GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De economische crisis en de kerken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De economische crisis en de kerken.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

A. Dat er een crisis is, behoeft wel geen nader betoog. Om de beteekenis daarvan voor ons kerkelijk leven eenigszins te kunnen beoordeelen, is het echter gewenscht, zij het in vogelvlucht, na te gaan den omvang van de crisis in de onderscheidene deelen van ons economisch leven. Nemen wij daartoe dan achtereenvolgens:

I. TJ a n d b O U W.

Een algemeenen indruk verkrijgt men door deze simpele cijfers: als men van alle akkerbouw-producten den doorsnêe-prijs van de jaren 1924—1929 op 100 stelt, dan krijgt men als doorsnêe-prijs van Januari—Februari 1930 ongeveer 60. Enkele onderdeelen worden evenwel nog zwaarder getroffen dan uit deze daling van het gemiddelde blijkt. Bekend zijn de klachten over de uiterst geringe opbrengst van de suikerbieten; verscheidene bieten-telers vreezen, straks na afloop van de pas begonnen „campagne", den ondergang. De noodtoestand der bieten-verbouwers is trouwens ter sprake gebracht in onze wetgevende lichamen. Tarwe noteert thans aan de Rotterdamsche beurs minder dan f 6; medio 1929 bedroeg die prijs nog f 11 tot f 13.

II. Veeteelt.

Van de veeteelt-producten was in Januari-Februari 1930 de doorsnêe-prijs on.geveer 93 pet van dien over de jaren 1924—1929. In sommige onderdeelen wordt natuurlijk de druk heviger gevoeld. Zoo gaan de fabrikanten van gecondenseerde melk (tot welke fabrikanten ook te rekenen zijn de in coöperatief verband optredende boeren) reeds jaren lang gebukt onder zeer lage opbrengstprijzen.

Wil men precies weten hoe het hier staat:

De Vereeniging voor Zuivelindustrie en Melkhygiëne schrijft, in haar „Rapport en Voorstellen", gepubliceerd in Juni 1930 (blz. 27): „In dezen tijd is het zoover gekomen, dat men de gecondenseerde melk weggeeft tegen prijzen, die de kosten voor bewerking ^n verpakking nog niet opbrengen. De grondstof melk rekent men al niet eens meer."

En dan te weten, dat Nederland jaarlijks 4 mil-

lio& n kisten gecondenseerde melk, alleen naar Engeland, verscheept.

III. Scheepvaart.

Vergelijkt men de uitkomsten van de verschillende, in Nederland gevestigde scheepvaart-maatschappijen, dan maken aanstonds een uitzondering enkele maatschappijen, die door overeenkomst met de regeering niet volkomen afhankelijk zijn van het wisselend economisch getij. Zoo vindt men, dat de Stoomvaart-maatschappij Nederland, d'e Rotterdamsche Lloyd en de Koninklijke Paketvaartmaatschappij (de laatste werkt in Oost-Indië) per „ton draagvermogen" een saldo van bedrijfs-uitkomsten hebben, dat zeer gunstig afsteekt bij' de overige maatschappijen. Het bedrijfs-saldo van de maatschappij Nederland over 1929 heeft zelfs dat van 1928 overtroffen; beide jaren echter overtreffen nog de uitkomsten van het jaar 1920, hetwelk voor vele stoomvaartmaatschappijen een „boom"-jaar geweest is. Bij-de Rotterdamsche Lloyd iS die verhouding «enigszins anders; doch ook daar is de uitkomst 1929 nog gunstig in vergelijking met 1920. Bij de Paketvaart-maatschappij overtreffen de uitkomsten van 1929-zeer ver die van 1920.

Bij de overige maatschappijen, die min of meer behooren tot die; , welke de z.g.n. „wilde vaart" uitoefenen, vindt men uitkomsten, die uiteraard zeer ver achter liggen, bij het jaar 1920, hetwelk evenwel om zijn na-oorlogs-invloeden kwalijk als vergelijkingsbasis kan dienen. Zondert men echter ook dat bijzondere jaar uit, dan vindt men, dat behoudens de inzinking, die in de scheepvaartwereld! ondervonden werd in de jaren 1921—1924 de uitkomsten in het algemeen laag zijn. De klachten over onvoldoende bevrachting en vracht-prijzen zijn den laatsten tijd niet van de lucht.

Een behoorlijke inlichting verkrijgt men wel uit het vracht-index-cijfer, door de Engelsche „Economist" gepubliceerd. Dit bedroeg, uitgaande van het gemiddelde cijfer over de periode 1898—1913, (dus vrij van alle oorlogs-invloeden) en dit gemiddelde stellende op 100:

96.1 over Augustus 1930 tegenover 111 in Augustus 1929 147 in December 1926 en 197 in October 1926.

