GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gezant Diekema en Geloofsvervolglng.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gezant Diekema en Geloofsvervolglng.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De S Landaard van 30 December 1980 bevatte de volgende ontboezeming van mej. H. S. S. K.:

In het donkere jaareinde hebben wij hier in Den Haag iets bijzonder moois en glorierijks gezien: den schitteranden begrafenisstO'et van den onlangs overleden Amerikaanschen gezant, G. J. Diekema.

Het purper en goud der drie koninklijke koetsen, dé rachtige bloemen, die de baar dekten, de miliairen, die volgden, de aangrijpende treurmuziek, ie zij speelden — dat alles maakte ©en overweligenden indrulc op de duizenden, die op dien ecemberdag den grootschen stoet bobben zien en ooren voorbijtrekken.

Je weet, wie Diekema was. Een zoon van een roninger en een Overijsselsche, di© onder van aalte de vex'volging van de Afgescheidenen ontluchtten, en'naar Amerika uitweken. Klein© luiden, ooals heel dat „handjevol dapperen", die hun aderland verlieten om der vrijheid van consciëntie ille.

In het land hunner vreemdelingschappen werd aan het echtpaar Diekema een zoon geboren, dien ij Gerrit Jan noemden. Het bleek ©en knappe ongen te .zijn. Zijn ouders lieten hem studeeren aan Hope College, de Hoogeschool door de itgeweken Gereformeerden gesticht. Gerrit Jan groeide op tot een man van beteekenis in Amerika, aar nooit schaamde hij zich zijn eenvoudig© afkomst, bleef het land en de taal zijner ouders liefhebben en bovenal: trouw bleef hij aan de Gereformeerde belijdenis, waarin zijn vrome ouders hem hadden opgevoed. En dat bleef hij, toen President Hoover hem tot gezant in het vaderland zijner ouders benoemde.

Daar heeft God hem tot hooger heerlijkheid opgeroepen. En daar is hij uitgedragen met bijna vorstelijke eer, de zoon der Afscheiding. En het vorstenhuis, dat eens de Afgescheidenen vervolgen deed, en het leger, dat hen beleedigde, en! kwelde door inkwartiering, bewijzen op pleclitige wijze de laatste eer aan Gerrit Jan Diekema. Een krans van de Nederlandsche Regeering dekt zijn lijkbaar...

Zoo schrijft Gods vinger de geschiedenis volken en personen. van

Van dit schilderijtje genoot ik des te meer, waar ik me eerst geërgerd had aan de scheeve voorstelling in Het Handelsblad van 21 December l.L als zouden Diekema's ouders naar Amerika zijn gegaan om in de wereld vooruit te komen.

Deze foutieve voorstelling trof ik echter opnieuw aan (en ditmaal nog wel met een beroep op mijn] Afscheiding) in de N. Prov. Gr. Crt. van 3 Jan. 1931, nr. 2, 2e blad, waar de oud-griffier Mr Sybenga schreef:

Geachte Redactie!

In uwe courant van Maandag 22 dezer, no. 301, heeft een uwer medewerkers het een en ander medegedeeld omtrent de ouders van den overleden Amerikaanschen gezant bij ons .Hof Dr G. J. Diekema, welke ouders met Van Raalte uitgeweken zouden zijn naar de overzijde van 'den Oceaan, omdat in het om zijn gastvrijheid beroemde Nederland „verlichte" en „verdraagzame" vrijzinnigen aam de afgescheidenen niet wilden geven vrijheid van het dienen van God naar de inspraak van het eigen geweten, maar hen vervolgden met dragonders en wierpen in de gevangenis.

Bij mij is de vraag opgekomen of deze voorstelling van de feiten wel geheel juist is.

D© uittocht van d© Diekema's en vel© anderen met hen, had, naar ik meen, plaats in ©en der jaren 1845, 1846 of 1847.

Als zulks beschouwd kan worden vast te staan, zullen de Diekema's waarschijnlijk niet om redenen van geloofsvervolging het land verlaten hebben.

De dwaze en onrechtmatig© veirvolgingen der afgescheidenen hadden toen reeds zoo joed als geheel opgehouden.

Sinds 1839 waren met vergunning der Regeering Christelijke afgescheiden gem©enten opgericht, eerst te Utrecht, daarna in verschillende ander© plaatsen, O'.a. te Amsterdam, Groningen, Sleeuwijfc en Schiedam.

Die regeeringsvergunning, bij een goede uitlegging der toenmalige wetten niet gevorderd, had naar de inzichten van een groot deel der gereform©©rden niet aangevraagd moeten zijn.

