GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dr de Wilde blijft ontkennen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr de Wilde blijft ontkennen.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „Koers Houden" van 17 Juni 1.1. geeft Dr W. J. de Wilde, predikant bij de Nederduitsch Hervormde Gemeente te 's Gravenhage, nader bescheid op mijn vraag: „Heeft Dr de Wilde naar luid van het Formulier van bevestiging zijn ambt aanvaard, waar blijft dan nu toch zijn waarheidsbesef, als hij zonder blikken of blozen ontkent, dat hij geroepen is om te regeeren, en loochent dit ooit te hebben beloofd? "

Het blijkt nu, gelijk trouwens vrijwel zeker was, dat deze confessioneele predikant inderdaad met het bekende Bevestigingsformulier is bevestigd.

Toch houdt hij vol: „ i k ben niet geroepen om te regeeren; heb dat ook nooit beloofd".

Dit nu noemde ik een publieke onwaarheid.

Volgens mijn opponent is daar echter geen sj)rake van.

Hield het bevestigingsformulier hem dan niet als zijn roeping o.m. voor: „de gemeente Gods in goede tucht en orde te houden en te regeeren op zulke manier als d© Heere geordineerd heeft"?

StelUg!

Maar, zegt Dr de Wilde, ik alleen ben daartoe niet geroepen.

Alsof dit door mij beweerd was!

Volmondig geef ik hem toe, dat de regeermacht niet staat bij één persoon, maar bij de gezamenlijke ouderMngen.

Doch geroepen om te regeeren is óók DT de Wilde. En door dit halsstarrig te blijven ontkennen, toont hij nu wel heel duidelijk dat het meest elementaire waarheidsbesef op dit punt bij hem zoek is geraakt.

Om den schijn te redden, durft hij dan nog beweren, dat sijn gezegde een reactie was tegen de opvatting, alsof dominees het alleen te zeegen hebben. En dan volgt een hatelijkheid over wijlen Dr Kuyper. Maar mij dunkt, deze opmerking had een Hervormd predikant als Dr de Wilde nu maar liever in de pen moeten houden. Want het is juist de Nederlandsch Hervormde Synode geweest, die de regeering der Kerk aan de ouderlingen ontnomen en in handen van „besturen" gelegd heeft. Dominocratie op en top!

Vervolgens herhaalt Dr de Wüde zijn ontkenning: „ik heb het ook nooit beloofd. Ook niet bij mijn bevestiging in den Haag".

Dat hij daar en elders, als in de tegenwoordigheid Gods, met de plechtige betuiging: J a i k, van ganscher harte, publiekelijk heeft beloofd de gemeente naar Gods Woord te regeeren, durft hij dus andermaal brutaalweg loochenen.

Pascal kreeg bijna een beroerte als hij iemand hoorde liegen. En het zou zeker niet voor de fijngevoeligheid van onzen waarheidszin pleiten, als wij deze verkrachting der waarheid niet als grove leugen signaleerden.

Hier breekt mijn klomp, zou het volk zeggen.

Maar het is erger: hier breekt mijn geloof aan de goede trouw van mijn opponent

Listig verdonkeremaant Dr de Wilde dan verder de kwestie, waarom het gaat, door er een andere voor in de plaats te schuiven; deze n.l. dat bij de derde vraag in het Bevestigingsformulier o.m. van den Dienaar des Woords ook de belofte wordt afgevergd, dat hij zich onderwerpen zal aan dë" kerke­ lijke vermaning, volgens de gemeene ordening der kerken, indien hij zich in leer of leven kwam te misgaan.

Dat met die „gemeene ordening der kerken" oorspronkelijk bedoeld werd de aloude Gereformeerde Kerkenorde, is Dr de Wilde niet onbekend. „Maar", zegt hij, „waar de Hervormde Kerk een andere ordening gekregen had, waaraan ik mij zou onderwerpen, hetgeen ik beloofde toen ik de proponentsformule onderteekende („metopvolging van haar verordeningen"), daar kon ik toen niet bedoelen, zonder mijn geweten geweld aan te doen, de proponentsbelofte te niet te doen. De bevestigingsformulieren stammen uit den tijd vóór 1816. En niemand verbeeldt zich, dat hij nu, in de Hervormde Kerk, zich gebonden heeft aan wat vóór 1816 bestond".

