GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

door AV. M. LE COINTRE.

III.

AVij willen thans een blik slaan op de litteratuur, die zich bezig houdt met het sociale leve n. Op dat terreirï heeft het beeld van Jezus een zeer breede litteratuur in het leven geroepen, waaruit wij ook maar een greep willen doen.

Ook hier valt een uiterst merkwaardig verschijnsel te constateeren: de theoretici der sociaal-democratie hebben getracht aan te toonen, dat het ontstaan van het Christendom zeer wel kon worden mogelijk geacht, zonder den persoon van Jezus. Zoo b.v. Baldwin Sauberlich in zijn „Jesus der Nazoraer" en Georg Lómmel in zijn historische studie „Jesus von Nazareth". De eerste zegt: „Die Tatsache des Christentums ist ohne einen persönlichen Stifter durchaus verstiindlich" i). Zoo ook Dom el a Nieuwenhuis in zijn „Leben Jesu", die, met inroep ing der hulp van theologen als Bruno Bauer, zelfs beweert, dat op de vraag, of Jezus werkelijk bestaan heeft, met ja noch met neen geantwoord worden kan. En, al ei'kent men in die kringen het' bestaan nog van Jezus, dan probeert men Zijn karakter verdacht te maken en noemt i.e.g. heel Zijn leer door en door onpraktisch.

Tegenover de barre armoede, waarvan dit beeld van Jezus in die sociaal-democratische litteratuur gewaagt, mag het toch uitgesproken, dat het in de praktijk, in het werkelijke leven nog wel, ondanks alles, wat er voorts ook van te zeggen zou zijn, wat beter staat. Pi a u 1 G o e h r e in zijn „Drei Monate Fabrikarbeiter und Handwerksbursche" - ') beweert, dat allen arbeiders tenslotte toch altijd een zekere eerbied eigen blijft voor den persoon van Jezus. Natuurlijk zien zij Hem dan, geheel anders dan de kerk, vrijwel uitsluitend als den groeten socialen hervormer, die een gouden tijd voor de menschheid heeft willen doen aanbreken, al is Hem dat dan ook niet gelukt.

Ditzelfde beeld treedt ons o.m. ook tegen uit de mededeelingen door Martin Rade gedaan op het 9e Evang. Soziale Congres in Duitschland, aangaande de gezindheid der arbeiders uit de meest-verschillende partijen, onder den titel: „Die sittlich-i-eligiöse Gedankenwelt unserer Industriearbeiter". Het is voor ons wel heel leerzaam te lezen, hoe Ijij nav^raag, de arbeiders zich uiten over den persoon van Jezus Christus, welk beeld van Hem in hun kring leeft. Teekenend is b.v. deze uitspraak: „Christus steht in seinen Lehren bis jetzt unerreicht da, und wenn nur die Menschheit danach ban dien wurde, so waren alle sozialen Fragen mit einem Schlage gelost" ^). Alle socialistisfhe arbeiders eischen Jezus voor hun partij op.

Met een enkel woord wil ik in dit verband toch ook wijzen op de bekende figuur van F r i e-drich Naumann (18ö0—1919j, wiens gansche streven erop uit was, de beteekenis van Jezus Christus, wiens dogmatische waardeering hij niet aantasten wil, te verstaan voor heel het sociale leven, gelijk hij dat vooral gedaan heeft in zijn: „Jesus als Volksmann" (1898). Uit • Jezus' gedragingen tracht hij conclusie's te trekken voor ons sociale handelen. Hij speurt in het bijzonder Jezus' verhouding tot rijken en rijkdom na en meent, ' dat Jezus vooral daarom met recht „volksman" genoemd worden mag, omdat Hij zich nimmer door het goud heeft laten verblinden, iets, waf het volk in zijn leiders ook zoo sterk voelt. Zeer beslist echter keert Naumann zich tegen degenen, die het beeld van Jezus in deze sfeer teekenen als van een revolutionair. Hij zegt o.m.: , , , Die Revolution ist der falsche Weg von auszen nach innen, Jesus bedeutet den richtigen Weg von imien nach auszen"*).