Immers niet oin een christelijke afgescheiden gemeente op te richten, maar om tot de oude, reeds lang, immers sinds d© Dordtsch© Synode bestaande ware Gerefoirmeerde kerk terug te keeren, had men zich van het N©d©rl. Hervormd Kerkgenootschap afgescheiden en daarvoor beboeting en vervolging getrotseerd. (J. C. Rullmann, De afscheiding, derde druk, blz. 326.)

bitusschen, wat hiervan ook moge zijn, na verleende regeeringsvergunning hielden d© vervolgingen op.

Ook werden na 1844 gereformeerd© voorgangers zonder voorafgaande vergunning in kerken predikende, met rust gelaten (Rullmann, blz. 330).

De hoofdreden der emigratie lag dan ook elders; zij lag in de slechte economische omstandigheden van die dagen, in de heerschend© armoede, gevolg van. mislukte oogsten, aardappdziekte, veepest, hooge prijzen der levensmiddelen en ander© oorzaken, zij het dan ook dat de herinnering aan den tijdens de vervolgingen onderganen smaad' en misschi©n de gedachte van zich nog niet geheel veilig t© gevoelen, daartoe wel het hare zullen hebben bijgedragen. (Rullmann, blz. 128 v.v.; Blofc, Geschiedenis van het Nederl. Volk, derde druk, vierde deel, blz. 373 en 374.)

Onzerzijds werd hierop geantwoord met de woorden van Groen van. Pxinsterer. Deze sprak op 9 Juli 1850 in de Tweede Kamer:

„Ons medelid viit Frieslaad, en, als ik hei wel heb, ook een ander, hebben gevraagd: „wat is er in de laatste tien jaren gebeurd? welke vervolgingen hebben plaats gehad! Gij spreekt van een vervlogen Jiijd! Sedert lang worden de afgescheiflenen met de meeste onpartijdigheid bejegend!" Vergelijkenderwijs is dit juist. Zij worden niet meer in de gevangenis gezet; de vergaderingen worden niet meer door soldaten uiteengejaagd. Evenwel, nu men vraa, gt: is er in de laatste tien jaren iets gebeurd dat naar vervolging gelijkt, wil ik met vele voorbeelden de Vergadering niet lastig vallen; met twee kan ik volstaan.

Het eene is van 1846, dus geen tien jaren geleden. Toen is het gebeurd, dat eene weduwe van zestig jaren, in wier wonmg zonder stoornis, reeds bij haar ouders en ook in den Franschen tijd, geh regeld godsdienstoefeningen waren gehouden, om flit wanbedrijf herhaaldelijk voor de regtbank is gedagvaard, en met heftigheid en bitterheid is bejegend. En toen zij zich aan het Gouvernement wendde, wat is het antwoord geweest, door twee ministers onderteekend? Op welke gronden berustte het? „Overwegende dat de begeerte der adressante ter godsdienstige stichting, voor hare subjectieve behoefte berekend, bevrediging zou kunnen vinden, zonder iemand aanstoot te geven of eenige wet te overtreden, vermits niets haar verhindert binnen de besloten wanden van haar woning voor zich en hare huisgenooten godsdienstoefeningen te houden." Ziedaar de verdraagzaamheid, welke men, nog 1846, heeft in practijk gebragt. Dit is nu welligt geene vervolging in den eigenlijken zin, het is ook niet de gelijkstelling, welke de Grondwet bedoelt.

Het tweede voorbeeld neem ik uit het adres zelf. Wat is de positie van de adressanten, tengevolge van het Besluit. Evenals alle andere ingezetenen, moeten ze bijdragen tot alle gemeenschappelijke provinciale en rijksbelastingen, waaruit, voor een groot deel, de armen van alle gezindten worden onderhouden; voor hunne behoeftigen wordt geen penning uit de opbrengst afgezonderd. Alle andere gezindten mogen collecten doen — en ook tot deze collecten dragen de afgescheidenen bij — zij zelven mogen niet onderstaan hulp voor hunne behoeftigen in te roepen. En wil men nog sprekender bewijs? Het is in die streek de gewoonte, dat er, bij het begraven, een bus wordt geplaatst. Nu wordt, volgens bericht der adressanten, dit geld, het geld bij de ter aarde bestelling hunner döoden verzameld, gestort in de kas hunner tegenpartij! Zie, wanneer men vraagt welk onregt is er sedert tien jaren gebeurd? acht ik dat deze twee voorbeelden, als antwoord genoeg zijn."

