GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantvvoordelBkhejd vaa de Redaktie).

Terug naar eiöen stül!

De G. S. B.! Wordt het zoo langzamerhand niet eens •wat vervelend daarover nu, w e e r te beginnen? Wat schiet je er eigenlijk mee op. Iedereen zegt nu al een paar jaar lang (pardon, — van dé oprichting af aan!) er zijn meening over, en .... we zijn nog niets opgeschoten. Nu weet ik wel: 't is ook hier maar weer de vraag wat je opschieten noemt. „Er op geschoten" is echter nog altijd iets, wat aan de orde van den dag is. Ik waag niet te berekenen het aantal treffers, en evenmin het getal afzwaaiers.

Trouwens — in de gegeven omstandigheden zal dit ook wel heel moeielijk uit te maken zijn. Het front der G. S. B. is nu eenmaal geen „schoolschijf A", waarvan je precies in een of ander - schietvoorschrift grootte en wijze van opstelling kunt beschreven vinden. Booze tongen beweren wel, dat de Kamper motie een „schoolschijf A" wezen wil, of desnoods een „schoolschijf B", maar een schools c h ij f is en blijft zij. Wij kunnen op dergelijke beweringen niets anders doen, dan opmerken, dat je op di e manier alles, wat uit de buurt der Kamper school komt van te voren kunt doodverven, en wat de kwestie A en B betreft .... sinds een onsterfelijk pastor eens tegen een geprononceerden ouderling zei: „Ik zeg geen A, en ik zeg geen B: ik zeg Ba!" kunnen ook wij een dergelijke probleemstelling wel van ons studentikoos chapitre afgeschoven rekenen.

Het ééiie, groote probleem, dat er voor ons is blijven liggen (ik bedoel, voor onze studentengroep als gemeenschap) is altijd nog: d e G. S. B. z e 1 f. Wat is zij? Wat belijdt zü? Wat wil zij? — Zooveel vragen, zooveel „problemen"! — En daarover kunnen wij nu wel, evenals de heer C. de Jong dit in het vorige paaschnummer van Frat. nog deed, eenige algemeene satzen te berde brengen: er blijft in al die beschouwingen steeds één lacune, n.l op - die plaats, waar - de getrokken richtlijnen zich om het punt in kwestie, de naam „Gereform e e r d", heen buigen, instee dat ze er doorheen getrokken worden. Zoolang de naam Gereformeerd angstvallig in de discussie vermeden wordt, kan men zijn beschouwingen even goed toepassen op een meer algemeen christelijke studentenbeweging als de N. G. S. V. En ik meen, dat het altijd van meet aan, de crux geweest is in de G. S. B., dat zij op een eenigszins onzelfstandige manier met de N. C. S. V. heeft willen stuivertje wisselen. Natuurlijk zeg ik hier niets ten nadeele mee van de N. G. S. V. Ieder heeft van haar zijn eigen indrukken en ervaringen en het zou minstens even onzelfstandig zijn, als men zijn eigen idee als maatstaf zou gaan aanwenden voor die van anderen.

Maar nu — de Kamper motie! Wat wil die eigenlijk? Er zijn er, die in - deze moti^ reeds - de doodsklok hebben hooren luiden over de G. S. B., - die (tenminste wat haar gereformeerd karakter betreft) al jaren lang heeft ligg-en te zieltogen en te stuiptrekken.

Een enkele gaat nóg verder, en beweert, dat met de Kamper motie ook inderdaad een rouwbrief „mede namens wederzijdsche familie" is opgesteld. Nu —-als dat de bedoeling was, dan leven we inderdaad wel in een lugubere, sfeer. Toch meen ik, dat wie van een doodsklok spreekt, eigenlijk niet goed weet, waar de klepel hangt, of — 't moest 's mans eigen tong zijn. En in dit geval zou hij voor de klok zijn eigen hoofd moeten aanzien.... Enfin, h ij-moet het weten, 't Zou dan wel een erg hol hoofd moeten zijn, wat toch niet bij een stud, verondersteld mag worden.

