GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr A. Kuyper en het talenwonder.

Ds J. H. Rietberg schrijft in „De Wachter" (sprekende over Bileams ezelin):

Weer een andere „verklaring", waarvan ik onlangs hoorde en die mij aanleiding gaf tot het schrijven van dit stukje, is deze.

Het is dan een gehoorwonder en géén spreek won der geweest.

Misschien komt men tot die opvatting, omdat Dr A. Kuyper Snr. indertijd eenigszins zóó sprak over het Pinksterwonder, hoewel hij later in „De Heraut" van 8 Juni 1919, no. 2159, verklaard heeft, dat de aposte-• len werkelijk in die verschillende talen gesproken hebben.

Omdat velen van het bedoelde „Heraut"-artikel geen kennis dragen, is het goed dat deze 'herinnering gegeven wordt.

Polemiek „De Rotterdammer". II. Wat is „Gods zegen"?

Hier volgt een ander gedeelte van de beantwoording van „De Rotterdammer", gelijk ik die gaf in de „Delfshavensche Kerkbode":

Feitelijk is strijd tegen „De Rott." niet meer noodig; want het blad geeft mij ineens gelijk. Ik zie daar staan deze zinnen:

„Alsof God slchts één zegen heeft en Hij nietigen menschenkinderen zal vragen, waar Zijn zegen zal nederdalen."

Kijk, dat is het nu juist. Nietige menschenkinderen moeten met Gods zegen niet kwistig omgaan; redacteuren van een blad hebben daar geen roeping toe, evenmin als ik of een ander. Want de zegen , ^aalt" dikwijls waar wij 't niet denken. Volkomen juist. En daarom cischt eerbied voor God, en voor Zijn naam, en voor Zijn wet, dat wij met feestelijke zinnetjes: „God heeft u groot gemaakt" voorzichtig zijn. Het derde gebod! En dat heb ik nu juist betoogd, 3 maal „slaande" ....

Ik zie de dingen zoo. „Zegen" is volmaaktiets anders dan „succes". Zekere groei van de Ohr. Geref. Kerk en evenzeer van de Geref. kerk (ik noem die er duidelijkheidshalve bij) is volstrekt geen bewijs van zegen. Dat heb ik itrouwens al geschreven in mijn 3 „slaande" artikelen. Als ik op een zondig pad ben of anderen een verkeerden kant uitleid, en God laat toe, 4at ik veel medestanders krijg, dan is dat een strik voor mij, een oordeel. Als ik slecht preek, en mijn kerk loopt vol, dan is dat een gevaar voor mijn ziel, een oordeel, een loslating. Is het beginsel van eenige kerk niet goed, en geeft een groot getal een ^eker gevoel van behaaglijkheid en eee stemming van: „we komen d'r wel", dan is die ker'k onder het oordeel. "Want die kerk moet nooit inslaj)en. I k moet lederen dag nóg kunnen erkennen, het goed recht van 1834 en 1886 en 1892, en een Ghr. Geref. moet hetzelfde kunnen doen van zijn verlating in '92. Hij moet kunnen zweren bij God, op goede, duidelijke gronden: toen greep mijn kerk de absolute waarheid. En dan moet tusschen die twee belijders niet de een of andere complimenteuze dagblad-.söhrijver, doch de Schrift en de belijdenis en de historie oordeelen. De zegen kan zijn bij iemand, die a 1-'1 e e n staat. Een getal zegt n i e 't s. •

De zegen is ook niet „bewaring voor de zonde". Want dat laatste is negatief, het eerste positief. Nu eenmaal Ghr. Geref. menschen bestaan en kinderen krijgen, is het een bewaring voor zonde, als zij niet de jeugd laten zwemmen.

