GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het niet-leerbare in de Muziek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het niet-leerbare in de Muziek.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een bepaalde boteekenis genomen kennen alleen toonkunstenaars de muziek, en zóó kan ze nooit aangeleerd worden. Een definitie daarvan kan niemand zóó geven, dat een niet-musicus daardoor zou kunnen 1 e e-r e n wat muziek is. In dien zin opgevat, kan ze alleen gehoord worden en dan ook nog alleen maar door hen, 'die al weten wat muziek is, niet doordat ze dat geleerd hebben, maar als gevolg daarvan dat zij, zonder dat ze hier ook maar iets aan kunnen doen, in zichzelf muziek gevonden hebben. Dat was niet een „ontdekking" voor hen, want ze kunnen er zich slechts over verwonderen, dat 't bij anderen niet juist zóó is. Ze kunnen zich eenvoudig niet voorstellen, hoe 't zou zijn als de altijd zingende stem in hen zou zwijgen, of hoe 't mogelijk is dat iemand in zichzelf enkel tonen kan hooren zonder harmonie. Maar al valt 't hun moeilijk zich dat in te deuken, gelóóven moeten ze 't wel, want gebrek aan werkelijke muzikaliteit treft den musicus in ieder die niet tot zijn kunstbroeders behoort. En die zijn er, met de grootje massa vergeleken, niet veel.

Het vinden van een melodie, of' beter nog, van een oedachte, een thema, is op zichzelf geen waarborg voor echte muzikaliteit, 't Is mogelijk, dat iemand de gave heeft honderd verschillende thema's per dag op te schrijven, ja, dat hij zelfs koralen, symphonieën, fuga's technisch feilloos kan componeeren, en dat daarbij geen of bijna geen regel is die we in dezen zin „muziek" kunnen noemen. Al wat hij te voorschijn brengt is gaaf, glad

en dood. De ware toonkunstenaar komt, misschien bij eenzelfde examen, met thema's die bijna onmerkbaar verschillen van die van zijn mededinger — en bij. de eerste noten voelen we als stuwkracht het leven, dat bij de uitwerking zelfs van de meest schoolsche opgaven 't geraamte van den voorgeschreven vorm bezielt.

Elke groep tonen van een muzikaal thema heeft ten slotte naast allerlei kwaliteiten een zekere niet anders dan als „muzikaal" te definiëeren waarde, die niet door analyse valt af te zonderen, noch te beschouwen is als een .areheel, ontstaan door de samenwerking van alle separate, analyseerbare eigenschappen, al doen die hun invloed op het totaaleffect zeker gelden. Vaak komt het voor, dat in een compositie geen bepaalde fouten zijn aan te wijzen en dat die itooh terecht als minderwaardig'gekarakteriseerd wordt door 't „ongrijpbare" praedicaat onmuzikaal. ledere verandering, hoe klein ook, brengt een essentiëele wijziging in het effect, ook weer het .speciaal „muzikale" effect. Wat we ook geleerd hebl)en, hoe ijverig we ook studeeren, hoe volmaakt we de lechniek ook beheerschen, niemand is in staat door eruditie een thema dat deze essentiëele muzikale waarde mist, zóó te doen hooren dat 't wezenlijk muziek is, zelfs niet de allerberoemdste toonkunstenaar. Wel 'kan een onlx'langrijk gegeven onder zijn handen in muziek „omgetooverd" worden, maar 'tis dan ook werkelijk omgelooverd. De tooverstaf is de muzikale macht van den artist, die door een voor grovere ooren onnaspeiirbare wijziging 't doode thema levend schijnt te maken, maar die in werkelijkheid het zijne daarvoor in de plaats Keeft geschoven. De overeenkomst kan dan nog zóó groot zijn, dat het onderscheid alleen voor mede-toonkunstenaars te hooren is. Dit vermogen tot onderscheiding kan in hooge mate aangetroffen worden bij passieve muziekgenieters, maar is natuurlijk veel sterker nog ontwikkeld hij de hoogst staande, critisch bezonken, uitvoerende, zelf-scheppende musici.

Indien we nu anderzijds ten volle toestemmen dat muziek gestudeerd - moet worden, dat 't zelfs onmogelijk is, op het terrein der toonkunst iets belangrijks te presteeren zonder jarenlange oefening, dan dienen we er ons wel voor te wachten, aan den boven aangenomen, ideëelen en idealen zin vast te houden.

Verleidelijk is 't haast, om hier een onderscheid tusschen vorm en inhoud te gaan maken; de laatste zou dan 'iet essentieel-muzikale bepalen, de eerste het leerbare element vormen. Men vergete echter niet, dat de specifiek-muzikale gedachte zich aan den musicus spontaan aanbiedt in een bepaalden vorm. Daarom plaatst het maken van dit onderscheid ons voor bijzondere moeilijkheden, waarop we echter hier niet verder ingaan. Hoewel we een absolute scheiding geenszins kunnen maken, biedt de onder scheiding, voorzoover mogelijk, in zooverre eenig houvast, omdat het formeele datgene is wat zicli tenrninste eenigszins leent om onderwezen en aangeleerd te worden. Evenals in de woord-uiting de welsprekendheid meer geschikt is om didactisch behandeld te worden dan de originaliteit der gedachte. Ook daar vindt de ideale redenaar tegelijk met de inhoudsvolle gedachte een equivalenten, genialen vorm. De practij'k, d. w. z. de Kcheppingsgenialiteit van de beroemdste oratoren ligt ten .srondslag aan de regels. Dit zijn niet de feillooze recepten, volgens welke , , kunst" zou geproduceerd worden. Evenmin als de theorie, de muzikale grammatica, als op-.ïelegde wet mag fungeeren. Neen, de muzikale vormen, zooals ze in kiem liggen opgesloten in het „motief", tot in hun krachtigst lütgegroeiden vertegenwoordiger, de fuga, zijn allerminst onduldbare beperkingen door tyrannieken dwang-van-boven-af; het zijn organisch gegroeide l)roducten, waarin alle muzikale levensenergie van alle tot in onze eeuw levende toonkunstenaars is opgehoopt.

Al wat leerbaar is, 't zij als vaardigheid, 't zij als kennis, dient in laatste instantie om te komen tot de grootst mogelijke en zuiverste waardeering van den rijken schat van alle tot nu toe bekende en nog te scheppen muziek. Hoe zullen we de in den artist inwendig zingende klanken kennen, zonder uiting? Hoe kan hij zich uiten zonder vaardigheid in 't spel? Hoe kunnen wij her-genieten zonder kennis van niuziekschrift? En ten slotte, hoe zouden de nieuwe schoonheden, die de eminentste musici aan onzen rijkdom toevoegen, door den tijd heen gedragen kunnen worden?

Op welke wijze kennis en vaardigheid tot die waardeering kan leiden, zullen we verder trachten na te speuren als we enkele gedachten geven over „het leerbare in fle muziek".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Het niet-leerbare in de Muziek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1929

De Reformatie | 8 Pagina's