GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Vrije Universiteit en de Asser Synode.

Ons overzicht vervolgende, geven wü eerst het woord aan prof. L. Lindeboom, die in „De "Wachter" opmerkte;

Do Commissie van Advies zegt vervolgens wiel, op grond van Art. 2 der Statuten, o.a. dat tegen elke verzwakking van het Schriftgezag moet worden gewaakt, en spreekt daarover in ongeveer dezielfde taal als Assen, — maar ontneemt aan deze theoretische verklaring practische bruikbaarheid. Door deze restrictie, dat een uitspraak met rechtsgevolg door Directeuren en Curatoren alleen zal kunnen gegeven worden als een beslissing in een concreet geval (van afwijking), dat aan haar oordeel zou onderworpen worden.

Zoo’n concreet geval i s er, volgens veler inzien. De leerstellige beslissinig der Synode te Assen, in verband, met wat haar voorafging en noodig maakte en wat er op gevolgd is, plaatst, ook naar mijn inzien, alle leden van de Gereformeerde Kerfcan, len alle Vereeniginigen, die den naam „Gereformeerd" dragen en in hare Statuten de Gereformeerde Belijdanisschriftem tot grondsla, g hebben: d.i. De H. Schrift, naar verklaring van die symbolen, voor die vraag: of zij die confessioneel© beslissing al, 5f niet, erkennen als de juiste opvatting en handhaving der Belijdenis. Ook de Vereenigin, g en hare Universiteit kan daar niet van tusschen. Als hare Statuten dat mochten beletten, dan moeten die veranderd worden, wil de Vereeniging niet zich stellen buiten confessioneel en leerstellig verband met de Geref. Kerken.

Dat heeft m.i. niets van doen met , , de Souvereiniteit in eigen kring''. De Gereformeerde Belijdenis behoort niet tot „den eigen kring'' van de Vrije Universiteit of eenige andere School of Vereeniging. Zij ]« de banier, met goddelijk recht, van de Kerken. Wie de banier van de Kerken opheft over zijn werk en werkkring, en met haar naam zich noemt, is, ook afgezien van alle gevallen vian afwijking, reeds uit gewone eerlijkheid, veelmeer uit christelijke oprechthiaid en gehoorzaamheid aan zijn belijdenis, in en buiten de Kerk, in al zijn levensopenbaring, verplicht zich eensgezind' te verklaren en te toonen met de Kerk, waarvan hiji lid is. De Kerk zelve mag en moet er op toezien, óf hij in leer en leven, op elk terrein, die getrouwheid' betoont.

Zeker, niemand is verplicht, zonder meer, te gelooven wat de Kerk belijdt en besluit. Ieder lid heeft recht en is verplicht eventueel bezwaar in te breingen. De Belijdenis en elke confessioneel© beslissing is appellabel aan het Woord van God, de H. Schrift. Wie echter niet, met argumenten uit het Woord Gods en de Belijdenis, tegen een uitspraak van de Belijdenis of een confessioneele beslissing opkomt, mag niet in spreken en doen daar tegen ingaan. Een derde is er niet. Vóór, óf tegen.

Dat nu geldt ook in dit geval. De leden der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op G. G., de hoogleeraren, de Kerken met wie zij contract heeft, die haar steunen en haar studenten met vertrouwen ontvange'n, hebben recht, nu deze vraag aan de orde is gekomen, te vernemen, of de V. U. „Gereformeerd" is, met name ten opzichte van het Schriftgezaig, gelijk de G. K. zich in Assen en Groningen hebben uitgesproken; waar tegen noch van de zijde der Vereeniging, noch van haar Besturen, als leden eener Geref. Kerk, bezwaren zijn ingebracht, Ja óf neen?

Door een verklaring: Ja, wordt de Vereeniging, evenmin als die voor chr. verz. van Krankzinnigen en andere, in geen enkel opzicht kerkelijk; wel openbaar als Gereformeerd zonder voorbehoud. Willen anderen, die zich ook Gereformeerd noemen, daarom haar den rug toekeeren, dan is dat zeker zeer te hetreuren. Maar als de Vereeniginig' om die reden haar instemming mef de

noodige en gezegende uitspraak van Assen in het bekende Confessioneel geding zou terughouden, dan zou zij alle goed-Gereformeerden en bizonder de G. K. voor de pijnlijke vraag stellen: Wat nu?

„De pijnlijke vraag”; — inderdaad; de „pijn" is er bij velen al enkele jaren; en ze werd niet verzacht door een verklaring, die, vooral gezien in het licht van de verdere als principieele zelf-openbaringen der betrokken docenten erkennen gedragingen, niets meer zeide, dan ook dr J. G. Geelkerken wel bereid zou zijn te zeggen.