Voorts houde men La het oog, dat de voornaamste beweegreden tot Landverhuizing destijds lag in de belemmering van Christelijke opvoeding; gelijk Groen het lateT uitwerkte in die aandoenlijke bladzijde 67, waarin hij aan G. Graaf Schimmelpenninck (1848) vroeg:

„Is het u bekend, dat er een Landverhuizing is ontstaan, welke Nederland bij voortduring van achtenswaardige ingezetenen berooft; mannen, van wie men geen manifestatiën en demonstratiën zou te duchten gehad hebben; die geen schrijvers noch lezecs v/aren van oproerige geschriften, waarmede men geen Grondwetsherziening en Staatsomkeering afdwong; die niet gewoon waren, ook niet in de binnenkamer, de Overheid te vloeken; maar die gebeden voor haar opzonden, ook wanneer zij het slachtoffer waren van haar verongelijking; die, nauwgezet in de plichtsbetrachting jegens den Staat, alleen datgene verlangden, met bescheidenheid en ernst, met eenvoudigheid en volharding, wat, ter nauwgezette plichtsbetrachting, jegens den hoogsten Wetgever en Weldoener, niet kon worden ontbeerd; en die, bij gemis hiervan, ten laatste, sommigen althans met een brekend hart, verre gewesten zijn gaan opzoeken, om te kunnen verrichten wat Christenen betaamt, en ons, door hunne tegenwoordigheid ook zwijgend, te bewijzen, dat schoolonderwijs in de leering en vermaning des Beeren, in Nederland onder de wanbedrijven gesteld wordt."

Nog in een ander opzicht veroorloofde de heer Sybenga zich 'een aanteekening te maken op het door den medewerker in de N. Rrov. Gr. Gfc. ge^ schrevene.

„Hij wijt de vervolgingen van de afgescheidenen aan de „verlichte" en „verdraagzame" vrijzinnigen van die dagen.

Als uw medewerker met die vrijzinnigen mocht hebben bedoeld Öe aanhangers der in 1832 of 1833 ontstane tegen de conservatieve regeeringspolitieik van Koning Willem; I gerichte liberale partij, dan heeft hij een onbillijk en ongegrond verwijt uitgesproken.

Immers deze partij, die in de Kamers tegenover de conservatieve partij in de minderheid was, bad in de 30er en 40er jaren der vorige eeuw in regeeringskiingen geen invloed. Zij kan uit dien hoofde voor de door de Regeering bewerkstelligde, beinvloede of toegelaten vervolging niet verantwoordelijk worden gesteld. De vervolgingen zijn op rekening ta stellen van den persoon des Konings .-— destijds heerschte nog het persoonlijk regime — en van diens tot de conservatieve partij behoorende raadslieden.

Clonservatief en liberaal, dat was in de 30er en 40er jaren der vorige eeuw de groote politieke tegenstelling.

Met die tegenstelling niet te zien en de conservatieven met de liberalen te vereenzelvigen, stelt men zich de verhoiudingen niet juist voor.

Ook anderen, dan uw medewerker hebben, conservatieven, en liberalen assimileerende en allen liberalen no-emende, de liberalen met de schuld aan de vervolgingen belast; o.a. de Bosch Kemper, Geschiedenis van, Nederland tot 1830, blz. 124 en Rulhnann, blz. 169 en 283.

Zulks gedaan te hebben is de geschiedenis op deze punten niet geheel juist beschreven te hebben."

Ten antwoord hierop diene, dat Groen nog in 1872 (Brieven van Da Oosta ï, blz. 256) de brochure van Brummelkamp en Van Raalte over „Landverhuizing" uit 1846 noemde „een geschrift, ook voor den aanstaanden historieschrijver bij uitnemendheid merkwaardig als toetssteen van Nederlandsch-lib er al en-vrijheidszin". En op zijn voetspoor blijven wij het Liberalisme voor de vervolgingen der Afgescheidenen verantwoordelijk stellen. Was de grootmeester der Liberalen, Thorbecke, niet de verdediger van da vervolgingsmaatregelen der Regeering?

Ten slotte moge ik er nog de aandacht op vestigen, dat ik in den pasverschenen 4den druk van mijn Afscheiding ook een in 1847 verschenen spotprent op de landverhuizing der Afgescheidenen heb opgenomen, met begeleidenden tekst door Hofus Pocus, naar de beschrijving, die Dr Eeldiof daarvan ^af in Ne er land ia. April 1929. Ook de beroemd geworden tafelrede door den Amerikaanschen Gezant op 5 Februari 1930 voor Nederland in den Vreemde gehouden, nam ik op onder den titel: „Geen valsche munt, maar edel metaal". Een en ander geschiedde met voorkennis van Zi.Exc. Diekema, die mij op mijn verzoek tevens verlof gaf, zijn portret in mijn boek op te nemen. Het was bij de verschijning van het boek het eenige poitret, dat men er in vindt van een nog levende. Thans behoort ook hij helaas reeds tot de afgestorvenen, wier beeldenjtalerij ik in mijn Afscheiding plaatste.

RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Gezant Diekema en Geloofsvervolglng.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's