Men dient bij de beoordeeling van deze cijfers rekening te houden met de verhooging der lasten, tengevolge van de verandering van de waarde der geld-eenheid; een verhooging, die trouwens in bijna elke zaak bestaat.

Een incidenteele vergelijking vindt men nog uit de vrachtprijzen voor graan, deze bedroeg ia Juli 1930 het ^^J2z deel, (dus iets meer dan de helft) van die in Juli 1929.

IV. Industrieën.

Het werkloosheidscijfer was volgens de officiëele statistieken, in het Ie kwartaal 1930 gunstiger dan in dezelfde periode van 1929; het 2e kwartaal 1930 vertoont echter een beeld, - dat ongunstiger is dan het in datzelfde tijdvak van 1929 en 1928 was. Volkomen betrouwbaar zijn deze cijfers niet, omdat hier in hoofdzaak de „verzekerde" arbeiders zijn geregistreerd. Een incidenteel geval, wat ons, in dit verband, meer zal interesseeren dan bijv. de in volstrekten crisis-toestand verkeerende diamantindustrie, is dit: in de textiel-industrie in Twente is het werkloosheidscijfer thans 2 a 3 maal zoo hoog als in 1925—1929.

En de uitkomsten der bedrijven? De groothandelprijzen zijn thans lager dan zij in eenig jaar sinds 1920 zijn geweest. En dit, terwijl alle bedrijfskosten (als loonen, kosten van onderhoud en vervanging van machines en andere bedrijfsonderdeelen) aanzienlijk zijn gestegen. Men kan hier trouwens (in prijs-en afzet-mogelijkheden) een wisselwerking zien tusschen den toestand in de bedrijven van landbouw en veeteelt en dien in de industrieën, zooals ook verband gelegd moet worden tusschen industrieën en de uitkomsten der cultuur-ondernemingen, waarover wij' hieronder nog nader spreken.

De slechte uitkomsten van de cultuurondernemingen hebben bijv. dezen terugslag in de industrieën in Nederland, dat minder machines worden geleverd aan de cultuur-ondernemingen rechtstreeks en dat minder textiel-producten worden uitgevoeridl ten behoeve van de Indische bevolking. En vele werkers in onze metaal-nijverheid èn geheel Twente hebben evenveel belang bij Indië als de houders van fondsen in de cultuur-maatschappijen.

Het zou ons tever voeren hier in bijzonderheden te treden en den toestand van verschillende industrieën individueel te gaan behandelen; in het algemeen valt op drie factoren te wijzen, welke den huldigen toestand zoo veel moeilijker maken dan bijv. in 1907 en ook in 1914 het geval was. Zoo moet gewezen worden:

Ie. op de bemoeilijking van den afzet der producten, zoowel in binnen-als buitenland. In het binnenland klaagt men over de verscherpte concurrentie („dumping") door het buitenland. Het buitenland sluit meer en meer de grenzen, bemoei-

lijkt althans den invoer door verhooging der tarieven;

2e. de verkoopsprijzen worden, mede door 'den evengenoemden factor, gedrukt;

3e. de kosten van stichting of uitbreiding, voorzoover die na 1914 hebben plaats gevonden, zijn zoo hoog geweest, dat bij het dalen van de verkoopsprijzen der producten, de lasten van intrest en aflossing bijna ondragelijk worden.

Het is een vrij algemeen gevoelen, dat talrijke producenten nog zullen moeten uitvallen wegens gebrek aan weerstandsvermogen.

V. V i s s c h e r ij.

In het begin van het loopend seizoen werd, biji in het algemeen bevredigende vangsten, wat de kwantiteit betreft, geklaagd over een desondanks gedaalde opbrengst in guldens; in het latere deel van het seizoen schijnt algemeen een gunstiger uitkomst te zijn verkregen, zoodat, naar veler verwachting, het eindresultaat bevredigend zal mogen worden genoemd.

VI. Cultures.

Verschillende, belangrijke cultures, als de suiker-, de thee-en de rubbercultuur zullen over het loopende jaar slechte uitkomsten doen zien. De rubber is trouwens reeds lang in opspraak. De opbrengstprijzen zijn zoo laag, dat meer dan één onderneming reeds is gesloten. Men bereidt zich voor op balansen, die geen ruimte zullen laten voor uitkeeringen aan aandeelhouders, noch aan tantièmisten. De laatsten mogen voor een groot deel in Indië zijn gevestigd, een groot getal woont toch ook in Nederland, terwijl van de aandeelhouders in die maatschappijen het meerendeel in Nederland verblijft.

VIL Algemeene positie van de effectenbeu r s.