De zegen is in Gods huis óók niet, dat ik in de algemeene genadegaven Gods deel. Dat ik den grootsten gemeenen deeler van de gaven Gods heb, en de rest buiten beschouwing laat. Dat is geen zegen, doch zonde, en verzuim van zelfonderzoek. Want Gods huis leeft van de onderscheidLugen, van de specialiseering. Algemeene genade is minder dan bizondere genade. Het is gruwelijk oppervlakkig, al» iemand, zonder te vragen, of hij in zijn speciaalste levensovertuiging Gods zegen ontvangt, zich vergenoegt met te constateeren: ik deel met anderen in een algemeenen zegen. Want het is een levenswet, dat 'krachtiger en persoonlijker leven ook meer en meer 2ich verbizondert, iets eigens heeft. Het genadeleven verrijkt deze algemeene levenswet nog. Teruggang naar de algemeene dingen — om daarin den „zegen" te zien, is dus arm, schuldig, irreligieus. „Vettigheid der aarde" en gi'oei en een groot getal zijn zoowel aan Jakob als aan Ezau ^) beloofd; en o wee, wee nu over Jakob als hij gaat zeggen: ik heb met Ezau vet en most en een groot getal; daarom heb ik den zegen: te Deum laudamus. Neen — Jakob moet den Jakobs-zegen hebben; hij moet Gods zegen hebben en gelooven in zijn allerbizonderste roeping: Israël te zijn. Ieder die het anders ziet, laat Jakob zijn eigen eerstgeboorterecht verkwanselen, maakt de ondankbaarheid tot een deugd, en zie zij is goddeloosheid. Daarom is het oppervlakkig niet alleen, maar ook uiterst gevaarlijk (en zeer algemeen belaas) wanneer men het christendom dezer dagen, dat toch al aan slaapziekte lijdt, troost met te zeggen: gij hebt een zegen, dien iedereen 'hebben kan. Zoo is het gevaarlijk voor de christelijke bezinning, het is gevaarlijk voor de tot permanente bekeering geroepen kinderen Gods, als een „Rotterdammer"-r6dacteur constateert: de Ghr. Geref. Jongelingsbond lieeft getallen, en een blad, en een applaus, en de Geref. Jongelingsbond 'heeft hetzelfde; derhalve God „zegen t" 'beide. Want zegen, 'die mij troost, door over m ij n werk en over m ij n beginsel, en ook over m ij n afzondering Gods goedkeuring achteraf (en dan alleen door geloof waar te nemen) te schenken, zulk een zegen is een bevestiging van mijn speciaal-" s t e bezit.

Dezerzijds is dat het Gereformeerd zijn.

Generzijds is dat het Ghristelijk-Gereformeerd zijn.

Tusschen die twee is een gericht; hun ja en neen staan in Gods huis tegenover elkander. En geen „Rotterdammer"-roes mag tusschen die twee oordeelen; e n nog veel minder het probleem verdoezelen. Want dan slaat men de tegenover elkaar staande partyen beide in het gelaat.

Zoo is dus zegen niets anders dan in mijn k e n-merkend levensbezit (waardoor ik mij 'krachtens •Gods genade van anderen durf onderscheiden om des gewetens wil, ja waarin ik geloof dat Hijzelf mij onderscheiden heeft) almeer door het geloof versterkt te worden, en dat „in den weg" der g e - 'hoorzaambeid. Het wandelen in de geboden — dat is 'de zegen. Niets anders.

En nu valt er niet aan te ontkomen: een van beide: 'de „Rott." 'heeft een ander begrip van „zegen" dan ik (maar dat geeft 'het blad geen recht mij te beleedigen, temeer waar ik die dingen al jaren lang bepreek), óf het 'blad heeft zijn interfjerkelijkheid verloochend, door te zeggen dat de zegen van den levenden God op de Ghr. Geref. Jongelingen viel. Het blad moet dat noch m ij n kerk, noch hun kerk zeggen. ^) Want tusschen 'de Ghr. Geref. kerk en de mijne ligt een 'groote kwestie: wat is de gehoorzaamheid? Volgens de 'Chr. Geref. kerk is het gehoorzaamheid aan de geboden Gods (die van geen wijken en wankelen weten), , 'dat zij zich van de Geref. kerken separeeren; dat ziJ afzonderlijk vergaderen, dat zü af en toe (dat wil dus zeggen eiken dag, want zij moeten in Oct. 1929 nog met eede bevestigen hun separatie van 1892) God zingend aanroepen ("het voornaamste stuk hunner dankbaarheid bewijzen volgens Zondag 45) zingende (met „De Wekker" mee):

Breng, Heer, al üw gevangenen weder; (waaronder ik dus ook ben). Een goed chr. geref. beschouwt mij als een gevangene, die uit zijn kluisters moet bevrüd worden. Hij ziet mij gaan op een zondigen weg. Hij bidt, als 't goed is, en als zijn gebed geen frase is 'geweest, ook om de persoonlijke terugleiding van den heer H. Diemer uit de gevangenis der Geref. kerken.