Het , , sociale" Jezus-beeld ontmoet men. in den voèr-oorlogschen tijd overal. Jezus zou, naar dat beeld, dan ook de klassenhaat gepredikt hebben met Zijn zaligspreking der armen en Zijn , , wee"roep over de rijken. Het is vooral Karl Kautsky geweest, die deze inzichten heeft verdedigd in zijn werk: „Der Ursprung des Christentums"-"'). Hiermee werd de oorspronkelijke taktiek van die zijde verlaten, waarbij men den godsdienst en heel de leer, door Jezus gepredikt, als een den volke-vijandig iets trachtte te karakteriseeren. Sindsdien is een omvangrijke litteratuur verschenen, „welche die Bestrebungen des Urchristentums mit denen der h'ozialdemokratie identifiziert und das Leben Jesu als Mittel fur einen ihm selber durchaus fremden Zweck auszubeuten versucht" ^).

Hiermee samen hangen alle pogingen, die Jezus weer midden onder het volk willen plaatsen, zooals dat m.n. ook in de schilderkunst is na te gaan (denkt b.v. aan het bekende werk van Thoma, Fritz von IJhde e.a.). (^3 velerlei wijze trouwens heeft men dat geprobeerd. Een zeer merkwaardige poging om Christus speciaal den arbeiders naderbij te brengen is gedaan door Walter Classens in zijn: „Christus heute als unser Zeitgenosse", ' van welk werk hij zelf zegt: „für diese Menschen" (d.w.z. de arbeiders) „und alle, die sie liebhaben köniren, habe ich Christus herbeigerufen mitten ins Getriebe unserer Groszstadt. In der Hafenstrasze stand sein Elternhaus, zwischen den modernen Menschen, groszen und kleinen, ging er suchen. Kurz und einfach wie die Evangeliën habe ich seine Geschichte erzahlt, als ware sie ges tem erst geschehen" •). Uiterst merkwaardig is het, om te lezen, hoe hij het alles in onze taal en gedachtenwereld transponeert. In de gelijkenis van den barmharligen Samaritaan laat hij b.v. een man beroofd worden van beurs en horloge, waarna achtereenvolgens een zakenman en een ambtenaar hem haastig passeeren, terwijl een paar van hun werkvermoeide arbeiders hem tenslotte helpen'*). De tendenz van dit werk kan U uit dit ééne voorbeeM genoegzaam duidelijk zijn.

In heel dit verband kan ik misschien onk wel het beste vermelden hêt boek van den bekenden Upton S i n c 1 a i r, in het Nederlandsch vertaald onder den titel: , , Men noeml Mij .Timmerman"''). Het is het wonderlijke in bet New-York onzer dagen spelende, verbaal van Jezus, zooals Hij afgebeeld stond in een kerk, en op een goeden dag zijn plaats in het kerkraain verliet, om voor een tijdje, heel het moderne gr^ote-stads-leven mee te maken, naar de hoofdpersoon van dit boek, dat dan droomt. 'Het boek doet in velerlei opzichten uiterst rauw en profaan aan en wil ook bovenal licht werpen op de sociale beteekenis van Jezus, als de steun van alle armen en verdrukten. Het is natuurlijk-tevens een zeer felle aanval op het officiëele Christendom, de Christelijke kerk onzer dagen. Hij wil zeggen, dat Jezus' wezenlijke beginselen nooit hun toepassi.ng gevonden hebben. Hier vinden wij ook al de neiging Jezus bij de bolsjewisten in te deelen. Het moge uitteraard niet zoo bedoeld zijn (integendeel, bij wijze van tegenstelling met degenen, die zich naar Hem bij voorkeur noemen, wil Sinclair Jezus doen zien als helper der paupers), maar de toon, waarin deze auteur bepaalde woorden van onzen Heiland overzet gaat, naar ons besef, tot het Godslasterlijke. Dit gelde ter waarschuwing.