In het oog van onzen scribent is het voorlezen van het bevestigingsformulier dus maar een wassen neus. De proponentsformule is de strop om den hals van alle predikanten in de Hervormde Kerk; daarmee zijn ze gebonden aan de synodale verordeningen. Wat ze later volgens het Bevestigingsformulier beloven is slechts franje aan dien synodalen strop.

Op het stuk van de proponentsformule is Dr de Wilde dan ook o zoo consciëntieus. Zijn geweten' verbiedt hem de proponentsbelofte te niet te doen. Hij heeft zich aan de reglementen gebonden. En dan schrijft hij in het nummer van 21 Mei aan het adres van de mannen der Doleantie: „Wil ik dien band losmaken, best, maar dan mag ik niet meer in die kerk blijven. De meest nette manier is dan om beleefd afscheid te nemen en niet eerst binnenshuis de regels opzettelijk, natuurlijk met beroep op Gods Woord, met voeten te treden!"

Daarbij vergeet hij echter, dat tot de synodale verordeningen, die hij moet opvolgen, ook behoort de handhaving der leer, die in de Drie Formulieren van Eenigheid en in de Liturgische Formulieren vervat is; dus óók getrouwheid in het ambt van de regeering der kerk, gelijk genoemde Formulieren dat duidelijk omschrijven.

Artikel 11 van het Algemeen Reglement bevestigt dit, door in de eerste plaats de handhaving der leer en daarna pas de bewaring van orde en eendracht te eischen van allen, die in onderscheidene betrekkingen met het kerkelijk bestuur belast zijn. „De leer" is dan ook het wezenlijke; ^, orde en eendracht" zijn slechts het bijkomstige. Bij tegenstrijdige eischen moet vanzelf het bijkomstige wijken voor het wezenlijke.

Als hoofddoel toch stelt Art. 11 „de zorg voor de belangen zoo van de Christelijke Kerk in het algemeen als van de Hervormde Kerk in het bijzonder". Waaraan nu is de Christelijke Kerk in het algemeen kenbaar? Immers aan de leer^ de Christelijke Belijdenis. En zoo is dan de Hervormde Kerk kenbaar aan haar kenmerkend-gereformeerde Belijdenisschriften, waartoe ook de leerstukken over de Kerk en hare regeering behooren. En alleen wie zijn ambt ook in deze trouw vervult, zoekt het waarachtig geestelijk belang van de Hervormde Kerk.

Door dus ook in dit opzicht te doen wat de Heere geboden heeft, zou Dr de Wilde pas in den rechten vollen zin getrouw zijn aan de ambtsbeloften, zoo'wel bij zijn toelating tot het ambt, als bij zijn bevestiging in het ambt afgelegd.

Trouwens, gehoorzaamheid aan Gods Woord èn de Reglementen, kan de Hervormde Kerk alleen vragen op grond (of onder voorgeven), dat beide overeenstemmen. Waar zich echter verschil voordoet tusschen menschelijke verordeningen en Gods Woord, geldt ook voor Dr de Wilde, dat men Gode meer gehoorzamen moet dan den menschen. Dan eischt de gehoorzaamheid aan God zelf, verbreking van eiken band, die tegen Gods Woord ingaat. Dan gebiedt de trouw aan zijn ambtsbelofte Dr de Wilde om ongehoorzaam te zijn aan de Reglementen. En wanneer de Hervormde Kerk hem daarom schorste en afzette, zou zij, naar haar eigen belijdenis, daardoor blijken tot „valsche kerk" te worden, gelijk immers in Artikel 29 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis staat: „Aangaande de valsche Kerk, die schrijft zich en hare verordeningen meer macht en gezag toe dan het Woord van God, en wil zich aan het juk van Christus niet onderwerpen; zij vervolgt degenen, die heiliglijk leven naar het Woord van God, en die haar bestraffen over haar gebreken".