Kom, we moesten eigenlijk met dergelijke sombere profetieën niet meedoen. Ten eerste bederven ze de mentaliteit van velen al bij voorbaat en dan: 'tis toch dezelfde klok, die over - de dooden klaagt, maar die ook ten leven roept. En dit laatste bedoelt de Kamper motie in de eerste plaats. Zij roept om het eigen gereformeerde leven in onze studentenwereld. Precies dezelfde bezieling, die er is in de N. C. S. V., maar dan gereformeerd uitgezegd, gereformeerd doordacht, gereformeerd doorvoeld, gereformeerd uitgewerkt. Dat is tenslotte „der langen Rede kurzer Sinn", 't Gaat natuurlijk niet om een louter formalistisch iets, alsof we nu eenmaal per se tevreden zouden zijn, als we dat artikeltje over den grondslag maar in 't reglement van de G. S. B. hadden. Ware dit zoo, dan zou de Kuyperiaansche leus weer prachtig opgeld kminen doen: „Voor Gods Woord (maar dan in den allerruimsten zin) wijken de reglementen". Ieder, die een beetje serieus de zaken opvat, begrijpt heel goed, dat achter de Kamper motie een beschouwing zit. En laten we elkaar nu goed begrijpen, en op dit punt vooral goed onderscheiden. Want bij de G. S. B.-kwestie wordt de sfeer o zoo gemakkelijk vertroebeld. Die beschouwing gaat in dit geval niet over de problemen, die ieder individu in de G. S. B. aan-de orde stellen kan, maar die beschouwing raakt het problematisch karakter der G. S. B. zelf.

Hebben we een G. S. B., die Gereformeerd is, ja of neen? Dat is de primaire vraag. Zoo ja — maar dan moet ook het belijdend karakter van de G. S. B. voorop gesteld worden. En ik geloof niet, dat er iemand zal zijn, die tegenwoordig nog beweren zal, dat we over een teveel van dit laatste te klagen hadden.

van dit laatste te klagen hadden. Wat waren daarvoor de motieven? Het lijkt m. i. een onmogelijk werk om alle oorzaken eens na te gaan, welke 't den van huisuit gereformeerden student moeilijk maken om ziJn gereformeerd belijden ongerept in - de worsteling met wetenschappelijke kwesties te bewaren. Een ieder ziet dit op zijn eigen terrein. Oordeelen over dat van zijn buurman in een andere faculteit lijkt miJ een hopelooze onderneming. Ook weet ik niet of de meeste kwesties, die een sceptische houding tegenover het gereformeerde teweegbrengen, altijd wel gedragen worden door een bepaalde beschouwing. Ervaringen op dit gebied opgedaan, vallen dikwijls niet mee. In alle geval geloof ik, dat het percentage dat zich „gereformeerd geworsteld" heeft, of dat zich traint om zich gereformeerd te worstelen, nu niet zoo bijster groot is. Maar op dit punt geef ik gaarne mijn meening voor een betere prijs. In de vrije studentenwereld wordt het tegenwoordig al erg kwalijk genomen als je zoo iets dubieus durft stellen.

Dus van individueele gevallen zie ik af, omdat het nu eenmaal ondoenlijk is daaruit een conclusie te trekken voor het geheel. Mijn bezwaren richten zich juist tegen de G. S. B., die in haar tegenwoordige geestelijke oriëntatie steeds meer op weg is om wat individueel moet blijven, te stellen als algemeen kenmerk van de-studentengemeenschap. En d i t juist noem ik het ongereformeerde, wat onze beweging van meetaan gekenmerkt heeft. De mentaliteit was niet gereformeerd, - ook niet bij de oprichting. Men zocht elkaar als gereformeerde studenten — ja, waarom eigenlijk?

