte hij oiok de middeleeuwsche mystiek hoog, niettemin legde hij zich mét de boTst toe op de besttideering der controvers met Rome en'las'hij de polemische geschriften van beide zijden.

• Bij dit alles onthield hij zich niet van de „exercitiën des lichaems", die den bursalen gedurende één. uur ' per • dag-waren voorgeschreven; en ter verdere verpóözing van zijn ijverige studie oefende hij • zich O'p cither, fluit en orgel, waairbij hij zich ook, in overeenstemming met zijn logischen aanleg, de theorie der muziek eigen maakte.

•Zoo toonde hjj zich een degelijk studiosus. En toch zon hij zijn studententijd niet rustig in het Leidsche hospitiuni uitdienen. Ik' wees reeds op de tweespalt, die er in de studentenwereld heerschte in verband met de theologische geschilpunten Bij de onderlinge twistgesprekken nam de jonge Voetius geen blad voor den mond, en wellicht is hij-in jeugdig vuur daarbij wel eens in eerbied tegenover den Arminiaansch-gezinden Regent te koxt geschoten. Ten minste er is een booze Isrief bewaard, door Bertius den Uden .lanuari 1609 tot Voetius' voedsterheeren, den magistraat van Heusden> gericht, waa, rin hij zioh ernstig over hem beklaagt. Lang had hij geduld gehad, in de hoo'p op verbetering en inkeer bij zulk een , , moetwillicli i jongman", maar het was hem gebleken, dat diens I optreden voortkwam „uyt lichtvaeirdicheyt, haesticheyt, quade nourituur, .eygenduncikenheyt, vermengt met een disreputatie van alle autoriteyt end e hoQcheyt, ja oock van alle geboden, tenzy dat hem tot het alderminste de oorzalcen niet uytgeleyt en werden; waardoor hy menichmael van ons jende andere stoutelijck durft oördeelen tot ons nadeel, ende ons den jongelieden te spotte stellen". Voorwaar geen zacht requisitoir! De overheden van Hèusden namen er met verwondering kennis van, te meer omdat zij tof dusverre geene , , merökëlick0 tlachten" over hunnen alumnus hadden vernomen, en zij wisten niet beter te doen dan eenerzijds Voetius met de tegen hem gerezen bezwaren in kennis te stellen en anderzijds Bertius te verzoeken met hem nog wat geduld te hebben. De positie van Voetius was echter, nu hij zwart .op wit had hoe Bertius over hem dacht, vrijwel onmogelijk geworden. Hij bleef zich in de oogen van den Regent „moetwillich" gedragen, en op den 28sten Maart werd hij „voodoopig" uit het Collegium verwijderd en daarop door den-Rector en eene commissie uit den Senaat verhoo.rd. Het resultaat van dit onderhoud is niet opg-eteekend, maar het is zeker, dat onze student tot de zo-mervaoantie van 1609 zich „buyten den Collegie" heeft onthouden, en zeer waarschijnlijk is hij ook daarna er niet teruggekeerd. Zijne vrienden Cloppenburch en Plancius verlieten, met goedvinden van den magistraat van Amsterdam, wiens alumni zij waren, na de zomervacantle het Collegium, om bij paxticulieren hun intrek te nemen; wellicht heeft Voetius een tijd lang met dea eerstgenoemde samengewoond.

In dezen tijd trad hij, zooals oudere studenten mee-r deden, op als privaat-docent in de logica, waardoor hij de vriendschap van vele jongeren verwierf, onder anderen vaai den lateren hoogleeraar in de philosopliie, Franck Burgersdij'ck. Het was zijne bedoeling op deze wijze de jongere studenten tegen de dwalingen van Arminius te waarschuwen, en wellicht werd hij ook om finanoiëele redenen tot dit lesgeven gedrongen, want zijne Heusdensche voedsterheeren, die in zeven jaren bijna achthonderd gulden aan hem ten koste hadden gelegd, trokken in 1610 de handen van hem af. Verkeerde hij daardooT in moeielijke omstandigheden, ook de toestand van Leiden's theologische faculteit werd tegen het - einde van Voetius' studietijd er niet gunstiger op. Het Curatorium benoemde tot opvolger van Arminius den' als allesbehalve rechtzinnig bekend staanden hoogleeraar te Steinfurt, Conradus Voxstius, en deze benoeming vond bij de geestverwanten van Gomarus veel verze't: ruim vijftig studenten, tot wie natuurlijk ook Voetius behoorde, verzochten in October 1610 aan de blaten van Holland haar in te trekken; wat echter niet geschiedde, al trad Vorstius voorloopig nog niet op. Gomaras vond in deze benoeming aanleiding om in het voorjaaj van 1611 Leiden met Middelburg te verwisselen, en dit heengaan van zijn geliefden leermeester schijnt ook Voetius er toe te hebben gebracht de academie vaarwel te zeggen. Voorzien van een gunstig testimonium van Gomaras, vinden we hem in de helft van April 1611 in zijne vaderstad terug. Zijn. studentenloopbaan . was geëindigd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Gisbertus Voetius.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's