GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De anatomische gedachte in de Geneeskunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De anatomische gedachte in de Geneeskunde.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De tijd, waarin de anatomische gedachte de signatuur werd van het geneeskundige denken, had over het algemeen meer oog voor het stoffelijk substraat, dan voor datgene, wat er door gedragen werd.

De geest, die door renaissance en reformatie vrij gemaakt scheen van elk gezag en lederen dwang, werd reeds lang niet meer bevredigd door wat de godsdienst hem kon bieden. Niet meer geboeid door metaphysische overpeinzingen, voldeed tenslotte ook het rationalisme met zijn strenge denksystemen niet langer aan zijn behoeften. En zoo wendde het menschelijk denken, vervreemd van de religie, wars van metaphysische speculatie, vermoeid van de logische constructie, zich eindelijk tot de natuur, wel is waar niet om over haar oorsprong, wezen en doel te zinnen in wat .haar ijdele natuurphilosophie moest schijnen, maar onweerstaanbaar aangetrokken door het nieuwere natuuronderzoek, dat het meest geheimzinnige gebeuren in de natuur wist te ontsluieren en physisch-rationeel voor te stellen als de resultante van verschillende krachten, die gedeeltelijk in ©en zelfde richting werkten en op een bepaalde wijze met elkander interfereerden.

Hier scheen men dan tenslotte de zekerheid t© vinden, die men zoolang elders, in den hemel en op de aarde, in godsdienst en mystiek, in de red© ©n in het eigen bewustzijn tevergeefs had gezocht. En deze nieuwe zekerheid wa^s tegelijk de ©enig mogelijke. In datgene wat men met oogen ziet en met handen tast, kan men zich immers nooit 'vergissen. Slechts dat wat met den blik der oogen kon worden aanschouwd, en met den druk der vingeren bevoeld, had bestand voor den kritisch gezinden geest. De wetenschap die zich op di© gegevens baseerde, was de natuurwetenschap. En die exacte natuurwetenschappen met haar positieve resultaten, di© mathematisch konden worden verwerkt, gaven het ©enig vaste fundament voor de geheele wetenschap. Haar methode was d© ©enig juiste.

Geleerd door deze ervaring, geleid door dit inzicht, scheen men tenslotte alleen maar gerechtigd t© zijn vertrouwen te schenken aan feiten fein gegevens die in maat en getal exact waren uit t© drukken en vast t© l©ggen. Van zulk een luitgesproken voorliefde voor exacte, positieve resultaten was het maar een kleine stap meer tot ©©n positivisme, en al het andere, al wat niet zinlijk waarneembaar was, voor schijn te verklaren ©n een materialistische wereldconceptie t© aanvaarden. Het is duidelijk, dat in zulk een gedachtensfeer, waarin zinlijke waarneembaarheid, stoffelijkheid en materie de opperste grootheden, maat en getal de ©enig gangbar© pasmunt zijn, de anatomische gedachte, zooals ik haar in een vorig artikel omschreef, en zooals ze door Virchow bijna pathetisch was voorgedragen, het meest natuurlijk correlaat was in het medisch denken. Ook zij aanvaardde immers geen levensuiting, en zeker geen ziekelijke levens-uiting zonder een stoffelijk, en dus anatomisch aanwijsbaar substraat, dat dan het wezenlijkte was. Ook voor dit soort natuurgebeuren werd ©r ©en grondslag geëischt, die voor het natuurwetenschappelijk bewustzijn t© handhaven was en langs natuurwetenschappelijke methode kon worden benaderd. Haar aantrekkelijkheid, in het bieden van een vasten grond voor de tevoren min' of m©©r zwevende begrippen van ziekte en gezondheid, werd nog verhoogd door het feit, dat ze den weg Ischeen te wijzen waarlangs een succesvolle bestrijding der ziekte kon worden verkregen, ©a ook nu nog Igeldt als hoogst© b©looning voor h©t th©rapeutisch stre> ven ©en anatomische genezing.

Achteraf, wanneer men niet meer midden in het dialectisch proces der meening©n staat, en men de grootere samenhangen beter kan overzien, is men geneigd hierin reeds voor de anatomisch© gedacht© ©en vitium originis, een geboortevlek te zien, en verwondert men er zich nauwelijks meer over, dat niet weinig© geesten zich thans van haar gaan afwenden.

Maar men verget© niet, dat d© anatomisch© gedachte, die er toe aanspoorde hardnekkig t© blijven zoeken naar de lichamelijke afwijkingen bij de verschillende ziekten, aan het geneeskimdig kennen en kunnen een ontzaglijk© winst h©eft gebracht, di© men niet spoedig zal overschatten.

