GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over duivelen en duivelengeloof.

Eenige weken geleden citeerde ik „De Protestant", uitgave van , de Evangelische Maatschappij. Het aangehaalde artikel liep over duivelen, en over het geloof aan duivelen, met name over de vraag, hoe zij kunnen werken onder de menschen. Thans geef ik weer eenige fragmenten uit een ander artikel, waarin door hetzelfde orgaan over dit onderwerp geschreven wordt:

De lucht in.

De pater-Jezuïet Delrio, die schreef „dat de duivelen de bezetenen in Brabant verheten voor den dag der begrafenis van Luther en dat aUen naar Duitschland vlogen om met het geheele heir bij de lijkstatie tegenwoordig te zijn", deze verhaalt ook in boek 6, p. 1035, dat het lijk van Guido van Laoha, bisschop van Brescia, in de lucht werd opgeheven door de duivelen. „De bisschop van Bresoia, Guido van Lacha, was gestorven ia geur van heiligheid. Uit zekere aanduidingen bemerkten echter de pauselijke kettermeesters, dat Guido een ketter was. Zij lieten zijn lijk opgraven om het te verbranden. Vanaf den brandstapel

hieven nu de duivelen, welke niemand zien kon, het lijk de lucht in, hetwelk het volk beschouwde als een teeken der heiligheid van den overledene. De kettermeesters lieten zich echter niet beetnemen. De mis ter oere vaa Maria werd nu gelezen. Tot aan de consecratie zweefde het lijk nog voortdurend door de lucht Toen liepen (bij de consecratie der mis) eensklap.s de duivelen: „O Guido van Lacha, zoolang konden wij u verdedigen. Nu is er een sterkere gekomen". Tegelijk viel het lijk op den brandstapel en verbrandde zonder moeite. De consecratie is de verandering der zelfstandigheid van brood en wijn door het woord van den priester in de zelfstandigheid van het lichaam en bloed van Christus.

Eieren leggen.

De groothertogelijke Hessische kerkeraad en predikant te Lindheim, G. C. Horst, schreef een werk over „Demonomagie". Ten mijnen dienste staat de uitgave van 1818, gedrukt Frankfort bij de Main. De geschiedenis, die ik weergeef, vernam de schrijver als tijdgenoot. Ik lees II 282-83; „volgens de openbare nieuwsbladen werd nog in het jaar 1783 in Spanje voor de inquisitie gebracht, als heks veroordeeld en terechtgesteld eene eierlegster. In oudere heksenprocessen brachten de eierleggende heksen gewoonlij'k hunne eieren naar de markt en bedrogen daarmede anderen. Deze Spaansche eierlegster werd er echter van beschiildigd, hare eigen gelegde eieren te hebben opgegeten. Ik herinner er nog even aan, dat zulke bekentenissen werden afgeperst op de pijnbank, dat zulke processen ook dienden om menschen te dooden, die dezen of genen in den weg stonden en dat de roomsche theologen met hunne leer van overeenkomsten met den duivel om wondere dingen te bewerken, in deze de hoofdschuldigen waren. f I I I

Een ander voorbeeld

hoe men kwam aan de bevestigingen door van omgang met den duivel beschuldigden, geeft Steiner, p. 94. Het heet in een protocol uit aartsbisdom Mainz — de aartsbisschop was keurvorst — van 2 Oct. 1625: „Daar zij, de gevangene, niets wilde bekennen, heeft men haar den eenen enkel tusschen de schroef geplaatst. Voortdurend heeft zij echter geroepen, dat haar onrecht geschiedde en zij heeft zich gedragen alsof zij niet de geringste pijn ondervond en alsof de meester een stuk hout schroefde". Van zoo iets zei men nu weer, dat de duivel iemand ongevoelig maakte. Ik vertaal verder: „Zij is daarbij met open mond in onmacht gevallen en toen men haar door den priester gewijd water in den mond goot, toen heeft zij dat weder uitgespogen en daarbij afschuwelijke gezichten getrokken. Derhalve heeft men, toen ze was bijgekomen, haar uitgekleed, geschoren (over het lichaam), het folterhemd aangedaan en den anderen enkel ook geschroefd, waarbij zij zich door roepen, schreeuwen, in onmacht vallen, gedroeg als te voren. Ook het door den priester gewijde water heeft ze nog eens uitgespogen. Na deze volhardende verstoktheid is zij gedurende een tijd, noodig voor het opzeggen I van tweemaal het Onze Vader, opgetrokken met een I I grooten steen gebonden aan ieder der twee groote I teenen". I I 1 I 1 I I I j

We der-roep van Cornelius Loos.