Toch zeker niet omdat men het van het gereformeerde verwachtte in al datgene, wat „de religieuze nood van den gereformeerden student uitmaakte"? Daar wijst de oprichtingsleus „de religieuze nood van den geref. student" zélf al op. Als ik het begrip religieus in wijdste vertakkingen handhaaf, is mijn religieuze nood dan een andere dan die van een niet-gereformeerde? Of — men moest de bewering aandurven, dat het gereformeerde het begrip religie verengt — maar welke van huis uit gereformeerde neemt dit voor zijn rekening? Men heeft zich dan ook altijd wel gewacht om dit openlijk als G. S. B. uit te spreken^ al werd en wordt er nog altijd veel gemompeld, dat de belijdenis te ouwerwetsch is, te onvolledig, te formalistisch — etc. Ik vind al - dat „gekanker" zoo ontzettend goedkoop. Iedereen kan er aan mee doen, als zijn jeugd maar opstandig genoeg is, en als hij in zfjn ongebonden individualisme maar maling heeft aan al wat historie heet, en traditie, 't Is het individualisme op zijn smalst, en 't getuigt in ieder geval van weinig piëteit, van weinig eerbied. En het is overigens wel merkwaardig in een tijd, waarin men zoo heet te huiveren voor het Mysterium Tremendum. Maar.... Rudolf Otto is gelukkig niet „van huis uit gereformeerd".

Een beweging, die in zijn consequenties niet anders doet, dan het individualisme bevorderen en sanctionneeren, moest - beginnen met - den naam Gereformeerd het eerst over boord te gooien. Misschien achten velen dit te scherp gezegd, en zal men er op wijzen, dat er toch wel degelijk in de G. S. B. een saamhoorigheid van Gereformeerde studenten aan te wijzen is en dat vooral het congres daar telkens weer het doorslaande bewijs van levert. Maar dan bewijst dit alleen maar, dat de practijk gelukkig nog niet zoo arm is als de theorie. Men spreekt nog van saamhoorigheid, maar waag het niet erover te willen beginnen in de G. S. B., of je krijgt niet alleen den wind van voren, maar van alle kanten, 't Woord „bezinning" is anders ook in de G. S. B, wel een modewoord geworden, en daar is niets op tegen, als men het maar niet losmaakt van 't begrip „bezonnenheid". En ook, als men maar weet, dat iedere bezinning op de gereformeerde gedachte tenslotte weer uit moet gaan van wat God door en van Zijn openbaring reeds heeft doen bezinnen. Ook 't begrip bezinning mag niet in individualistischen zin geïnterpreteerd worden, omdat het een woord is dat dank zij het karakter van den menschelijken geest, behoort aan alle geslachten en aan alle tijden. En waar het de bezinning geldt op ons geopenbaarde waarheden handhaaft speciaal het Calvinisme meer dan welke richting de gedachte, dat Gods Geest juist - door 's menschen geest historie maakt, ook Zün heilshistorie. En het is het fatale geweest van onze G. S. B., dat zij zich niet geroepen gevoeld heeft bewust mede te werken om op haar manier een nieuwe bladzijde toe te voegen aan datgene, wat God reeds in de historie van het Calvinisme gaf, maar dat zij terug greep op die piëtistische en me-

thodistisclie tendenzen, waar de historie van het calvinisme reeds i n G o d s n a a m het vonnis der eenzijdigheid had over mógen vellen. Laten wij 't elkaar maar eerlijk toegeven: de opzet van de G. S. B. is geen gereformeerd werk geweest. Wel zijn, met name op het 2de congres, heel veel goede dingen gezegd over het gereformeerde beginsel, — maar al spoedig bleek, dat het gereformeerde beginsel zelf gerangschikt werd in het kaartensysteem der problemen, die vooral de na-oorlogsche jaren opnieuw stelden. Voor velen is dat destijds een pijnlijke ontnuchtering geweest, en nu men alle jaren door de klacht gehoord heeft over 't gebrek aan geestdrift 'voor onze G. S. B., kan het alleen maar verbazen, dat men nooit ingezien heeft, dat in het systematisch „in die Frage" stellen van het gereformeerde, het ontdekkend vonnis lag, dat tevens ook had moeten beschamen. En het bedroevendste is wel dit, dat men door de jaren heen niet voor rede is vatbaar gebleken, 't Is altijd weer diezelfde piëtistisch-methodistische invloed, ontleend aan de kringen der N. G. S. V. Een klein voorbeeld van recenten datum, 't Is niet gereformeerd gevoeld als iemand in Fra-(ernitas beweert, dat Lunteren de plaats is voor het „grondige zelfgericht" van den Gereformeerden student. Ten eerste kan ik in dat verband memoreeren, dat dr Adriani eens op lietN. C. S. V.-congres zei: dat in Nunspeet de N. G. S. V. zichzelf flatteert, dat juist op een congres het gevaar van overspanning grooter is dan elders, en dat men aldus zichzelf in den weg staat tot het ontvangen van een zegen. Zou het in Lunteren anders zijn? ? En ten tweede: ik heb Gods gericht niet methodistisch te binden aan een bepaalde plaats, aan een bepaalde gelegenheid; om de eenvoudige reden, dat niet ik God rechtvaardig in mijn leven. God rechtvaardigt Zichzelf in mijn leven. En „'t Is God aan tijd noch plaats gebonden. Wiens toezicht over alles gaat. Die 't harte vormt en kan doorgronden. Die aller werken gadeslaat". Ziet, dat is gereformeerd èn waarachtig. Dat moet eiken dag de meest reëele ernst van ons bestaan uitmaken.