Het is van algemeene bekendheid, dat de koersen van de effecten schrikbarend zijn gedaald en zich nog steeds in dalende richting bewegen. Het algeimeene koerspeil is lager, dan het sinds 1921 ooit geweest is. Zij die, om welke reden dan ook, genoodzaakt zijn geweest, zich van hun aandeelen te ontdoen, hebben groote kapitaals-verliezen gesleden en zullen mitsdien straks ook minder inkomsten uit vermogen genieten. Nu zijn velen getneigd zich te dezen aanzien te troosten met twee overwegingen:

1. dat de beurshandel toch weinig anders beteekent dan de verplaatsing van kapitaal; het verlies van den een beteekent vsrinst voor den ander;

2e. dat alle koers-schommelingen toch nog maar betrekkelijke waarde hebben. Welke beteekenis heeft b.v. ©en daling van een effectenkoers van een aandeel „Philips" van ongeveer 700 pet. in een tijdsverloop van een jaar? Het bedrijf van Philips toch staat immers ver buiten de effectenbeurs en zal wel doorwerken zonder zich iets daarvan aan te trekken.

Ongetwijfeld mag men niet alle waarde aan deze beschouwingen ontzeggen. Haar beteekenis in algemeen-economischen zin willen wij hier niet nagaan. Evenwel valt, in verband met het opschrift van dit artikel, op te merken:

ad a. Dat van de echte beurs-speculanten en nader van hen, die uit z.g.n. baisse-speculaties winsten verkrijgen, vermoedelijk niet velen zuUan behooren tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. (Het is wellicht goed hierbij op te merken, dat deze regelen niets denigreerends van den beurshandel in het algemeen willen zeggen.) Voorzoover dus door rustige, bona-fide-aandeelhouders verliezen zijn geleden door realisatie, zullen de kerken wel den invloed daarvan ondervinden, evenwel zonder dat ze van de „winners" een evenredige compensatie mogen verwachten.

ad. b. Op zichzelf is het toch niet geheel juist, dat de groote bedrijven zich niets van de effectenmarkt-positie behoeven aan te trekken. Zoo beheerscht immers, om slechts een recent voorbeeld te noemen, de geheele markt-positie, w.o. dus oofc die van de effectenbeurs, wel degelijk de vraag of „Philips" aan een behoefte aan meer bedrijfskapitaal zal voldoen door middel van obligatieleeningen, dan wel van aandeelen-uitgifte en van deze beslissing hangt weer af de vraag, of aandeelhouders niet of wel opbrengsten uit z.g. claims zullen f> ntvangen.

Doch afgezien van dergelijke incidenteele vragen is toch nog wel een breedere beteekenis en jrootere waarde toe te kennen aan de beurskoersen. W; ant zij ondergaan den invloed van de taxaties van het publiek omtrent de resultaten van de nabije toekomst van de betrokken ondernemingen. Ea nu mag het publiek zich menigmaal vergissen, vergissen zoowel in de kansen naar boven als die naar beneden en daardoor in groote, zeer te betreuren, overdrijvingen vallen, toch valt niet te ontkennen, dat de algemeen-economische toestand van het oogenblik en van de eerstkomende tijden, eenige en dan betrekkelijk juiste weerspiegeling vindt in de taxaties, welke ook in de beurskoersen haar uitdrukking vinden. Nu kan het best zijn, dat straks die overwegingen terecht of schijnbaar gelogenstraft worden door aangename verrassingen hier en daar, doordat ondernemingen, in tegenstelling met de huidige verwachting, toch nog tot dividend-uitkeeringen zullen besluiten; menige onderneming zal misschien daartoe in staat gesteld worden bijv. door de z.g.n. „stille reserves". Eenige verwachting daaromtrent is evenwel niet uit te spreken; bovendien beteekent zulks toch nog slechts een gedeeltelijke verlichting; soms ook een camouflage van de tegenslagen van dit oogenblik; alleen de zeer hecht-gefundeerde ondernemingen zullen, ondanks tijdelijken tegenspoed, tot zulk een dividend-politiek kunnen besluiten.

Als algemeene conclusie mag wel gesteld worden, dat de lage effectenkoersen geen al te valsch beeld geven van de algemeene conjunctuur.

VIII. Het is goed hier even stil te staan. W(ij moeten trachten na te gaan, of wij thans reeds ten volle den invloed van de tegenwoordige conjunctuur ondergaan, of dat die invloed mogelijk nog zwaarder zal worden gevoeld. In verband met het opschrift van dit artikel interesseert ons dan nader de vraag, of wellicht meer in het bijzonder in onze kringen van dien verderen invloed iets of veel zal worden bespeurd.

Daarover in een volgend artikel.

A. SCHILDER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

De economische crisis en de kerken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's