Prof. Lindeboom zou een advies willen geven van deze strekking:

Mocht" ik een advies geven aan de aanstaande Jaaxveigadering van de meergenoemde Vereeniging, dan zou het dit zijn:

a. De Vergadering neme nu geen beslissing over het Rapport en de conclusies van de Commissie.

b. Zij drage aan de Commissie op, ook de door de Kerkelijko pers ingebrachte bezwaren ernst'g te overwegen, en te overleggen, of en hoe daaraan kan worden tegemoetgekomen.

z. Zij geve bizonder aandacht aan wat de Commissie zBigt van de noodzakelijkheid om thans over te gaan tot een nadere fonnuleering van de, in de Statuten tot grondslag gestelde, „Gereformeerde beginselen.''

En hij heeft daarvoor de volgende gronden:

Het kan allicht z'n nut hebben hier in herinnering te brengen: Ie. Wat prof. Bavinck, in 1839, vóór de Synode te Groningen, over de , , G. Bg." in Art. 'i heeft geschreven. In zijn brochure: Theol. School en Vrije Universiteit; § 2: , , De Vereeniging voor Hooger Onderwijs". Opdat mijn artikel niet te lang «worde, bepaal ik mij tot het afschrijven van het slot zijner beoordesling van meergenoemd Art. ''i der Statuten; blz. 12. „De bedoeling der redactie van dit artikel, moge daarom (omdat het „niet alleen onderscheid maakt tusschen Geref. beginselen en Geref. belijdenisschriften, maar deze beginselen ook met geen enkel woord omschrijft") de bedoeling moge daarom nog zoo juist en zuiA^er zijn, n.l. om voor de niet-theologische wetenschappen alleen de Geref. beginselen ten grondslag te leggen, welke daar\"oor in aanmerking komen. en misschien in de Formulieren niet of niet volledig zijn uitgedrukt; de redactie zelve laat aan duidelijkheid to wenschen over; zij snijdt misverstand niet af, maar baant er den weg toe, en is in elk geval niet juister dan de gewone formule: grondslag is de H. Schrift naar de verklaring der Geref. Belijdenisschriften. Deze formule toch hovidt in, dat wel degelijk ook zulke beginselen grondtlag van het onderwijs zijn welke in de Schrift gevonden, doch mogelijk niet in de Belijdenis uitgedrukt zijn; en zij doet op goonerlei wijs. tekort aan den eisch, dat het onderwijs slechts in zoover door de Geref. beginselen wordt beheerscht, als deze daarover iets te zeggen hebben."

„De redactie van dit tweede artikel der Sta'uten beheerscht h^el de Vereeniging en de scholen die van haar uitgaan ..."

2e. Insgelijks de herinnering van wat de Synode van Leeuwarden in 1920 besloten heeft ten opzichte van de Gereformeerde boginse'en. Zie de Acta, bl. 74. Daar is sprake van do Concept-instructie voor een Zendingsadviseur, waarin de term „de Gereformeerde beginselen" ook reeds tot de Kerkelijke taat zou gaan behooren. Besloten word: a. b.... c: ., in de Concept instructie art. G on 7 om te zetten; het nieuwe artikel aldus te lezen:

„Bij al zijne studie en arbeid is de Zendingsadviseur gebonden aan de Belijdeniss-briften onzer 'Gereformeerde Kerken en de beginselen die in overeenstemming daarmede, verder op eenig punt uit den Woordo Gods af te leiden mo^en z'n;

„in het nieuwe art. 4, al. 2, te lezen: het beoordeelen van die „religies” naar do beginselen in art. 6 genoemd;

„en eveneens in art. 13 voor de woorden , .de Gereformeerde beginselen" in de plaats te stellen „de beginselen in art. G genoemd." Aldus is door de Synode besloten.

Ds J. Bootsma, van Bloemendaal-Loosduinen, zegt in „Westl. K.b.":

En nu moet mij toch een woord van 't hart, n.m.l., dat de beschouwingen der commissie mij niet geheel hebbon bevredigd. Dat betreft niet den feitelijken inhoud, wat de beginseen betreft, maar mijn bezwaar ligt hierin, dat de verhouding tusschen Universiteit en Kerk in het gedrang komt. De Universiteit is vrij, ook van de Kerk; zeer goed. Maar wil dit nu ook zeggen, dat de universitaire kring met de uitspraken der kerk eigenlijk niets te maken heeft?

Het wil mij voorkomen, dat achter deze vraag andere, zeer belangrijke vragen zitten, aan welker beantwoording men op den duur niet ontkomen kan. Ik bedoel dat hier achter zit de gehoele kerkelijke toestand in Ned er'and, die, om het zacht te noemen, abnormaal is.

Toen in de jaren 1618/19 de groote Synode van Dordrecht vergaderde, waren er ook Icergeschillen te beslissen en toen die beslist waren en die beslissing in de Dordsche Canones haar be'ichaming vond, was daarmede voor heel Gereformeerd Nederland de zaak afgedaan, ook voor de Universiteiten. Alle Gereformeerden waren in ém kerkverband vereenigd en daarom was de Dordsche oplossing in zekeren zin gemakke'ijk.