Omgekeerd beschuldig ik hem van ongehoorzaamheid, van onnoodige separatie, van verscheuring van Christus' lichaam zonder noodzaak. Door mij des Zondags te voegen tot de Geref. kerk (en dat te doen niet in een vergadering waar ik een spreker hoor, of een nuttige vereeniging bezoek, maar onder den zegengroet die de samenkomst stempelt tot samenkomst van God met Zijn volk) belijd ik, dat ik niet mee mag doen aan de separatie. Wij bidden des Zondags tegen elkaar in. Men kan dat nu wel verdoezelen door langademige liefdeliedjes te zingen, maar alle liefdeliedjes moeten den nood der „geliefden" eerst gaan zien. Wie dat niet doet, h e e f t 'heelemaal niet lief; de liefde van „De Rotterdammer" voor de Ghr. Geref. „vrienden" (term van het blad zelf) is dan ook tot nu toe ook enkel maar „ondersteld". Ik houd niet van onderstellingen. „De Rot t." passeert den nood der 'kerken, o.a. .door een onwetenschappelijke en voorbarige vooropstelling van de pluriformiteit (zie verleden week).

De kerk staat nu eenmaal onder den druk; onder 'het absolute gezag, onder den hoogdruk der bergrede. Ik begeer geen dagblad, dat daaraan tornt; en als „De Rotterdammer" aan deze probleemstelling, waarin alle Gereformeerden plus Christelijk-Gereformeerden (voorzoover hun naam waard) het in abstracto eens zijn, glorieus voorbijgaat door dit allernuchterste abc van kerkbegrip en Christendom en bergrede te noemen een onbegrijpelijke felheid, — nu, dan ben ik bereid tegen het blad te waarschuwen. Ik begon met de idee: men verschrijft zich, men is te ver gegaan; dat kan ook mij dagelijks gebeuren. Maar maakt men 'hier een beginsel van de negatie van de bergrede, preekt men den menschen een kerkbegrip, waaruit het absolute gezag en de strikte binding aan Gods bizondere tegenwoordigheid is weggevaagd en weggeredeneerd, dan zal ik niet nalaten, tegen den geest van het 'blad te waarschuwen. Ik wil wel een dagblad, dat zwijgt over die dingen. Ik behoef niet overal alles te zeggen, wat ik belijd. Maar ik mag er nergens tegen in gaan. Als „De Rotterdammer" zoo'n kerkbegrip huldigt, als hier door de regels doorkomt en daar een beginsel van maakt, dan preekt de heer H. Diemer tegen mij in; en dan moeten we helaas kiezen of deelen.

Liever weer in de verdrukking met onze pers dan dat onze pers, die eerst door de Gereformeerde menschen groot geworden is, ons zoo en passant de abc beginselen van dr Kuyper, van dr H. Bavinck, van H. de Cook afneemt in naam van een z.g. ireniek, die al zooveel moois genivelleerd heeft.

Laat mij het ronduit zeggen mogen: de kwestie of de Ghr. Geref. kerk gezegend is van den Heere God, is tot deze kwestie te herleiden: leeft die kerk, niet in algemeene doch juist in haar speciale (Ghr. Geref.) beginselen naar de geboden? Die vraag moet „De Rott", als niet-theologisch blad, laten liggen. Zij heeft b.v. geen recht, een oordeel tè vellen over de theologie van wijlen ds J. - v. d. Linden van Den Haag, toen die een brochure schreef over de vraag: Heeft de Ghr. Geref. kerk recht van bestaan? Antwoord: neen !

