GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hubert Cuypers' Eerstoratorium.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hubert Cuypers' Eerstoratorium.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Het Keistoralorium geeft uitstekend gelegenheid om de sKjlbeheersching van den componist te leeren kennen en bewonderen. Het Eerste Deel opent met een orkëstpraeludium waarin als thema optreedt 107 de eerste regel van psalm 89, daarna in solo-declamatie, weldra in koorzang overgenomen. In die inleiding trof mij na de meer in toonschaal blijvende opzet de keurige chromatische doorvoering èn de kostelijke instrumentatie. Opvallend is daarbij het muzikaal chiasme (kruisstelling).

Daar spreekt de sohst-declamator: „Alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, ja komt, koopt en eet, ja koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk!" De kalme achtsten-begeleiding in f groot vormt onmiddellijk aansluitend hierop een illustere inleiding tot het in bes zuiver vierstemmig a-capella gezongen koor:

„Hoe zalig is het volk". Dezelfde Schriftwoorden worden dan door den declamator herhaald, in gedeelten, die met prachtig effect ingeschoven zijn tusschen de koorregels van psalm 89. Minder mooi is het dat hierdoor de 3e regel: „Zij zullen in Uw naana — zich al den dag verblijden", na het 5e woord vastloopt. Overzien we deze bladzij, dan schijnt het alternatieve door de geboden evenwichtsbewaring het brengen van een offer te verontschuldigen, maar een offeir blijft het. Gelukkig worden we spoe'Oig •cot vörgevensgcziriuiicici gcBLcmu x.-.c—r de geniale opvoering van de slotregel: „Maar Uw gerechtigheid hen naaf ÜW woord verhoogen''.'

„Resoluut" wordt nu de vijandschap tusschen vrouwenzaad en slangenzaad muzikaal aangjekondigd door een nogal lawaaierige orkestinleiding, 'die eerst tot rust komt als de declamatie tevens aandacht eischt.

Een bekoorlijke vondst is weer de door het koor uitgewerkte melodie „Want een kind is ons geboren" :

De compositie • blijft hier een tijdlang op groote hoogte door de serieuse doorwerking van bovenbedoelde melodie en een fanfarethema in de begeleiding :

De expressie van de namen Gods: Wonderhjk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid is muzikaal zeer mooi in 't „Vredevorst", waarbij de begeleiding reeds preludeert op het herhaalde „Want een kind is ons geboren".

Schrijdt Cuypers als geniaal kunstenaar vaak frank en vrij op het - midden van de muzikale heir^ weg, hij loopt toch ook wel eens de kantjes langs. Zoo lijkt me de pastorale: „Hij zal zijn kudde weiden" hoe melodieus en sentimentvol ook, op de grens van te lang, het marschthema „Maak Ü op, word verlicht",

hoe paklvend ook, op de grens van tè populair. Maar naast het rechte pad lijkt hij mij de becomponeering van de tekst: „Doch over u zal de Heere opgaan en zijne heerlijldieid zal over u gezien worden". Het eerste deel tot „opgaan", is populair van melodie

maar wat volgt, vind ik, de majesteit van de woorden in aanmerking genomen, door zijn platheid een muzikaal deraillement:

Hierin zien we trouwens een van de gevaren voor deze compositie: door de groote gemakkelijkheid waarmee Cuypers in heterogene stijlen werkt, komt soms het verhevene vlak naast het platvloersche, het majestueuze naast het ordinaire te liggen. In ditzelfde gedeelte was het dat we nog een aanteekeriing van gelijke aard maakten. „En. de heidenen zullen tot Uw licht gaan". Moet dat noodzakelijk gesymboliseerd worden door een werkelijk heidensch lawaai? Pauken en bekkenslag veroordeelen we volstrekt niet, maar als er dan absoluut leven gemaakt moet worden, dan verwachten we op déze plaats toch wat anders dan het banale tjoèmpa, tjoèmpa, tjoèmpa boemeleboem, waarvoor geciviliseerde heidenen op een moderne kermis weg zouden loopen.