Maar zet nu eens naast Dordrecht 1618/19, Assen 1926. Dan gevoelen we direct het verschil. Om nu eens een woord van wij'en Groen van Prinsterer te gebruiken, de „Gereformeerde gezindheid" is verdeeld in verschillende kerkelijke organisaties. Er zitten ve'e Gereformeerden in de Ned. Hervormde Kerk, en dan vinden we daarbuiten, behalve „De Gereformeerde Kerken" in Neder and nog onderscheidene kerkjes en kringen, die op den naam Gereformeerd aanspraak maken. Dat is een onaangename, maar ook een zeer schadelijke toestand met het oog op de door­ werking der Gereformeerde beginselen op alle levensterrein.

Nu heeft men op politiek gebied eu ook op dat van het onderwijs en van de barmhartigheid getracht uit den draaikolk van het kerkelijke leven te blijven, en ik ga daarmede accoord, maar men is daarmede dan toch niet Idaar.

Als een vereeniging als grondslag in haar statuut aanvaardt „Gods Woord naar de verklaring van de drie 'formulieren van eanigheid", dan is dat zeker een deugdelijke grondslag. Maar nu is reeds de eerste vraag of er ook bij moet „van de Gereformeerde Kerken in Nederland". De één zegt: „neen, want dan kiest men daarmede al eenigermate partij; de andere zegt, dat men schrijven moet „de Gereformeerde Belijdenisgeschriften" en om alle misverstand te voorkomen kan men er bij zetten „Nederl. Geloofsbelijdenis, Heidelbergsche Catechismus en Dordsche Leerregels". Dan is het erg secuur en men blijft buiten de kerkelijke partijen en derzelver strijd. En nu gaat dat alles goed, en is ook goed gegaan, zoolang er in geen der kerkelijke organisaties leergeschillen in behandeling kwamen. Maar zoodra deze voor den dag komen, zit men er tusschen.

Dat is al gebleken in de zaak van Art. 36. Toen de Gereformeerde Kerken van dat artikel het bekende zindeel buiten werking stelden, kwam al de vraag naar voren, welke Belijdenis men aanvaardde, die van het geheele of van het onvolledige artikel 36. Hoe is deze zaak niet opgeblazen tot een aUes beheerschcnde kwestie. Denk maar aan de Gereformeerde Staatspartij van Ds Kersten en de Herv. (Geref.) Partij van Ds Lingbeek.

Geen - wonder dat, toen in Assen een leergeschil' van zoo ingrijpenden aard aan de orde kwam, en een uitspraak daarover volgde, dit zich veel verder deed gevoelen dan in den kring der Kerken, binnen wier grenzen deze zaak zich afspeelde.

Ds H. J. Heida raakt in het „Kerkbl. der geref. kerken van Vlaardingen etc." ook de vraag aan, of het „concrete", tot nader onderzoek dringende, geval, thans reeds aanwezig is, dan wel, of men onder het huidig tableau schrijven kan: „tabula quoad Geelkerken rasa". Hij handelt daarom over de verklaring, welke indertijd niet zoozeer door, als wel voor de docenten afgelegd is; een verklaring, die ik zooeven aanraakte reeds, en die mij toeschijnt even grif uit den mond te kunnen komen van iemand, die de Asser synode een overtolligheid acht (tegen welker opvatting hij wel niets heeft, omdat hij geen exegese heeft) als uit den mond van een ander, die Assen noodzakelijk acht. Ds Heida zegt dan:

Nu zou, blijkens het verloop der zaak van Dr Geelkerken deze verklaring' zonder meer niet voldoende zijn geacht op het terrein der Gereformeerde Kerken in Nederland.

Evenmin kan worden gezegd, dat de conclusie's der Commissie, in haar algemeenheid vóór ons liggende, reeds insluiten, dat een a.fwijking als van Dr Geelkerken daarmede reeds veroordeeld is.

Mogelijk is daarmede deze veroordeeling welj maar zeker is ze daarmede niet.

Immers al spreekt iemand in het algemeen uit, dat historische feiten in de Heilige Schrift ook voor historisch moeten worden gehouden en beleden, daarin ligt op zichzelf nog niet opgesloten, w-elke feiten der H. Schrift daarmede als historisch moeten worden erkend,

In baar a'gemeenheid neergeschreven, zal deze uitspraak ook door velen, staande buiten de Gereformeerde belijdenis, worden onderschreven.

Alleen maar, dezen zullen daarbij zeggen: u moet mij niet euvel duiden^ dat ik deze algemeene uitspraak over historische feiten en letterlijke opvatting dor verhalen practisch op andere manier versta dan gij I

"VVat gij letterlijk noemt in het Paradijsverhaal, versta ik misschien a's symbolisch en omgekeerd.

Of anders uitgedrukt: al aanvaardt men algemeen de conclusie's der commissie, daarmede is nog niet uitgemaakt, welk oordeel in den Kring der Vrije Universiteit wordt geveld over het standpunt, dat de drie Iloogleeraren in een belijdeniskwestie hebben ingenomen.