Is nu ds V. d. Linden — dien „De Rott." maar niet citeert — ook al een felle man, van wien men schrikt? Och, de menschen moesten eens wat meer schrikken tegenwoordig. Ze bidden allemaal eiken Zondag tegen elkaar in en laten zich 's Maandags weer in slaap wiegen, ook door vredeliedjes — ins Blaue hineini De werkelijkheid zien, mijne heeren! Geen vlucht uit 'het concrete!

Het is inderdaad mijn meening dat in de artikelen, die de directeur-hoofdredacteur van „De Rotterdammer" schreef, enkele van de allereerste beginselen, die ons voorgeslacht greep, en die de bezieling gaven aan den arbeid van 'hen, die onze pers hebben aan 't werk gebracht, verloochend worden.

Of, was dat maar zoo.

Iemand die verloochent, weet wat hij doet.

Maar hier worden die eerste beginselen v o o r b ijgezien.

En dat is erger.

„Felheid" wordt genoemd wat het christendom ziet als zijn allereerste axioma.

'Onbegrijpelijk, en bedroevend, dat men deze dingen zóó gauw loslaat.

Volgende week ga ik verder.

Oefeningen der godsvrucht volgens Ignatius van Loyola.

Ds P. N. Kruyswijk, die reeds eerder in „Geref. Theol. Tijdschrift" uitnemende artikelen schreeif over de christelijke mystiek, beweegt zich ook nu nog op gelijk terrein. In „Hilversumsche Kerkbode" schrijft hij thans over de Exercitiën van Loyola, den bekenden Jezuïet, sticlier der befaamde orde. Zijn boekje verscheen in 1522. We lezen:

In de retraite-huizen is het werkje van van Loyo'la nog altijd leidinggevend. Ignatius

Oefeningen zijn hier: „elke vorm van geweteasonderzoek, overweging, meditatie, mondeling of inwendig gebed en andere geestelijke werkzaamheden". De grondregel is, dat er zulke oefeningen 5 maal daags geschieden, waarvan een te middernacht. Deze nachtelijke oefening schijnt tegenwoordig uitzondering te zijn.

Ter typeering: het bijzonder en dagelijksch onderzoek.

Eerste tijd: 's morgens, zoodra men opstaat, moet men het voornemen maken, zich zorgvuldig te boeden voor de bijzondere zonde of het gebrek^ dat men wil verbeteren.

15 Tweede tijd: na het middagmaal. Men vraagt aan God de genade, om.i zich te hierinnereo, hoe dikwijls men in die zonde of dat gebrek gevallsai is, en om zicb voortaan te-beteren. Vervolgens doet mea bet eerste onderzoek, van zijn ziel rekenschap eiscben over dat bijzo'ndero punt. Te dien einide doorloopt mem elk uur of deel van den dag, van het opstaan ai, en teekent op een] lijn zooveel punten, als men in die zonde of dat gebrek is gevallen. Daarna vernieuwt men bet vooirnemen, ziclh te beteren tat aan: het volgend onderzoek, dat men doen zal.

Derde tijd: na bet avondmaal doet men het tweede onderzoek, insgelijks van uur tot uur, en op een tweede lijn teekent men zooveel punten aan, als men in die zonde of dat gebrek gevallen is.

In elke eigenlijke oefening is ©r in het algemeen:1. een voorbereidtagsgebed: lles moge zijn tot dienst en lof van God;

2. een eerste inleiding: men stelt zich zo» aanschouwelijk mogelijk voor do plaats, waar zich afspeelt wat men overwegen wU: b.v. hoe mijn ziel gekerkerd is in dit lichaam;

3. een tweede inleiding: gebed aan datgene, wat men in die bepaalde orfening verlaagt;

4. de eigenlqike punten van beschouwing en meditatie;

5. een biddende samenspraak tot God, tot Jezus, of (R.C.) tot Maria.

Nu is de eerste week gewijd aan. de reinigingi van zonde; de tweede weeik aan het kiezen van Christus als Koning; de derde week aan de bavestiging van het dusver bereikte in de beschouwing van het lijden van Jezus; de vierde aan bet leven in de eenigheid met Christus: beschouwing van zijn heerlijkheid.