Deze Loos was een priester uit Gouda, die zich had gevestigd te Trier en toen in 1591 te Keulen wilde uitgeven een in het Latijn gesteld geschrift: „Over de ware en de valsohe magie", waarin hij opkwam tegen de wreede heksen-processen. Het handschrift werd in beslag genomen en Loos werd op bevel van den pauselijken nuntius te Keulen gevangen gezet in het klooster van St. Maximus te Trier. In dat klooster deed hij zijne herroeping in tegenwoordigheid van den wijbisschop Binsveld en vele andere theologen. Het door hem 15 Maart 1592 onderteekende stuk van weder-roep luidde: „Ik, Cornelius Loos, herroep, verdoem, verwerp en keur af datgene, wat ik dikwijls in geschriften en in woord in tegenwoordigheid van vele personen, heb volgehouden en tot hoofd-onderwerp maakte van mijn geschrift, namelijk dat het inbeelding, zuiver bij^elQpf en verdichtsel is hetgeen men zegt van de lucht-vluchten der heksen, daar dit mijn beweren geheel en al riekt naar kettersche boosheid en het oproer in de hand werkt. Ik toch heb door brieven in 't geheim aan zekere personen gezonden tegenover de overheid, hardnekkig en zonder degelijke gronden, de meening verbreid, dat de lucht-vluchten der heksen niet in werkelijkheid plaats grijpen, doch inbeelding zijn. Ik heb bovendien volgehouden, dat de ongelukkige vrouwen door de pijnbank gedwongen worden te bevestigen, dat, wat ze niet gedaan hebben en dat door onbarmhartige afslachting onschuldig bloed wordt vergoten en door een nieuwe scheikunde uit dat menscbelijk bloed gewonnen wordt goud en zilver". Men denke hier aan de inbeslaggenomen goederen van als heksen en heksenmeesters veroordeelden. De tekst vervolgt: „Door deze en gelijke beweringen heb ik bij de onderdanen de overheid en de rechters beschuldigd van tyraunie. Daar nu de hoogwaardigste en doorluchtigste aartsbisschop en keurvorst van Trier niet alleen toelaat, dat in zijn bisdom heksen en toovenaars de verdiende straf ondergaan, maar ook eene wet heeft gegeven over hekserij en over de gerechtskosten in deze, heb ik ia ondoordachte vermetelheid genoemden keurvorst van Trier daardoor beschuligd van tyrannic. Ik herroep en verdoem de volgende mijner stellingen: dat er geen toovenaars bestaan die God afzweren en den duivel eere-dienst bewijzen, met de hulp des duivels onweer veroorzaken en einder duivels-werk verrichten. Dat dit alles slechts droomerij zijn zou. Ik herroep de steDing: dat er geene overeenkomsten bestaan tusschen mensch en duivel; dat de duivels geen lichamen kunnen aannemen; dat de duivels zich niet met de menschen vleeschelijk vermengen; dat de duir vels en toovenaars geen onweer, regen en hagel kun-I nen bewerken. Ik herroep: dat de pausen niet zeggen 1 in hunne bullen, dat de toovenaars en de beoefenaren [ der zwarte kunst bovengenoemde werken niet doen; I ik herroep, dat de roomsche pausen derhalve mach-I tiging gegeven hebben op te treden tegen de toovei naars om niet zelf overgegeven te schijnen aan de j tooverij, zooals eenige hunner voorgangers werkelijk i daaraan overgegeven waren". Zie Jezuïet Delrio V [ app. I, Hauber I 74 v. Pauselijke stukken waarin al j die verdichtsels worden weergegeven als werkelijke feiten en waarom duizenden en duizenden gedood I Virerden, zijn bijvoorbeeld, om er slechts een paar te ; noemen, de bul van Johannes XXII van Mei 1325 en I twee honderd acht en negentig jaar later b.v. van 'Gregorius XV van 20 Maart 1623.