Nu zal niemand beweren, dat heel de houding, die deze Hoogleeraren hebben aangenomen, is van ondergeschikte beteekenis.

Dr Geelkerken in hoogst eigen persoon heeft meermalen uitgesproken, dat het in zijn zaak ging om fundamenteele zeer ver strekkende beginselen, en, hoewel vogels van diverse pluimage binnen den Ideinen kring van het nieuwe Verband zijn neergestreken, toch is wel van buiten door het hek te zien, dat ook wonderlijk uitheemsch gekeurd gevederte daar onderdak heelt gevonden.

Toch zullen a! deze verschijnselen, al deze bewegingen, al dat gekakel in het kerkelijk hoenderhok den Hoog'eeraren niet deren, omdat de geheelè kwestie van Gen. 2 en 3, zoodra men getracht heeft ze op het terrein der Universiteit aan de orde te stellen, nu niet van een supraiiistorisch standpunt wordt bezien, maar toch in een algemeen raam van beginselen is gezet, .waardoor ze haar concreetheid heeft verloren.

't Valt te betwijfelen, of iemand zal worden gevonden, die ze op zu'.k een wijze zal kunnen stellen, dat zij . op Universitair terrein metterdaad wordt behandeld.

Zal iemand een enquêtecommissie voorstellen?

'Dan moet hij komen met gegevens waardoor rechtmatige twijfel aan het karakter van het onderwijs is gerezen.

Daarom za', nu eenmaal de commissie een algemeene vingerwijzing gaf, hoe zij Art. 2 wil hebben verstaan, de a'gemeene vergadering allicht tot geen nieuwe actie besluiten.

Zonder de uitspraak der Commissie stond zeker dit algemeen karakter der Vrije Universiteit ook nog wei voor allen vast?

Dal kerkelijke uitspraken, al komen ze dan ook van de Gereformeerde kerken in Nederland, niet voet­ stoots worden overgenomen, kon iedef, die eenigszins den loop der Universiteit heeft gevolgd, ook wel verwachten.

Is daarmede dan de rust wedergekeerd en de deining voorbij? Vele aanhangers der Vrijie Universiteit zullen onbevredigd zijn.

Al kunnen de Gereformeerde Kerken in belijdenisuitspraken dwalen, voor honderdduizenden staat vast, dat zij ditmaal niet hebben gedwaald; maar dat gedwaald hebben en nog steeds dwalen zij, die Dr Geelkerken hebben beschermd en verdedigd, zich alle moeite hebben gegeven om vrije baan voor hem te maken en o.p zijn gevoelens het stempel „Gereformeerd" te drukken.

En wie als Hooggeleerde op kerkelijk terrein zich in zulk een belijdeniskwestie welbewust aan den verkeerden kant stelt, moet het niemand kwalijk nemen, dat anderen met een algemeene uitspraak onmiddellijk tot zwijgen en rust worden gebracht.

"Wat die nadere verklaring trouwens betreft, in het algemeen is het toch onmogelijk, ongewenscht, ^elfs ongeoorloofd, iemands publieke houding te beoordeelen, los van zijn publieke uitspraken, los van de beginselverklaringen der kerk, der vereeniging, waaraan hü zich verbonden heeft en dan te wachten op een incidenteele uitspraak, opdat men daaruit weten mocht, of hij misschien ook vijandelijk staat tegenover den kring, dien hü „voor de zon" omhelsde? Ieder, die dr Geelkerken volgt, heeft het goedgevonden, — want hij is geen kind — dat in zija naam, niet zonder vele plechtigheden en gebeden — verklaard is, dat de Gereformeerde Kerken in Nederland afgeweken zijn van de drie formulieren. Wie dat onthoudt en dat als feit aanvaardt (b.v. in de verhoudingen reeds van het lager onderwijs) die schept geen conflict, maar hoort het den ander van zijn kant constateeren. Die hoort den aanhanger van dr Geelkerken zeggen: g ij schendt de drie formulieren. En dan moet men daar toch wel eens over praten? Men moet elkander toch serieus bejegenen?

Want het zou vreeselijk onbeleefd, en onbroederlijk zijn, van een hoogieeraar, die van ons allemaal laat verklaren, dat wil de drie formulieren schenden, en dat hü ze goed interpreteert, doorloopend te verklaren: laat hem dat maar zeggen, hü weet niet, wat hü doet; het is maar een machtspreuk en een sofisme. Wie van zijn broederhoogleeraar zegt: raka, die heeft meer tegen zich dan den Groeten Raad. En ik weiger, van hoogleeraren te zeggen, te denken: raka. Ik houd ze aan hun publieke woord, en heb met mogelijkheden niets te maken. Zy ook niet.