Ds Kruyswijk voegt daar nog dit aan toe:

In dit alles spreekt zich uit de opvallende sterke geest v£in Loyola, waardoor er meermalen treffende opmerkingen zijn over de zelfoverwinning enz. Het is alles: blinde onderwerping aan God, aan Christus, maar bijzonder: aan de kerk en de geestelijke overheden. Dit oefeningenboek bevat zielkundig uitnemende opmerkingen, maar ze zijn terecht: exercitiën genoemd, er is een exerceeren met het geestelijke. Bovendien is het alles „verdienste", wat de klok slaat, ofschoon er van genade niet gezwegen wordt. Het is één machtig geheel van kunstig in elkaar gepaste oefeningen, waardoor 'de biechtvader iemand op kan leiden tot God. Uiterlijke hulpmiddelen (vasten, waken, licht dooven, kastijding) moeten medewerken.

Het laat zich hooren, dat in zulk een weg menige ernstige ziel iets schoons ziet. Want hier is een goed stuk zelfverlossing. Trouwens: van wedergeboorte en bekeering is bij Loyola niet veel sprake. Maar 'het is niet: het vluchten van Gods kind in Crods Woord, tot Zijn beloften, en daarmee tot den werkelijken God, die in Christus gemeenschap oefenen wil in verzoening en vrede: het is een vluchten tot God, dat onder den naam: „vereeniging met God" eer gesuggereerd wordt. Want bet ligt goeddeels buiten de schrift, d. i. buiten de werkelijkheid om.

De Geestelijke Oefeningen van Ignatius van Loyola zijn ons soms nuttig, om goede aanwijzingen te geven. De geest die er uit spreekt, doet ons bovendien kennen den hartstochtelij'ken gloed der Jezuïetenorde. Maar het kunstmatige in heel den opzet (dat veelal aan Rome eigen is), het tot 'het uiterste toe afgepaste en logisch doordachte, is ons een waarschuwing. Een waarschuwing, dat we bij onze eigen geestelijke oefeningen ons meer laten leiden door het levende Woord Gods, dan door de psychologie (zielkimde), al behoeft de laatste niet geheel uitgeschakeld te worden. Een waarschuwing ook, om er al bet jagen naar het verdienstelijke bij uit te sluiten.

Zonder op de interpretatie van „exeroeeiren" in te gaan, meen ik, dat deze critiek ons aller instemming hebben zal.

Alleec op één: pimt zou ik persoonlijk eenigszins anders wülen spreken (ik geloof niet, dat hier een bewust contrast is). Het betreft, wat ds Kruyswijk noemt „het tot het uiterste toe afgepaste en logisch doo'rdachte", dat dan „ons een waarschuwing" genoemd wordt. Ik voor mij meen, dat het logisch doordachte nooit de mystiek in den weg staat; integendesl, dat het daarvoor noodig is als een levensvoorwaarde. Elke nederlaag, die men lijdt in de dingen d-er logica is ta.i. een verhindering om te komen tot een anders mogelijken triumf — men vergeve hier dit weinig passend woord — ini de mystiek. M.i. is b.v. do verdeeling van de vier weken der oefeningen gelijk ze boven, gegeven werd, niet logisch ingedacht en allerminst systematisch gerangschikt door Loyola; en daarom wO'rdt m.i. een waarschuwing ons gegeven door zijn exercitiën tegen het gebrek aan logica, dat erin ligt. Er in en. er achter.

Maar wat ds Kruyswijk voo'rts opmerkt, beeft ons aller 'hartelijke instemming.


) Hetzelfde is te zeggen van P o t i f a r en Jozef, Gen. ö9 zooals mü vanmorgen nog trof bij de Bijbellezing n a de Kotterdammer-leotuur.

) Ik! zeg dat niet voor het eerst. En daarom; is het armoeüige onbeholpenheid van den heer Diemer, als hij' nu een paar bnefsehrüvers laat zeggen: die Ds Schilder wil niet ©ens hebben, dat je de Chr. Geret. feliciteert. Is de heer «emer niet te bewegen, behoorlijk te discussieeren ? De Ewostie te steil.en? Zijn blad moet niemand op die manier felicileeren; de Naam Gods is te groot voor een passe-partout, en de „zegen" een te zwaar begrip.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's