Betooverd klooster.

Wanneer ik zou willen schrijven over betoovcFda I Idoosfers, dan zo a ik kannen aanhalen het St. Piet I tersklooister te Lyon, waar in 1526 door bezoek t van eea man. zoogenaamde duivelsche be'zetanheid I was oatstaan onder de nonnen; en waar de duivel, ; , toon! hij Word uitgedreven, door de gebeden van den priester-duivelbaaner, de kaarsen uitblies in de kapel en de kerkklokken luidde. (Garinet 119.) Zoo'n bezeteohedd tastte ook aan het klooster der zwarte zusters te Bergen in Hemegonwen in 1584 en in 1614 werden drie nonnen in Vlaanderen levenslang gevangen gczot, omdat ze gestolen hadden een myter vam den bisschop van Doornik en een mantel van eenen pater-Domimcaan, om daarmee den duivel uit te dosschen, en d« Fransche minister-cardinaal Mazarin (Garinet 237—46) bedanlcte den bissohop van Evreux, omdat hij zoo krachtig was opgetreden tegen de duiveldienaars van het klooster te Evreux, waar bet lijk van den priester Piocard werd opgegraven €in geworpen op de mestvaalt en de priester Boulle naar Rouaan vervoerd, aldaar werd verbrand en Madeleine Bavan werd veroordeeld tot dem kerker. De duivel zei men, had haar zwangerschap bezorgd. Graaf von Hoensbroeok memoreert eene duivelschia spookverschijning bij de Jezuïeten te Exaeten in Limburg in 1873. I 308.

Eene ook door den Hugenoot Aubin beschrevsn duiivelshistorie speelde zich af in Loudun, Poitou, Frankrijk, en de 17e eeuwsohe Jezuïet Suriin, van wien nog in 1880 een boek werd vertaald in het Nederlandsoh, speelde daarbij een rol. Het slachtoffer dezer historie was tde tegenstander van den cardimaal-minister de Richelieu en de vriend der Hugenoten pastoor Urbain Grandier. Zijn doodvonnis werd uitgesproken Vrijdag 16 Aug. 1634 „wegens misdaad van tooverij en bezetenheid door zijne daad overkomen aan eenige nonnen Ursulinen " Hij werd levend verbrand, na voorafgaande martelingen mat Spaansche laarzen, pijmbiank, beenschroeven enz. Niets van het hem voorgepraate gaf hij toe', zelfs onder de verschrikkelijkste martelingen. Zijn toenmalige onder-pastoor Boulliau beschreef hem later als „slank, regelmatig gebouwd. Alles in hem ademde eene onuitsprekelijke betoovering. Zwarte oogen, fijngevormde neus en mond. Droeg snor en puntbaard. Zijne stem was welluidend en van woaidervolle trilling." De 17 Ursulinen van het pensionaat hadden hem gevraagd voor biechtvader... en bij, had geweigerd. Toen de overste zuster Joanna eens een ruiker kreeg thuisgestuurd, moest die natuurlijk zijn van den pastoior en door die bloemen kreeg zij in 7 duivelen «n zuster Clara 6. Nu begonnen door andere priesters de bezweringen en aan den duivel werd 11 Oct. 1632 gevraagd in het latrjn: Om welke reden zijt gij biainengegaan in het lichaam van deze maagd? Antwoord: Uit geprikkeldheid. Door welk verdrag zijt gij binnengetreden? Antw.: Door bloemen. Door welke bloemen? Antw.: Rozen. Wi© zond detze? Antw.: Urbaans. Zeg zijne hoedanigheid? Antw.: Priester. Van. welke kerk? Antw.: Van den heiligen Petrus. (Prof. Legué p. 118.) Deze aanldacht en aanwijzing des duivels beteekende voor pastoor Grandier het doodvonnis, dat dan ook voltrokken werd op last van den koninklijken (Lodewijk XIII) commissaris, baron de Laubardemont. De Parijsch© hoogleeraar in de medicijnen G. Legué, die in de archieven deze zaak bestudeerde uit een medisch oogpunt, gaf ons al die onuitgegeven stukkon in zijn: „Urbain Grandier en de bezetenen van Loudun". Van de 500 exemplaren, gezonden aan de voornaamste boekenverzamelingen der wereld, ontving de Koninldijke Bibliotheek het exemplaar no. 432.