Ook dr W. A. v. Es is nog niet content met het gebodene, als er niet wat bü komt. Hü zegt in „Leeuwarder K.b.":

'Zin en bedoeling van de limiteerende bijvoeging, dat de Vereeniging in Ai-t. 2 der Statuten aan de Formulieren van Eenigheid een dusdanig bindend gezag toegekend heelt, ALLEEN DOORDAT EN VOORZOOVER ZIJ A.AN DEZE EEN PLAATS HEEFT GEGEVEN IN DE OMSCHRIJVING VAN HAAR GRONDSLAG, bekennen we eer ijk niet goed te doorzien^Daarin, dat DilT GEZAti niet IN DIENZELFDEN zin ook toekomt aan ANDtPE KERK.ELIJKE uitspraken, ook al bedoelde deze niet aiider= dan om 'genoemde ForniLÜieren te handhaven of uit te werken, kan de pointe ook niet schuilen. Dit immers spreekt wel vanzelf. Ook op het terrein der Kerk hebben natuurlijk de Formulieren van Eenigheid een eigen gezag. Dat echter de Vrije Universiteit m haar Theologische Faculteit ten aanzien van zulke uitspraken maar zou kunnen overgaan tot de orde van den dag en zulke uitspraken maar zou Icunnen laten voor wat zij zijn, gaat er — wanneer dit namelijk de bedoeling zou zijn — bij ons toch nog niet goed in. Vertegenwoordigen dan de Formulieren van Eenigheid niet een KERKELIJK begrip? Zijn ze geen KER-KELLKE geschrilten? Geschriften, waarin de .KE.tK heelt geformuleerd, wat in den kring van haar saamleven is haar gemeenschappelijk geloól, en daarom grondslag, basis, „accoord van kerkelijke gemeenschap''. En dan zou die Kerk om die Formuliere^n te handhaven of zelfs uit te werken, d.w.z. CON.'ES-SIONEELE uitspraken kimnen doen, en de Vrije Universiteit welke voor het onderwijs in de Godgeleerde faculteit deze Formulieren der Kerk als grondslag heeft aangenomen, zou zulke uitspraken der Kerk dan maar voor kennisgevinig aannemen kunnen? Is dan de Kerk niet zelf de uitlegster van haar eigen belijdenisgesch iften? Of heeft zij die uitlegging ergens elders buiten zich bijv. bij de theologische faculteit van eenige Universiteit te zoeken? Wanneer de Vrije Universiteit zulke uitspraken niet zou aanvaarden, zou zij ophouden de „Formulieren van Eenigheid" als grondslag voor haar onderwijs in de godgeleerdheid te hebben. Immers de Forinulieren van Eenigheid, zooals de Universiteit die voor het onderwijs in de godgeleerdheid dan in onderscheid van de Kerk zou willen handhaven, zouden dan GEEN Formulieren van Eenigheid", geen accoord van , , kerkelijke" gemoenschap meer zijn. Zij drukken dan wel materieel uit wat VROEGER de inhoud van die Formu'ieren van Eenig; heid was, maar in den zin en de gestalte, waarin zij NU als grondslag voor het onderwijs in do godgeleerdheid bleven gehandhaafd, zijn zij GEEN „Formulieren van Eenigheid" MEER. Dit wil dan wel niet zeggen, dat zulke kerkelijke uitspraken eis ipsis bindende kracht voor de theologische faculteit zouden hebben-De Universiteit heeft ook in haar theologische faculteit een ZELFSTANDIG bestaan naast de Kerfc^ Dat zij zich voor het onderwijs in de Theol. faculteit op de diie Formulieren van Eenigheid als haar g ondslag; dus op iets dat KERKEL-JK is„ heeft geplaatst is een VRIJWILLIGE daad van haar geweest. Zoo is het ook ten aanzien van het aanvaarden van de kerkelijke uitspraken met betrekking tot die Formulieren. Deed ze het echter niet, dan zou zj daarmede baar gronds'ag verliezen, want wat z'j dan had, zouden geen „Fonnulieren van Eenigheid" meer zijn. En waar het artikel, dat voor het onderwijs in de godgeleerdheid de drie , Formulieren van Eenigheid" aanwijst, - een

onveranderlijk artikel is, waarvan dus het voortbestaan van de Vrije Universiteit afhangt, liangt van de aanvaarding van zulke kerkelijke uitspraken ook haar voortbestaan af.

Dat deze Formulieren van Eenigheid als de grondslag van het onderwijs in de Theol. Faculteit in art. ^ der Statuten nader worden omschreven a's bedoeld, „gelijk die m den jare 1G19 door de Nationale Synode van Dordrecht voor de Nederlandsche Gereformeerde Kerken zijn vastgesteld", is hiermede allerminst in strijd.