Dezelfde plëtistisch-methodistisch getinte mentaliteit keert weer altijd strijk en zet teriig (je kunt er een abonnement op nemen) in die opwekkingsstukjes om naar 't congres te gaan. Lunteren wordt altijd geproclameerd tot een soort Bethel. En de „indrukken n a 't congres" zijn meestal van dezelfde gemoedsgesteldheid.

En de nuchtere beoordeelaar voelt meer en meer het pijnlijke ervan, dat we onzen eigen gereformeerden stijl verloren hebben in de G. S. B. 't Is heusch nog teveel geflatteerd als Gerard Brom ons Calvinisme vergelijkt bü een hechten dijk, die de branding keert en z ij n roomsche kerk bij de weerbare, beweeglijke duinen. Het hechte, stijve, oersterke van het Calvinisme —, in onze G. S B. werd het stelselmatig ontvrricht en alle cultureele waarde eraan onlzegd. Zelfs in zijn tegenwoordigen verschijningsvorm kon raen het nog maar amper waardeeren. 't Was een petrefact geworden, waar alle leven in versteend was. En met dergelijke qualificaties trachtte men van zijn eigen taak ontslagen te zijn.

Hoe dat alles zoo geworden is? Ik geloof, dat we niet ver van de waarheid af zijn, als we beweren, dat men de G. S. B. teveel heeft willen knippen naar het type van de K. G. S. V. „De persoon van Christus centraal voor ons l)ersoonlijk leven" — het fe te begrijpen, dat wat in het milieu der N. G. S. V. telken jare tot zulk een edel enthousiasme kon uitbloesemen, ook onze harten te bloeien en te branden heeft gezet, 't Was immers dezelfde Christus, waar ons eigen hart in al zijn eenzaamheid en vragen om riep als naar den God zijns levens. Wat we wildeii, was niet de Christus, Die zich in het „afgetrokkene" aan ons mededeelde, b.v. in een of ander leerstuk, maar in het levende gebedscontact, Christus die onmiddellijk indaalde in ons leven, als de engel in het badwater. Maar achteraf komt altijd weer de stem tot zelfcritiek en zelfonderzoek: hebben wij wel het recht om den Heiland alleen maar op é é n w ij z e (dus b.v. op de wijze van het methodisme) te-erkennen als den Behouder van ons hart? En waar deze vraag opkomt, ligt de weg weer open tot de erkenning van de velerlei wijzen, waarop God in Christus Jezus zich onzer heeft willen openbaren. Daar wordt de poort tot de aanvaardi^ig van het historisch gegevens weer opengezet, daar is weer plaats voor de vrome, eerbiedige piëteit van wat Hij ons gaf in dogmata en belijdenisschriften, in stelsel en systeem, 't Was toch altijd weer Zijn liefde in Christus Jezus. Alleen — dat we 't niet zagen, het niet bewust aanvaard hebben, het niet meer erkend als Christendom van hoogen keur — lag daarin misschien niet voor een groot deel onze „zelfhandhaving", onze persoonlijke zonde, ja — maar ook de zonde en de leugen van onze G. S. B.? — Dit moeten we verstaan: voor alle milieus heeft Christus centrale beteekenis, maar God — zèt ons in een milieu. En dat niet om onszelf daarin armer te maken, maar om ons rijker te maken. God geeft ons de door anderen verdiende talenten, en dat doet Hij niet voor niets. Als er reden is voor zelfinkeer in de G. S. B., dan komt het hierdoor, dat we den stijl van het Calvinisme geminacht hebben, dat we geen oog hadden voor het werk van den Eeuwige in alle menschenwerk. Bezield te worden door anderer bezieling is reeds iets groots. Grooter is, dat men zijn