GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Financieel Economlsctie Rubriek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Financieel Economlsctie Rubriek.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

23 December 1930.

Er hebben zich twee belangrijke feiten in de afgeloopen week voorgedaan, die de moeite waard zijn te worden gereleveerd. Het eerste is de opnieuw ingezette daling van aandeelen Philips. Wanneer men bedenkt, dat in de wilde hausse periode van 1929 deze aandeelen tot boven de 900 waren opgedreven, terwijl de aandeelen nu nog maar 185 pCt. waard zijn, dan kan men niet alleen, volstaan met te zeggen, dat deze enorme daling slechts het gevolg geweest is van een reactie op een te uitbundig optimisme. Er is dus een geheimzinnige kracht aan het werk, die Eindhoven niet wereldkundig wil maken. Wij hebben alle moeite gedaan, er achter te komen, doch dit is ons niet gelukt. Wel vermeenen wij de oorzaak te moeten vinden in den onderlingen strijd der Amerikaaasch-Duitsche electriciteitsbedrijven en het Philips-concern. Eindhoven heeft een energieke expansiepolitiek gevolgd, waarbij slechts gelet werd op eigenbelang zonder rekening te houden met die der andere wereld-bedrijven, m.a.w. Philips overschatte o.i. zichzelf. Het is nu eenmaal een axioma dat de zwakkere die zich ten koste van den machtige te hoog wil verheffen, tenslotte de prooi wordt van de te laag aangeslagen machtsverhoudingen der anderen. De strijd begon op de Duitsche markt, waar de Allgemeine Electrioitats Gesellschaf t en Siemens und Halske, nauw gelieerd door talrijke banden (ook door de nieuwe van de sprekende film), met de General Electric en de Western Electric zich door Philips bedreigd achtten. De General Electric, de wereld-electriciteitstrust met vertakkingen in bijna alle belangrijke centra, bezat o.a. ook groote posten Philips aandeelen. In tegenstelling met de meer agressieve Amerikaansche concerns volgde de General Electric de politiek om elke gelieerde maatschappij zoo vrij mogelijk te laten ten einde plaatselijke.energie zoo efficient.mogelijk te benutten. Zij onthield zich van inmenging, vandaar dat ook Ptiilips kon doorwerken zonder de straffe hand van Amerika te voelen. Had Eindhoven zich dan ook slechts bepaald tot expansie met eerbiediging van elkanders rechten, zonder daarbij echter logische concurrentie uit te schakelen, dan zou er o.i. niets gebeurd zjjn. Dan had de algemeene reactie natuurlijk ook haar uitwerküig op de Philips-aandeelen gedaan, doch van een drastische paniekachtige daling zooals zich nu manifesteert zou wellicht geen sprake geweest zijn. De onderlinge verhoudingen moeten nu zoo zijn verscherpt, dat de General Electric ter bescherming van haar eigen belangen en die harer Europeesche geaffileerde bedrijven, Philips een krachtig halt zou hebben toegeroepen. Niet alleen woedt de strijd op de eleetriciteits-markt zelf, dus op die der producten, maar ook schijnt de positie van de General Electric in Philips aandeelen te worden geliquideerd. Of deze aandeelenverkoop een strijdmiddel is (wellicht om ook voor Philips de financiering van nieuwe uitbreidingen onmogelijk te njakeri) of slechts een gevolg van de veronderstelling, dat Eindhoven's positie zoo verzwakt zal woraen, aat ae (jenerai Electric uit renaementsoverwegingen zich van deze belegging wil ontdoen, kunnen wij niet zeggen. Goed geinfo^rmeerde kringen verwachten vooreerst nog geen einde der liquidaties en de vraag, of ook Philips t.z.t. de Nederlandsche vlag zal moeten strijken zooals tal van andere Nederlandsche concerns reeds deden (de Enka, de Kon. Holl. Lloyd) is in dit verband nog niet zoo absurd.

Dat de heftige koersdaling, na verschillende optimistische uitlatingen natuurlijk ook praatjes doet opduiken, mag den nerveuzen beleggers niet euvel worden geduid. Massa-ontslag, stillegging van het bedrijf gedurende bepaalde dagen worden gemeld! en officëel tegengesproken. De verkoopen zijn o.i. hiervan geen gevolg, al zullen enkelen daardoor tot realisatie zijn geinspireerd.

De tweede belangrijke geheurtenis is de roemlooz© beëindiging van het Chadboiuxne-suikerplan. Deze conferentie is uit oogpunt van economie leerzaam, al zouden houders van suiker-aandeelen liever tastbare resultaten gezien hebben. De afloop der conferentie mag voor houders van suiker-papier een teleursteUing worden genoemd, die wellicht verder koersverlies zal veroorzaken. Halen de Duitschers, op wie de conferentie gestrand is, geen bakzeil, dan is een langdurige suikeroorlog ingeluid.

Wat is de kwestie?