Ware dit zoo, dan zou de Vrije Universiteit voor - het onderwijs in de godgeleerdheid nooit van de formuleering der belijdenisstufcksn, gelijk die m 1619 to Dordrecht is vastgesteld, kunnen afgaan, zonder zich daarmede volgens haar eigen Statuten om koud te brengen. Een wijziging, bijv. als in 1905 in art. 33 van de Nederlandsche confessie is aangebracht, zou dan nooit door haar kunnen worden aanvaard. Maar dit zou toch wel het confessioneel conservatisme zijn in het kwadraat.

Nu echter voegen de Statuten er nadrukkelijk bij „een zoodanig gezag daaraan hechtende als genoemde Synode blijkens haar eigen hande'ingen en hare acten aan de belijdenisschriiten der Nederlandsche Gereformeerde Kerken heeft toegekend". En deze Synode heeft die belijdenisschriften ook zelf nimmer als een petritact, als een versteend en onveranderlijk gegeven opgevat, maar , als geschriften die, wanneei* noodig, zouden kunnen worden herzien, of aangevuld, of nader verklaard, gelijk zij zelf in haar Canones tegen de Remonstranten deed, en die in al'.es ten allsn tijd te toetsen waren aan de Schrift. Doch die deze geschriften dan keuren of wijzigen of aanvullen, ol nader verklaren moest volgens deze Synode, was dan altijd de KERK, wier belijdenisschriften zij waren. Gelijk dan ook in de door haar vastgestelde onderteekeningsformulieren voor predikanten, maar ook VOOÏ professoren in de Theologie enz., duidelijk is te ziem.

Conclusie van dr v. Es (die nog op de zaak terugkomt) is dus voorloopig:

Altijd is het de Synode, dus een kerkelijke veagadering, bij welke ook de Professoren in de Theologie, da' nadere verklaring van de Formulieren hebben te zoeken en van welke zij die hebben te vei-wachten.

En zoo is het ook bij onze Vrije Universiteit.

Zijl heeft zich vrijwillig in haar Statuten voor hel onderwijs in de Godgeleerdheid door de erfcenniAg vftn de drie Formulieren van Eenigheid op een KER-KELUKEN grondslag geplaatst. Dan heeft ze nu ook verder de consekwentie van dit haar standpunt te aanvaarden en de Kerk ook te volgen in die uitspraken, welke de Kerk tot handhaving en uitwerking van dezen haar grondslag, de Formulieren van Eenigheid noodig acht.

Ds S. Datema zegt in „Geref. K.b. Driebergen etc":

Hoe zou het gaan te Middeilburg?

Zou de onzekerheid worden weggenomen?

Zou in gewoon Nederlandsch worden gezegd, waaraan zich de hoeren hebben te houden?

Laat er nu geen woord Fransch bij zijn en geen zin diplomatie, maar gewone, gangbare, zichzelf verklarende taal.

Niet voor tweeërlei uitlegging vatbaar.

Aüe onzekerheid moet weggenomen worden.

Dat moet.

Ons volk is gewillig; geeft gaarne; maar de zaak moet gezond zijn.

Make de Heeje het zoo, om met dankbaarheid op 'dien da, g te kunnen terugzien, en met moed en vertrouwen voort te gaan.

Ds P. V. Dijk oordeelt in Kroniek „Theol. Tijdschrift":

Ik hoop toch, dat men in ons lichtgeloovig Nederland niet in ernst zal meenen, dat er in de Gereformeerde Kerken zulk een geheimdienst bestaat, i) Ik heb de eer een Kerkbode-redacteur van heel nabij te kennen, en hij heeft me verzekerd dat er nog nooit , of te nimmer zulk een geheime wenk op zijn redactiebureau was gekomen.

Ik vermoed, dat de soberheid der bespreking meer te zoeken is in de moeilijkheid van de verhouding waarin een paar professoren staan tot deze kwestie, die wel naar het woord van prof. Grosheide in , .N.-Holl. Kb, " door niemand „ooit beschuldigd zijn van de bepaalde afwijkingen die dr Geelkerken zijn ten laste gelegd", maar die toch door hun openlijk meegaan met de kerken van het H. V. bij velen over deze zelfde afwijkingen te denken gaven.

Deze dingen kunnen dan kiescher worden behandeld in den meer intiemen kring van een Ledenvergadering der Vereeniging voor Hooger Onderwijs. Het komt bij niemand, die de V. U. een goed hart toedraagt, in de gedachten om bepaalde Hoogleeraren al hadden we dan hun houding zoo veel liever geheel anders gewild, het slachtoffer te maken van een niet rijp oordeel in de uiterst delicate kwestie der verhouding tusschen Art. 2 en Assen; evenmin als om dezelfde liefde tot de V. U. zoo iemand ook maar medewerken zou aan het opofferen van de V. U. ter wille van deze professoren, wanneer blijken mocht, dat ze niet konden worden gehandhaafd.

En een medewerker van de „N. R. Ct." schreef deze week:

De uitkomst te Middelburg is vrijwel te voorspellen. De twee conclusies der commissie worden natuurlijk aanvaard. Dat staat als een paal boven water vast.