Het is niet noodig, te herhalen, wat ik reeds voor eenige weken opmerkte omtrent de vraag, inhoeverre Roomsche fouten ook de onze zijn.

Over het artikel van den heer J. W. v. Frankenhuyzen.

In verband met wat verleden week is opgemerkt, nog het volgende:

a. dhr v. F. deelt mij mee, dat mijn verleden week bedoeld ingezonden stuk alleen dan dadelijk had kunnen geplaatst worden, indien het niet van zijn onderschrift ware vergezeld geworden; en dat hij het wel heeft opgenomen in het daarop volgend nr. Om misverstand af te snijden, deel ik dit nog even mee.

b. Thans heeft de heer v. F. in zijn blad nog een 2e stuk van mijn hand geplaatst. Ik behoef wat daar staat dus niet te herhalen. Gebleken is nu wel:

1. dat het onjuist was, te zeggen, dat ik het „streven van den Calvinisten-bond heb bestreden";

2. dat hetgeen ik dan wèl opmerkte zuiver en alleen liep over de vraag, of inderdaad gereformeerd. Calvinist, aanvaarder van de drie formulieren is, ieder, die tot het Bestuur van den Bond is toegetreden;

3. dat daarom de laatste opmerking van den heer v. F., dat op het standpunt van ds Schilder c.s. elke samenwerking der Gereformeerde groepen op den grond der I belijdenis onmogelijk wordt, geheel en al mij voorbijgaat, omdat ik weiger gereformeerd te noemen sommigen, die blijkbaar de heer v. F. wel gereformeerd noemt; al noemt hij de bewijzen voor hun gereformeerd zijn niet;

4. dat de kwestie, wie al of niet de belijdenis aanvaardt, wel (zooals de heer v. F. geheel terecht beweert) ook niet-theologen raakt (wat ik precies even hard zeg), doch slechts te beantwoorden en op te lossen is langs theologischen weg, wat dhr v. F. niet ontkend heeft;

5. dat daarom tusschen zijn blad en het mijne in geen enkel opzicht te praten valt over de gronden, waarop ik verschil zie tusschen hem en mij, omdat zijn blad niet theologisch is;

6. dat ten overvloede nu wel gebleken is, dat het dwaasheid was te zeggen, dat „gelukkig DE leidende figuren meer met de droeve werkelijkheid begaan zijn dan ds Schilder blijkbaar", omdat ds Schilder met de werkelijkheid begaan is, precies even erg als een ander;

7. dat ik voorts niets meer te zeggen heb tot den heer v. F. omdat hij — hoezeer blijkbaar onmachtig, om zijn eerste beweringen staande te houden — toch met geen enkel woord eerlijk herroept, wat hij schreef. Fouten maken is niet erg, fouten laten staan, wel. Het spijt me voor den heer v. Frankenhuyzen, dat, nu hij niets herroept, ik constateeren moet, dat dr K. Dijk, die het met mij volkomen eens is in dezen, en die voorzitter was van de generale synode, te Assen en ook later, volgens dhr v. F., niet behoort tot „DE" leidende figuren. Om van de anderen, wier met mij instemmende publicaties reeds te lezen zijn, dr Kaajan, ds Rietberg, ds Knoppers, en vele anderen, nu maar te zwijgen. Deze allen, ook dr Dijk, behooren volgens den heer v. F. niet tot „de" leiders. Indien dhr v. F. dit niet gezegd hebben wil, moet hij zijn ondoordachte woorden maar publiek terugnemen. Anders lezen wij, wat hij laat staan, en rekenen er mee.