Tte verwonderen behoeft dit geenszins. Het is immers in de geschiedenis van het denken ©en zeer gewoon verschijnsel, dat ideeën, wier draagwijdte in den aanvang hunner historische loopbaan principieel worden overschat, of die later zelfs in wezen onjuist blijken t© zijn, toch de feitelijk© kennis op het oogenblik van hun bloei ten zeerst© kunnen verrijken, en als werkhypothese buitengemeen vruchtbaar kunnen zijn, waar ze als ©en sterke prikkel dienst doen. Zoo is het bijvoorbeeld niet te zeggen in hoeveel opzichten de evo^ lutietheorie bet feitenmateriaal der vergelijkende anatomie en biologie heeft verruimd, ook al bleek ze geen voldoende basis voor een wereldbeschouwing en wankelt ze heden ten dage zelfs op haar grondvesten.

Zoo heeft ook de anatomisch© gedachte in een tijd, wier krachten in détailonderzoek dreigden op te gaan en te versplinteren, duidelijk' een 'eenheid van onderzoekrichting voorgeschreven, di© aan d©n voortgang der wetenschap ontegenzeggelijk' ten goede kwam.

Maar dat neemt niet weg, dat, al is het denkeü van vele geneeskundigen ook nu Jiog.practisch geheel naar haar georiënteerd, ze, even nadrukkelijk als ze door Virchow voor veertig jaar werd geponeerd, nu even beslist in haar consequenties moet worden afgewezen. De denkconstructie, waartoe zo voerde, was de cellulairpatholcgie, die het anatomisch substraat van i, eder pathologisch gebeuren nader zijn plaats zoekt te wijzen in d© cel of in een bepaalde celgroep, waaruit het menschelijk lichaam tenslotte is opgebouwd. Met d© cellulairpathologie valt echter ook de anatomisch© g©dachte. En wij hebben geleerd, ho© d© cellulairpathologie eenvoudig niet meer in staat is de beleende feiten te verklaren, hoe het niet waar is, dat ook voor iedere zenuwziekte een stoffelijk substraat aan t© wijzen is, of dat ieder ziekelijk proces hier of daar in het lichaam kan worden gelocaliseerd. En vooral is het onjuist gebleken dat d© anatomisch© afwijking in de meest© gevallen den afloop ©ener ziekt© zou bepalen.

Reeds de geheel© leer van de klieren met inwendig© afscheiding is daar om dit onmiddellijk te doen inzien. Hoe talrijk zijn de eigenaardig© ziektebeelden die daarmede samenhangen en waarbij de ontleedkunde ten eenenmale in gebrek© blijft de anatomisch© afwijking aan te toonen.

Maar ook voor geheel andere geneeskundige discipline's blijft z© volkomen onvruchtbaar. Zoo voor de immunologie', de leer van het eigen verweervermogen van het lichaam. Aan welke cel, aan welk celsysteem zijn de afweerkrachten verbonden, di© men immuniteit pleegt te noemen, en die zoo buitengewoon belangrijk zijn voor den afloop van menig© infectieziekte, maar wier werkingswijze geheimzinnig is en blijft? Hier stuit men dadelijk op intieme functieregelingen, die niet aan een cel zijn gebonden en waarvan het anatomisch substraat nimmer in de weefselcoupe zal kunnen worden bezichtigd. En duiden de fijnere stofwisselingstoornissen, wier studie thans meer en meer gelukt, niet op reguleerende invloeden, die boven oei en celgroep uitgaan? De moderne geneeskunde komt niet meer uit zonder extra-en supraceUulaire principe's van regulatie der orgaanfuncties. En op hetzelfde oogenblik dat de anatomische gedacht© t© eng blijkt om dergelijke beginselen in zich op te nemen, verliest ze haar centrale plaats in het medisch denken van den huldigen dag.

Zoo wendt het geneeskundig denken zich in d© laatst© tien jaren welbewust in een andere richting, die zich echter op dit oogenblik nog niet volkomen scherp in haar geheele lengte laat omlijnen en afgrenzen. Zeer zeker heeft het enkele wezenlijke inzichten gewonnen. Zoo ziet het in de beschouwing der verhouding van het menschelijk lichaaun als geheel en dat in zijn deelen uitééngelegd, in het geheel méér dan de som der deelen. D© diepe

zin der totaliteit, haar eigen qualiteit is voor haar opengegaan. Begrippen als gestel en constitutie, neiging en aanleg zijn weer in eere hersteld. Bovendien heeft men oog gekregen voor de eigen variaties der functie.

Al kan zoo de anatomische gedachte niet meer het leidend principe zijn in onze algemeene be^ schouwingen, alle beteekenis heeft ze nog niet ver-\ loren. Het is thans juist zaak voor de moderne geneeskunde om niet den pasverkregen grond onder de voeten te verhezen en de feitelijke winst teloor te laten gaan, die de anatomische gedachte ons pas heeft gebracht. Want de ontleedkunde is en blijft de onontbeerlgfce grondslag voor de kennis van de menschelijke ziekteleer. Zij leert ons kennen de vaste structuurverhoudingen in het organisme en de fijnere weefseldifferentiatie', en geeft aldus de momenten aan, waarin en waartusschen zich de vitale processen afspelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

De anatomische gedachte in de Geneeskunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1932

De Reformatie | 8 Pagina's