Slechts zal het gaan om de vraag, of er nog iets aan toegevoegd zal worden, hetzij in den éénen, hetzij m den anderen zin. En dan is ook buiten allen twijfel, dat aan het verlangen van ds v. d. Brink o. s. zeker niet voldaan zal worden. De tweede conclusie is op-' gesteld naar aanleiding van debatten over de toepasselijkheid van Assen's uitspraak op de V. U.; de commissie wil formeel Assen niet noemen vanwege de zelfstandige positie der V. U., doch bedoelt duidelijk materieel niettemin een volkomen gelijkluidend standpunt in te nemen; slechts heeft ze dit standpunt iets algemeener, alle mogelijke concrete gevallen in gelijken zin samenvattend, omschreven. Het is derhalve uitgesloten te achten, dat ze nu zou verklaren: „As-_ sen is niet bedoeld".

Veeleer is mogelijk, dat aan de twee conclusies nog iets wordt toegevoeigd, hetzij door mondelinge, hetzij door schriftelijke uitspraken (moties bijv.) welke den concreten samenhang tusschen de tweede conclusie en 'de Asser uitspraak trachten vast te stellen. En vermoedelijk zal de vergadering wel trachten ook dit laatste te vermijden, daar de tweede conclusie op zichzelf volkomen duidelijk is en bovendien het niet-voldoen aan den eisch van ds v. d. Brink c. s. deze duidelijkheid nog zal versterken en dan ook de dogmatische draagkracht der tweede conclusie, genomen in haar tijdsverband met de geschiedenis van Assen, al reeds zóó sterk is en zooveel concreet verband met Assen historisch en psychologisch, dogmatisch en practisch beveiligt, dat iemand, die dit niet gevoelde, wel volkomen afgestompt zou moeten zijn.

Tenslotte meent ds M. Uyteii'houdt in „Geref. K.bl. v. Drente en Ov.", dat de V. U. een zieke is, die evenwel best vooruitgaat:

Menschen, die een arm gebroken hebben, zitten gewoonlijk wel een week of zes in 't verband.

Dan kan 'ter af, en 'tis in orde.

Wanneer 't echter met de genezing niet al te best vlot, dan moet het armheen soms opnieuw gebroken, weer gezet en daarna wordt het verband hersteld.

Dan duurt het in den regel heel wat langer dan zes weken eer alles weer kant en klaar is. Zoo is het ook met onze Vrije Universiteit.

Daar zitten nog altijd een paar professoren in 't hersteld verband. En dat kan er nog altijd maar niet af.

Inmiddels doen we ons uiterste best en dokteren al maar voort. In de laatste weken is zelfs het plan opgekomen eene geheel nieuwe chirurgische behandeling toe te passen, en dat is deze: men wil trachten de patienten het rapport van de commissie van onderzoek te laten onderteekenen. Dat is wel een heel pijnlijke behandeling, en 't gaat natuurlijk 'heel moeilijk, iets te teekenen als je arm in een hersteld verband zit, maar met inspanning van alle krachten, kan het toch wel lukken.

En gelukt het, dan helpt dat middel zeker heel best. Of het gelukken zal, hopen we op onzen Universiteitsdag in Middelburg te hooren.

We zijn vol belangstelling.

Maar, laat ons nu ook wat voorzichtig zijn. Men moet toch niet denken, dat, als de chirurgische behandeling slaagt, het hersteld verband er zoo maar in eens af zai vallen.

Daar is tijd voor noodig. Een beetje geduld, niet al te haastig. En inmiddels moed houden.

Als 't verband er eenmaal af is, zegt men, breekt de arm op dezelfde plaats nooit meer, maar is er sterker dan ooit te voren.

Als 't nu zoo eens met onze Vrije Universiteit ging! En we hebben goede hoop. We zijn nu 18 hoogleeraren riJk en binnen enkele

jaren waarschijnlijk 21 of zelfs meer.

Van al die hooggeleerden zitten er nu nog maar twee stevig in 't verband. Voor twee jaar, waren 't er vier, waarvan er een is weggegaan naar Utrecht, en een andere al flink begint te beteren. Hij zei, dat hij het met Assen eens is, en dat is een heel best teeken van vooruitgang.

Dus nu nog maar twee. De zieke gaat dus best vooruit.

Simson en Paschen.

Ds E. V. Meer schrijft in „Algemeen Weekbl. v. Chr.dom en Cultuur":

Hooggeachte Redacteur,

Wij hebben voor de vele predikant-lezers van ons „Algemeen Weekblad" geen rubriek „preekschetsen". Toch worde ten behoeve van mijn collega's onderstaand schema opgenomen, dat de samenvatting is van een Evangelieverkondiging, op den 2en Paaschmorgen dezes jaars in een der Herv. Kerken gehouden (mogelijk, dat ook gemeenteleden er met vrucht kennis .van nemen).

De text is Richt. 16:1—3, en de verdeeling als volgt.