Hiermee is deze zaak mijnentwege afgedaan. Het is jammer, dat een deel van onze a.-r. pers aan politieke schrijvers tegenwoordig de luxe permitteert, theologen, die zich zuiver en alleen op eigen terrein bewegen, om hun theologische oordeelvellingen, den volke voor te stellen als in ethischen zin onbehoorlijke lieden. De heer De Wilde zei eens te Kampen, dat hij niet wist, waar het met onze actie op allerlei terrein blijven moest, als de steun van de theologen gemist worden moest. Het blijkt, dat sommigen in de politieke pers de theologen alleen gebruiken kunnen, als zij het met hen eens zijn. En, naar buiten een eenheid zoekende — die volgens sommige theologen geen eenheid is, slaan zij dan naar binnen enkele lastige partij genooten met een roede. Er komt tenminste een poging daartoe, eninditverdeelennaar binnen et voluisse sat est.

Het spijt me, niet ona mij, maar om de partij. Want ons volk heeft deze groote deugd, dat het tusschen theologie en politiek verband wil blijven zien. Laat ons dit groote genadegoed niet verstoren, vooral niet, als we resideeren, — ik heb het hier over den heer v. F. — in het Kuyperhuis. Want over de vraag, wie gereformeerd is, kan dr Kuyper niet als politicus, maar slechts als theoloog beslissen. En de gansche Kuyper blijve door den heer v. F. in het Kuyperhuis geëerd. Ook de theoloog. Als een theoloog meent, dat dr Kuyper's theologie moet beschermd worden tegen sommige bestuursleden van den Calvinistenbond, dan kan iemand van het Kuyperhuis wel zeggen: het lijkt me persoonlijk niet juist, maar dan moet hij theologische argumenten hebben, en anders uit respect voor Kuyper's nagedachtenis de theologische kwesties niet bagatelliseeren, door een theologische meening toe te schrijven aan persoonlijke onbegaanheid met gedeeldheid en vechtlust. Waar haalt men den onzin vandaan, vooral in een tijd, waarin andere theologen, die ook wel van toespitsen van geschillen weten, worden begroet met vreugdegeroep, omdat zij het in één puntje wel eens lijken te zijn met deze schrijvers?

De tijden zijn ernstig genoeg, en als dr Kuyper geen theoloog geweest was dan was het Kuyperhuis nooit gebouwd!

Om misverstand te voorkomen, zeg ik nadrukkelijk, , alleen het oog te hebben op den heer v. F., en alleen dit te schrijven, omdat hij nog steeds weigert te herroepen met ronde woorden, wat hij heeft geschreven.

Psalm 149 in het Afrikaansch..

Gelukkig voor Zuid-Afrika blijft de dichtadervaa Totius vloeien. Zijn werk staat heel wat hooger dan onze psalmberijming. „Die Kerkblad" brengt ons nu weer Psalm 149. (Melodie: Elk hef f' met ons een lofzang aan!)

1.

Sing tot Gods eer met lof en dank 'n nuwe Ued met nuwe klank, o al sy gunstelinge! Laat Isrel voor sy Maker juig, laat Sion voor sy Koning buig, die Heer van alle dinge!

2.

Laat hul sy Naam en roem laat hoor in beurtgesang en sangers-koor, met harp en trommelslae! Die Heer 't sy volk weer guns betoon, sagmoediges met heil jgekroon iiit vrye welbehae.

Laat huUe juig in staat van eer, juig op die bed waar hul weleer die lydenssug geslaak het! Gods lofverheffing in hul stem, die slagzwaard in hul 'hand geklem, wat tot 'die strijd ontwaak het!

4.

Selfs konings moet in kettings gaan, en ed'les, in die boei geslaan, is magt'loos, krygsgevange. Die eeu-oue oordeel word voltrek; die Heer 't sy volk met roem oordek. Loof Hom, my jubelsange!

Ook al kunnen wij die berijming om bet taalverschil niet overnemen, toch nemen wg er gaarne kennis van.

In ons land wordt dit werk met belangstelling gevolgd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's