Tijdens den groeten oorlog is het sociale Jezusbeeld wat naar den achtergrond gedrongen door den loop der gebeurtenissen, om, speciaal natuurlijk in de oorlogvoerende landen plaats te maken voor Ijet beeld van den Vredemaker, den groeten inlernationaal-verbroederenden Wereldheiland, zooals bepaalde schakeeringen in de vredesbeweging Jezus Christus voor zich in dien zin opeischten. En, wat den na-oorlogschen tijd aangaat: reeds K a r 1 K a u t s k y noemde Jezus den stichter van een communistische beweging. Welnu, in den revolutionairen stortvloed, na den oorlog over Europa losgebroken , heeft het ook niet aan pogingen ontbroken den volke Jezus voor te stellen als de groote communist en revolutionair, al toont het consequente bolsjewisme op 't oogenblik vervuld te zijn van een strengsystemati-sch-doorgevoerden haat tegen dienzelfden Christus "a).

Speciaal ook op het zendingsterrein krijgt men in deze dagen te doen met het revolutionaire Jezusbeeld, zooals daarvan o.m. gewaagt een artikel in het Zendingstijdschrift „De Macedoniër" (van, Febr. '28), getiteld: „De Zending in China'bedreigd door het Modernisme en Bolsjewisme". Een bekend man als Dr Sun beschouwt Christus als eeji revolutionair, de wereld-.revolutie is in die

kringen synoniem met de komst rijk Gods, ' etc. i"). van het konink-

Natuurlijk is ook in de poëzie deze zelfde neerslag te vinden. Ik volsta met U een van onze eigen, tegemvoordige dichters te noemen, A. van C o 11 e m, die de vreugde van den haat predikt in zijne „Opstandige Liederen", b.v. in het lied: „In den aanvang was het verzet' '11). Zijne „Liede­ ren van Huisvlijt" vangt hij aan met het cynische, sneerende, tot Christus gerichte „Gebed te Waal wijk", dat ik hiei' doe volgen i^);

0 Christus met Uw zacht gelaat, Marye, die daarneven staat. Wil TJ tot ons bezinnen. Gij, die den hemel overziet. Van daar Uw milde oogen biedt, Zie onze wereld binnen. Verhef Uw eens gehoorde stem, En Uwe hand, en ga tot hem, Den meester in de zalen. Die over onze dagen wikt, Die over onzen nacht beschikt. Van Wien wij arbeid halen.

Zeg hem het klein betaalde loon, De dagen lang, de korte woon, De altijd vochte muren. De krankheid en het kinderbed, Het schamel lichtje, neergezet Om op het leer te turen, Waarop mijn man te hamer gaat En kloppende zich zelf verslaat, Totdat hij ligt versleten. Zeg hem, dat elk paar schoenen heeft, Voordal het in zijn handen beeft, Het bloed van ons gegeten.

O Jezus, kenner van den weg. Ga tot den rijken meester, zeg: Mijn man is gansch onkrachtig, Zijn vel is rul, zijn oog staat geel, Een kort geluid komt uit zijn keel, En ik ben weder drachtig. Gijzelve zei toch: Ga, vermeer Ulieden als het zand zoo zeer, En even menigvuldig. O' Jezus, lieve Jezus zoet. Mijn aren hebben gansch geen bloed, Mijn schoot blijft steeds geduldig.

Marye met Uw hemelkroon, Geef Uwe voorspraak tot den Zoon, Dat Hij ons' koom' te hooren. Op Uwe zachte trede ga. Dat hij met hemelsche gena In onze hut mag gloren. Een beetje ruimte en wat licht. En op mijn armen man's gezicht Een weinigje van blijheid. Dat op zijn arbeid zegen zij, O, zoete Jezus, zeg-er bij Het loon, — en wat meer vrijheid. De Christus met het zacht gelaat, Marye met het rein gewaad.