Nu zou men meenen, dat althans een confessioneel j)redikant als Dr de Wilde méér ernst maakte met het wezenlijke dan met het bijkomstige belang der Hervormde Kerk. Maar neen, het is juist omgekeerd. Over zijn belofte, dat hij de Kerk zal regeeren naar den eisch van Gods Woord, bekommert hij zich zóó weinig, dat hij in ergerlijke onbeschaamdheid zelfs ontkent ze ooit te hebben afgelegd. Maar van zijn belofte, om zich te onderwerpen aan de kerkelijke verordeningen, maakt hij een gewetenszaak. Vandaar, dat hij bij botsing van phchten, n.l. als de Synode het Woord Gods krachteloos maakt door haar menschelijke inzettingen, zich tegen Gods gebod in onderwerpt aan kerkelijke verordeningen, waarvan hij zelf erkent, dat zij hem in menig opzicht verhinderen zijn ambt uit te oefenen, zooals het behoorde, maar hem niet verhinderen Gods. Woord te verkondigen.

Habemus reum confitentumi Hier geeft onze opponent in een onbewaakt oogenblik nu, ingewikkeld, zelf toe, wat hij tegen beter weten in tot tweemalen toe ontkend heeft, n.l. dat zijn ambtsbelofte inhield om de Gemeente niet slechts Gods Woord te verkondigen, maar haar ook naar Gods Woord te regeeren. Dat toch is het eenige wat de synodale organisatie hem belet.

ïntusschen sust hij zijn consciëntie aanstonds weer met de gedachte, dat de verkondiging des Woords ook regeering is. Want, zegt hij, waar het Woord des Konings is, daar is heerschappij.

Ongetwijfeld I Echter heeft het Woord des Konings geen heerschappij, waar zijn Koningschap niet erkend wordt, en menschelijke inzettingen verhinderen wat God bevolen heeft. Dat is menschenhee^ schappij over het erfdeel des Heeren. Dat is het anti-christelijke karakter van de Synode der Hervormde Kerk in haar reglementairen samenstel.

Waarom dan toch stelt Dr de Wilde Gods Woord niet in de plaats van die menschelijke verordeningen? Zeker, dan werd hij afgezet door de reglementen. Maar niet door den Heere. Veeleer werd hij dan eerst een getrouw Dienaar van Koning Jezus.

Dr de Wilde antwoordt: „De Hervormde Kerk is heel erg ziek, maar dood is ze nog niet. Het Woord is er nog, dat is de ziel, en dus is ze nog niet ontzield! En dat Woord zegt ons ook, dat we de oordeelen en gerichten Gods hebben te dragen, biddend om en wakend in Gods weg voor herstel der Kerk".

Nu moet een oordeel des lijdens ongetwijfeld met stille onderwerping en verootmoediging worden .gedragen. Maar God, die heilig is, geeft nimmer een vrijbrief tot voortzondigen. Indien de zonde ons waarlijk een lijden geworden is door Gods ontdekkende genade, zal het ons ook onmogelijk zijn in die zonde te blijven leven.

En wat het herstel der kranke Kerk betreft: Inderdaad, de Hervormde Kerk is heel erg ziek. Ze is melaatsch van leugen. Maar dan is ook de eerste eisch tot haar herstel haar op te heffen uit den draaikolk van leugen, waarin ze wegzonk.

Dat DT de Wilde dan eindelijk eens ophoude, nog langer de waarheid te bemantelen.

Die waarheid onthulde DT Hoedemaker op 20 December 1886 te Sneek, toen hij uitriep: „Gij buigt u voor den Antichrist. Totdat ge u vrijmaakt, ligt ge geknield voor de Synode met den strop om den hals!"

Anders vrees ik, dat ook Dr de Wilde zal komen in die positie, die Dr Hoedemaker in „Machtsvertoon of Wettig Gezag" aldus heeft geteeliend: „Men catechiseert, men doopt, men preekt, men stemt als te voren. Offers worden gebracht op het erf, dat het broederbloed heeft ingedronken. Vrome woorden worden gesproken, waardoor, tenzij God het verhoede, zelfs „de uitverkorenen zouden worden misleid". Maar het licht der waarheid gaat onder. De glans wordt schemering, de schemering stikdonkere nacht. — Gij hebt stilzwijgend een voorwaarde aanvaard, die, hoe gij haar ook noemt of verbloemt, niets anders behelst, dan dat gij uw Heer openlijk zult verloochenen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Dr de Wilde blijft ontkennen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's