I. (vers 1). Simson bezoekt te Gaza een - vrouw, die (men raadplege den bijbel). Simson is een type van Christus, die tot zijn gemeente komt. Op de gemeente is de kwalificatie der vrouw ten volle van toepassing. — Dit eerste punt worde breed en realistisch uitgewerkt, 't Verdient b.v. aanbeveling de exclamatie over te nemen, die de origineele prediker herhaaldelijk de vrouw in den mond legde: „zoo'n man heb ik nog nooit bij me gehad!"

II. (vers 2). De loerende vijandschap der Gazieten is de vijandschap der wereld, die Christus aan 't kruis brengt. Hun overleg herinnert aaii het „niet op 't feest" van 't Sanhedrin.

III. (vers 3a). Toen stond hij op.. .. Simson's verlaten van 'trustbed is de opstanding van Christus uit de dooden.

IV. (vers 3b). Simson met de stadspoort symboliseert Christus, die de poorten van hel en dood als Paaschoverwinnaar wegdraagt.

V. Men make een toepassing overeenkomstig de behoeften zijner gemeente (onboetvaardigeii, ontrusten, zoekenden, bevestigden, enz.).

Hopende aan vele mannenbroeders voor Paschen 1929 hij voorbaat een dienst te hebben bewezen, teeken ik

Uw dienstwillige,

Wageningen.

E. VAN MEER.

Kain en Abel.

Ds J. Douma schrijft in de „Gron. K.b.'':

We kunnen niet nalaten nog eens weer te citeeren uit pi"of. Bavinck's Dictaat Historia Revelationis of Openbaringsgeschiedenis. Hier is geen spoor van twijfel aangaande het historisch karakter van Genesis te ontdekken. Professor Baviiick wijst er in zijn dictaat op, dat God na 's menschen verdrijving uit het Paradijs ZiJn openbaring voortzet en Zijn genade verheerlijkt. Daarvan is reeds het offer, dat altijd met gebed gepaard ging, een bewijs. Mag verondersteld dat Adam en Eva als geschapen naar Gods beeld offers gekend hebben, en zoo religie in cultus hebben veranderd. Kaïn en Abel offerden zeker. Dat God zelf geen be-'hoefte 'had aan den geur der offerande en niet tevreden was met zinnelijke genieting maar allereerst naar de gezindheid des harten vroeg, blijkt daaruit dat God Kaïn en zijn offer niet aanzag. Kaïn's hart was niet recht voor God. Wel zoekt God Kaïn nog tot betere gedachten te brengen, maar deze luistert niet. Hij voedt zijn hartstocht. Duivelsche hoogmoed en dierlijke woestheid gaan bij hem hand aan hand. Hij vermoordt ziJn broeder, en Abel wordt de eerste „martelaar", wiens bloed, omdat het bloed van eeli „getuige" is, van den aardbodem roept om wraak.

In Kaïn en Abel staan principieel tegenover elkaar vrouwenzaad en slangenzaad, wereld en kerk, moordenaar en martelaar. Hier wordt de klove tusschen de menschen openbaar. Het werkverbond was universeel, het genadeverbond van den beginne particulier. Kaïn en Abel waren wel beiden in het verbond geboren, maar de inhoud der belofte werkt particulier. Niet allen worden in genade in Christus aangenomen.

Tot straf wordt Kaïn verbannen. God Zelf maakt tusschen slangen-en vrouwenzaad ook locale en globale scheiding. Kaïn is zwervende geworden. Met deze verbanning buiten den kring waar Gods vreeze nog woont, zet niet alleen het nomadenleven in, dat, tegen wat cultuurhistorici leeren, n a landbouw en veeteelt begint; maar ook de geestelijke verwildering en verbastering der menschen. De verwildering zelf is een raadsel, vooral bij natuurvolken, die schijnbaar doelloos eeuw in eeuw uit leven èn sterven. Een aangrijpend probleem, maar ontstaan „door de schuld en den onwil der menschen heen".

Opmerkelijk is het verder, dat de wereld zichzelf afscheidt, en niet de kerk. Niet Abel wordt afgescheiden, maar Kaïn. Abel is katholiek. Kaïn de eerste afgescheidene. De kerk houdt de historische lijn vast. Bij Kaïn en Abel is het een kwestie van majoriteit en autoriteit, en nu moge de majoriteit (de meerderheid) aan de zijde van Kaïn gebleven zijn, de autoriteit staat aan Abels zijde.

Bij zulke passages herinneren zich zijn oud-leerlingen weer, 'hoe prof. Bavinck in vuur kon geraken bü 't collegegeven en improviseereud de eene fonkelende gedachte na de andere , , er uitgooien kon", zooals we vroeger minder plechtig zeiden.

K. S.


1) Dit ziet natuurlijk op de wilde fantasieën van ds H C V d Brink, die zich nu weer wijsmaakt dat hij de bespreking in de kerkelijke pers eindelijk heeft losgemaakt; ' hetgeen «met den kalender is tegen te spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's