In Waalwijk's woning binnen, Zij, die de wereld overzien En haar de milde oogen bien. Zij staan zich te bezinnen.

Het is natuurlijk thans de gelegenheid niet om nader op al deze beschouwingen' in te gaan. Ook al déze beelden van Jezus zijn tenslotte caricaturaal, het merkteeken van eigen ideaal is uitsluitend, overheerschend. Zooals al die Jezus-beelden, waarbij men den Christus voor eene, bepaalde idee annexeert, verwerpen wij ook dit z.g. sociale Jezus-beeld. O, zeker, wij willen niet, zonder meer, verwerpen. Wij zouden immers bovenal beginnen met luisteren. Ook hier valt er waarlijk nog wel wat te beluisteren en te leeren. Wij willen met nadruk waarschuwen „tegen blind zijn voor de waarheidselementen en doof zijn voor de stemmen van aanklacht beide en aandrijving tot sterken verbeteringsarbeid, die hier worden gehoord. God spreekt ook door het socialisme tot de Christenen" 1-'). Maar tenslotte blijft toch ons oordeel (met denzelfden hier-geciteerden auteur), dat heel deze beweging „ongodsdienstig en anti-christelijk" is. Uitteraard kunnen wij thans niet nader ingaan op do pogingen, die door de z.g. Christen-socialisten van verschillend kaliber zijn aangewend, om de vereenigbaarheid van deze beide grootmachten. Christendom en socialisme, op eenigerlei wijze, aan te toonen. Ik moge hiervoor verwijzen naar het desbetreffende hoofdstuk in het reeds-aangehaalde werk van Dr Slotemaker de Bruine i*).

Dat de persoon, van onzen Heiland van groote beteekenis is, ook voor heel het sociale leven, is onder ons een uitgemaakte zaak. Zeker is geen beeld van Jezus volledig, als er aan ontbreken zouden de trekken van innige deernis ook met de armen en verachten dezer aarde. Maar, heel wat moeilijker dan het constateeren hiervan, wordt het, de toepassing te vinden van Jezus' beginselen voor het Zoo uiterst-ingewikkelde leven, m.n. onzer dagen. Wij kennen allen diegenen onder ons, die er om geworsteld hebben hier den goeden weg te vinden uit-de zoo pijnlijke moeiten. Juist het wanbeeld, dat van Jezus in de bovengenoemde kringen als sociaal hervormer, als revolutionair gegeven wordt, moge diegenen onder ons, die krachtens Ijun vakstudie daarvoor allermeest in aanmerking komen, een 'krachtige aansporing zijn om steeds meer ernst-te maken met de consequente toepassing van de beginselen, door Jezus Christus van de Zijnen gevraagd in dit opzicht. Natuurlijk is het ten eenenmale ondoenlijk hier litteratuur te gaan noemen. Maar verzuimen willen we toch niet te verwijzen naar het programmatische woord, gesproken door Dr A. Kuyper, ter opening van het eerste Christelijk-Sociale Congres, gehouden te Amsterdam' in 1891, waarin - hij handelde over „Het sociale vraagstuk en de christelijke religie" i°).

En, wie onzer zou daarnaast niet ook terstond! denken aan het levenswerk van den „held in volle wapenrusting", den onvergetelijken D s A. S. Talma, van wien met recht getuigd kon worden door wie zijn werk van zeer nabij konden gadeslaan: „De broedere ontplooi'ïng van de Christelijk-sociale beweging is niet het minst zijn werk""). Moge in 't bijzonder dat werk, m.n. in onze dagen, voortgang hebben, naar Jezus' wil en exempel.


1) Zie PfaiinmüUei' a.n-. pg. 527/8.