Maar gelukkig duurt die rage maar kort, en is er weldra weer harmonie tusschen woord en toon.

Bij de „koningen tot den glans gaande" wordt met verrassend., zij het al méér toegepast effect de ster aan het muzikale firmament geprikt in d© vorm van een lang aangehouden hoog-octavige toon. Wel verdwijnt ze weer spoedig, want het is in letterlijke zin slechts toekomstmuziek, maar bij de inleiding op de lofzang van Zacharias zweeft de ster langdurig in de lucht, juist als in Dubois' „Marche des Rois Mages", een illustratief aardigheidje, daÉ als zoodanig té waardeeren valt.

Neen, we zi|a blij dat dit deel ook iets veel artistiekers brengt: de geniale overgang van: solo - zegging in solo-zang bij de inzet van Zacharias' lofzang, en vooral de schitterende afwisseling van koor en zanger met kwarttoon verschil. Daar hebben we weer den musicus zooals we hem voor déze woorden noodig hebben. Slechts kleine vlekjes ontsieren deze aangrijpende bladzijden. Niet om te vitten maar om indien mogelijk, overtuigd te worden van de muzikale noodzakelijkheid, noem ik het voor mijn gevoel èn voor mijn gehoor uit de toon vallend tierlantijntje van de alten in „ochtendstond" (uittreksel, bl. 51):

Als een gevierendeelde halve hier beslist niet kon gemist worden, kwam toch juist déze gang eerst in de laatste plaats in aanmerking. Wat goed klinkt op het woord „schenken" eind vorige regel, bederft hier in verkeerde consequentie de zaak, doordat j, stond" eindlettergreep is, te veel klem krijgt, en bovendien voor zang heel ongunstig is saamgesteld.

Bij het tweede couplet — de drie verzen zijn samen - wel wat lang — wordt de begeleiding gewijzigd.

Indrukwekkend wordt alternatief de lofzang voortgezet tot de climax „De Zon des heils doet aan de kimmen staan". Met genoegen hoorden we dit slot a-capella zingen. Een uitbarsting van al wat meewerkt, opziclizelf verdedigbaar, misten we gaarne.

Met eenige verwondering merkten we op dat de componist geen poging gedaan heeft om de hinderlijke melodie val bij „Een star in Jacob 6p doet gaan" te maskeeren door de begeleidende instrumentatie de hoogte in te sturen. Ook weer consequentie, omdat nu eenmaal de begeleiding de melodie vasthoudt? Als deze regel als mislukking gevoeld was, zou de begeleiding in zijn geheel waarschijnlijk anders zijn uitgevallen. .Voor een componist als Hubert Cuypers voeren immers vele, en bruikbare wegen naar PLome!

Het laatste vers valt weer op door de schrijfvorm, die het midden houdt tusschen spreek-en zangkoor: de op één hoogte gezongen koortoon.

Ook op déze wijze zijn effecten te bereiken, die in bej)aaMe omstandigheden treffend zijn. Over de toepassing in dit couplet kuimen we niet roemen. Ten eerste heeft de componist zich voornamelijk laten leiden door de beginregel en wel vooral door het woord „duister", waardoor de kleur veel te donker wordt in verhouding tot de optimistische toon van het geheele vers; ten tweede is de overname van de bes een octaaf hooger tengevolge van de vele medeklinkers en de daardoor nog grootere stemdemping onvoldoende om weer te geven dat deez' zon 'n „helder" licht verstrekt.

De becomponeering van „Kust den Zoon, opdat Hij niet too-me" bleek weer een hoogtepunt, terwijl de combinatie met psalm 2, waarin een muzikale melodiewijziging van de laatste regel: voert tot een bij het onderwerp passend verheven en waardis slot van het tweede deel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Hubert Cuypers' Eerstoratorium.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's