bezieling ontvangt uit datgene, waarin men reeds lang alle levensgloed gedoofd waande. Want dat vraagt correctie van eigen inzichten, het terugkomen op zijn oude ideeën doordat men letten gaat op de eeuwigheidsvonken, die Gods vingeren overal hebben uitgestrooid — 't allermeest daar, waar ik 't uit mijzelf niet gezocht zou hebben. Want wij zoeken het altijd nog maar in het oplaaiend moment van enthousiasme, in de geestdrift van een congres, in het vuur van een geslaagden avond. En wanneer dat alles uitblijft, óf als onze critiek dat alles onmogelijk meer als blijvend en als waarachtig bezit aanvaarden kan, — dan verbleekt er wel heel wat enthousiasme (ook in de G. S. B.) waarop men eerst toch zoo naief gerekend had. God kan ons ook met onze G. S. B. in de woestijn zenden en in dorrende eenzaamheid. En dan, — dan zullen we weer leeren moeten dat we genoeg licht en vuiir ontvangen hebben in de eeuwigheidsvonken der openbaring, die glinsteren in Gods Woord helder en onverzwakt, onafhankelijk van de traagheid onzer harten, door alle tijden heen. Alleen die eeuwige vonk van Gods liefde, ons in Christus Jezus geopenbaard en verhelderd door het kristal onzer belijdenisschriften, zal ons dan weer hoop moeten instorten en onze harten vullen met smeekend verwachten. En vrie die keuze doet, om van openbaring alleen voortaan te leven, in hem zal de vonk aangroeien tot een vlam van geestdrift, hij zal bezieling op bezieling ontvangen, en — grootere dingeii zien dan deze.

En alleen in dien weg — dat we weer vragen gaan naar Gods volle openbaring in nederigheid, in de erkenning dat onze z.g. eenvoudigheid tóch vrome zelfhandhaving was — is er voor de toekomst van onze G. S. B. nog iets te verwachten. We hebben misschien meer moeilijkheden, meer kwesties, meer vragen — maar ons is ook meer geopenbaard. Wij z ij n rijker, juist omdat wij 't als Gereformeerden vaak veel moeilijker hebben dan hij die zelf selectie maakt tusschen hetgeen God ons al of niet geopenbaard heeft. Neen, niet in de eerste plaats door de moeilijkheden vinden wij elkander in saamhoorigheid, maar wel kunnen we in het besef dat ons veel geschonken is, wat ons denken verbijstert, komen tot die nederigheid van hart, die ware gehoorzaamheid des geestes, die in dankbaarheid wat God aan vorige geslachten geschonken heeft, niet veracht, maar den heiligen moed heeft het in Gods naam tot fundament te aanvaarden voor heel onze levens-en wereldbeschouwing.

Ach — 't is al zoo vaak gezegd. Maar geen beschouwingen redden onze G. S. B. Dat kan alleen , de groote daad —der gehoorzaamheid!

CHRIS. W. J. TEEUWEN.

Naschrift. Bovenstaand artikel is op mijn verzoek door den auteur ter publicatie in „De Reformatie" mij ter hand gesteld. Nu ik zelf over de G. S. B. (Geref. Studenten-Beweging) bezig ben te schrijven, leek het mij voor de lezers en mijzelf zeer goed, ook eens de stem te laten spreken van een der studenten zelf; en de heer Teeuwen, dien ik dezer dagen ontmoette, kwam voor dit verzoek wel het eerst in aanmerking, omdat hij den geest der Kamper studenten kent en van nabij, weten kan, uit welken drang en met welk doel de Kamper motie is geboren.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

STEMMEN UIT ONZE KERKEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's