2) Leipzig, 1891.

^) Zie Pfannmiiller pg. 531.

*) A.w. pg. 538. Dat Naumann aan het eens-gesclireveae vastlioudt, kan o.m. blijlven uit het in 1912 bij J. Ploegsma te Zwolle verschenen boekje: „Over Christendo-m, "Wereldbeschouwing en Levenspraktijk", B-rieven v. Fr. Naumann. Met toestemming van den schrijver vertaald door A. D—G., met een woord vooraf van S. K. Blakker, zie m.n. pg, 51. ,

^) Zie: „Wie is Jezus? ", door Dr H. Kaajan, (uitg. van J. B. V. d. Brink & Co., Zutphen. Christ. Brochuren-Reeks „Ons Arsenaal", Serie 5, No. 7/8), pg. 11—14.

^) Zie: „Das deutsche Christuslied des neunzelmten Jahr-" hunderts" von Friedrich Nippold (Leipzig, Verlag von Ernst Wunderlich, 1903) pg, 383,

') Münctien, 1905, zie PlamimüUer, a.w. pg. 580,

8) A.w, pg. 539,

^) Vertaling van Willem Weeda, uitgeg, te Biaarn door de HoUandia-Drukkerij, 1924,

^a) Geen wonder, dat Paul Piechowsky in zijn werk „Proletarischer Glaube" thans een heel ander getuigenis moet afleggen van wat er in de arbeiderskriugen leeft, dan destijds Paul Goehre doen kon. (Zie boven.) Zie „Het Religieus Socialisme van onzen Tijd" door Mr P. S. Gerbrandy (Aft. Juli-Aug. '28 van „Anti-revolutionaire Staatkunde"), pag. 324, waar hij het boek van Piechowsky aanhaalt, waarin gewaagd wordt „van de religieuze woestijn, waarin duizenden arbeiders-communisten verkeeren."

1") Zie ter plaatse pg. 4—59. Het bewuste art. is door Ds D. Pol overgenomen uit de „Indische Banier". Lees ook b.v. een preek van Ds N. J. C. Schermerhorn „Wat dunkt ü van den Christus? " (2de druk, W. Ten Hoorn, Amsterdam).

^^) Uitgeg. door C. A. J. van Dishoeck te Bussum, 1919, pg. 81/2.

1^) Bij denzelfden uitgever, 1917, pg. 7—9.

^^) AIzoo - Dir J. R. Slotemaker de Biniine in zijne Christelijk Sociale Studiën, Derde Bundel, pg. 678 (vierde geheel herziene druk, Utrecht, G. J. A. Ruys, 1917).

") A.W., Derde Bundel, pg. 685—800.

1^) Uitg. J. A. Wormser, Amsterdam (Kargpen, J. H. Kok) 1891.

") Zoo C. Smeenk en P. van Vliet Jr, in hun Inleiding op het werk: Een Held in volle Wapenrusting, Ds A. S. Tahna en zijn Arbeid (1916, Drukkerij Libertas, Rotterdam) pg. 7.

Overigens zij nog .verwezen naar E. Pfenningsdorf, a.w., waar in cap. V gehandeld wordt over „Die soziale Macht des Christentums", pg. 216—235 en over „Die soziale Aufgabe der Evangelischen Kirche", pg. 236—248.

Zie ook het bekende: „Jesus Christ and the social Question, An Examination of the Teaching of Jesus in its Relation to some of the Problems of Modern Social Life" by F. G. Peabody (Macmillan and Co, London, 1913), alsmede „Christianity and the social Crisis" by Walter Rauschenbusch (New-York, ^ The Macmillian Company, London, 1917). En voor wat de eigen kring aangaat b, v, nog: „Het Sociale Vraagstuk bij het Licht van Gods Woord", door J. C. Sikkel. (Uitg, J, C. Sikkel-Fonds, 1926, A. Verieur, Schoten).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's