Voor de wereldmarkt wordt suiker geproduceerd, uit suikerriet dan wel uit suikerbieten. Vroeger stond de bietsuiker aan de spits. Geleidelijk — niet het minst door den oorlog — is het zwaartepunt naar het riet verplaatst, terwijl de hardnekkige strijd van 1914—'18 de bietwortelproducenten zelfs grootendeels verlamde. De groei van de rietsuiker was dus niet alleen een logisch verschijnsel der hooge prijzen, maar mocht een onderdeel van den economischen oorlog worden genoejnd, om geen noemenswaardige stagnatie in de voorziening van de Geallieerden te veroorzaken. Na Öen oorlog begonnen de bieten-landen weer „full-speed" te werken, met gevolg, dat de suikerproductie de consumptie ging overtreffen, mede door de verdere uitbreiding van de rietproductie ten gevolge van nieuwe rietvariëteiten, die door de wetenschappelijke proefstations op Java waren ontdekt. De suikerprijs daalde geleidelijk voor de meesten tot beneden het winst-nulpunt. Cuba, de zwakke schakel in den rietketen, zon op middelen om uit de irnpasse te geraken, zooals zij vroeger reeds tal van malen geprobeerd had, het laatst door bemiddeling van Colonel Tarafa. De leidende Cubanen, met Chadboume aan de spits, namen het initiatief tot productie-beperking en tegelijkertijd tot het uit de markt nemen der geaccumuleerde voorraden, die elke verbetering tegenhielden. De steun van Amerika, dat een domineerende positie in het politiek-en economische leven van Cuba inneemt, was daartoe onontbeerlijk. Het land van den dollar tracht zooveel mogelijk eigen koopkracht ten behoeve van eigen fabrikaat te reserveeren, vandaar zijn sterk protectionistische politiek. Wordt de invoer van Cuba-suiker beperkt — Cuba-suiker wordt met verminderd recht in Amerika toegelaten, terwijl suiker van Amerikaansche gebieden geheel vrij is — dan beteekent dit een grooteren afzet van het „home made" product. Vandaar dat Cuba toestemde om in stede van 3.160.000 ton suiker slechts 2.810.000 ton naar Amerika uit te voeren, zoodat 250.000 ton elders moest v/orden geplaatst. Toen hierdoor aan het suikerproduceerende Amerika een concessie gedaan was, kreeg Cuba de handen vrij om naar Europa te trekken want het verdere Amerikaansche belang kon slechts van prijsstijging profiteeren. Immers Amerika is financieel vrij sterk bij de Cubaansche suikerindustrie geïnteresseerd, terwijl welvaart in. Cuba, die grootendeels van het zoete product afhankelijk is, grootere export vanuit Amerika beteekent.

De controverse riet-en biet zou slechts met de grootste krachtsinspanning kunnen worden terzijde gesteld. Vandaar, dat eerst een rietfront moest worden gevormd. Cuba deed concessies en Java offerde in naam veel, in daad weinig. Het opzij zetten van voorraden mag geen concessie worden geaoemd, , daar die slechts, tegen verliesgevende prijzen, warea; te spuien... restrictie daarentegen wel door de mogelijkheid, nog productiever rietvariëteiten te vinden. Wij willen nu geen cijfers meer noemen; de conferentie is toch getorpilleerd en waarom zouden vsdj de niet suiker-exports met statistisch materiaal vermoeien. Genoeg zij het te releveeren, dat de rietboeren 'de bietenbouwers quota wilden voorschrijven, die ten opzichte van den oogst 1929/30 billijk waren, doch die voor den oogst 1930/1 buiten elke proportie vielen. Het bietsuiker excedent, d.w.z. het exportsaldo der landen die meer produceerden dan de eigen binnenlandsche behoefte, beliep over 1929/30 1.445.000 ton, doch werd voor 1930/1 op circa 2.184.000 ton geraamd! Cuba—Java bood Europa per jaar een export aan van slechts 989.000 ton nieuwe suiker en 240.000 ton uit de oude voorraden. Van oogst 1930/1 zou dus bijna 1.200.000 ton moeten worden ojgeschuurd, hetgeen voor Duitschland de grootste opoffering beteekende en die voor dit land niet acceptabel was. Duitschland deed een tegenaanbod, dat echter door - Cuba-Java werd afgeslagen. Nu werpt men op het Centrale Rijk het odium, de conferentie te hebben doen misiuKKen. reiteilJK is an ]uist, moreei mei. rvanx Duitschland, zuchtend onder het Young-plan en de zware bujteniandsche leeningen, opgenomen om weer op gang te liomen, moet meer exporteeren en minder importeeren, opdat een grooter uitvoersaldo benut kan worden, ter betaling zijner schulden. Niet het huidige Duitschland is ten slotte de schuld van de impasse, waarin ook nu de suikerconferentie verkeert, maar het Regiem, dat oorlogslasten op de schouders legt van een generatie, die niet meer verantwoordelijk kan worden genoemd voor'de ontketening van den wereldbrand.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Financieel Economlsctie Rubriek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's