GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Raadsel van het Kindergetuigenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Raadsel van het Kindergetuigenis.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Uit de voorgaande beschouwingen blijkt wel zeer duidelijk, dat een deskundigen-onderzoek vereischt is.

a. Enkel psychiatrisch onderzoek is onvoldoende — het kind kan volkomen normaal en toch niet naar-waarheid getuigen — en men moet meer het getuigenis onderzoeken dan het kind; —' bovendien zijn lang niet alle psychiaters kinderdeskundigeh.

l». Goede outillage is voor dit deskundigen-onderzoek noodig, vooral, wanneer de vraag aan de orde komt, van welk type het kind nu eigenlijk is.

Wij bezitten in het Paedologisch Instituut van l^rof. Waterink, 15 Januari 1931 provisorisch en 26 Mei 1933 definitief geopend, de meest-modeme inrichting van héél Europa, bijzonderlijk op dit onderzoek ingesteld.

Zij is in allerlei dagbladen en tijdschriften beschreven; uitvoerig b.v. in het Handelsblad van 26 Mei j.l. en onderhoudend in „De Standaai-d" in een interview met Mary Pos.

Van Waterink's diensten wordt dan ook door de Rechterlijke Macht meer en meer gebruik gemaakt en, naar nog onlangs een der vice-presidenten mij verzekerde, met zeer bevredigend resultaat.

Aam zoo'n desfamdigen-onderzioek zit héél wat Tast! 1

In de eerste plaats wordt bepaald, met welk soort van kind men te doen heeft. Dat wil zeggen, de volgende vragen poogt men te beantwoorden: hoe staat het met hel intellect van het kind, met zijn waarnemingsgeschiktheid en vooral ook, met zifa suggestibiliteit?

Zijn dit nog algemeene vragen — dikwijls moet ook uitvoerig worden ingegaan op andere, Tooral op die, welke betrekking hebben op de mogelijke aanwezigheid van een hysterische ten-(fenz' bij het kind. Immers de hysterie heeft als een bepaald kenmerk de behoefte om de aandacht Ie trekken, — en de waarheidsliefde wordt door die behoefte bijna steeds uiterst ongunstig beïnvloed. Zelfs kan men. dikwijls zeggen, dat hysteribche personen d© neiging hebben, zóó te liegen, I dat ze het zelf gelooven, hetgeen samenhangt met ( heel de structuur van hun persoonlijkheid.

Is op déze vragen een afdoend antwoord verkregen, dan wordt het getuigenis van bet kind geanalyseerd aan de hand van de stukken, die den deskundige zijn verstrekt. Uit de getuigenverklaringen leidt hij af, welk type van waarneming in die stukken aan het woord is. Het is, om één voorbeeld te noemen, mogelijk, dat een kind I I I I f telkens korte verklaringen geeft tusschen de mededeelingen door; verklaringen, die een soort exegese van de situatie beteekenen. 13.v. „Die man zei dat en dat" — en dan volgt de exegese: „hij dacht zeker: 'k zal jou maar eens voor de mal houden". Die laatste toevoeging is natuurlijk uit den geest van het kind zelf gesproten, indien heel het optreden van het kind echt is. Op grond van de getuigenverklaring van het kind zouden we in dat geval dus te doen moeten hebben met een zoogenaamd „verklarings-type", d.i. geneigd om het waargenomene te verklaren..

Wanneer het getuigenis aldus is geanalyseerd, wordt het kind op dit punt onderzocht. Stel U nu voor, dat het kind van een geheel ander type is, bij gewone waarnemingen nimmer de neiging vertoont, te komen tot zulk een nadere exegese van hetgeen er wordt beleefd, dan is dat op zijn minst eigenaardig te achten. Immers de vraag doet zich dan voor, hoe het komt, dat dit kind juist in die ééne zaak, waarin het als getuige werd gehoord, zoo geheel andersoortig schijnt te spreken en te denken, dan het in het gewone dagelijksche leven doet. Ter aanvulling van het onderzoek kan dan bovendien nog een onderzoek ingesteld worden in opslelschriften van het kind, in briefjes, die het heeft geschreven, of naar de wijze, waarop het tegen vrindjes of vrindinnetjes praat, doordien men eenige van die kornuitjes met het kind laat spelen, en ze beluistert, zonder dat ze zelf weten, dat ze beluisterd worden.

Het onderzoek naar den aard van het getuigenis moet steeds plaats hebben, ook al zou van te voren geconstateerd zijn, dat we b.v. te doen hebben met een sterk hysterisch kind. Immers ook al liegt een hysterisch kind dikwijls, daarom behoeft het nog niet te liegen in een bepaald geval. Een hysterisch kind kan wel de waarheid zeggen.

Als het onderzoek tot zoover gekomen is, heeft de onderzoeker dus zekerheid omtrent de volgende pvmten:

a. Hoe staat het met het intellect van het kind?

b. Zijn er bepaalde stoornissen, b.v. in intellect of geheugen, in waarneming of reproductie?

c. Zijn er bij het kind andere afwijkingen, die het kind een uitzondering doen zijn en die dus tot bijzondere voorzichtigheid manen?

d. Is het kind in zijn verklaringen voor politie, Rechter-Commissaris en Rechtbank eenzelfde type als het in werkelijkheid is?

Natuurlijk is het mogelijk, dat alleen reeds op grond van punt a. en/of b. geconcludeerd nioet worden, dat op hel getuigenis van dit kind geen recht kan worden gadaan. Een erg© imbeeil b.v. zal slechts zelden als getuige te aanvaarden zijn.

Anderzijds komt het meermalen voor, dat de getuigenis van een licht-achterlijk kind wel degelijk als waar en juist kan worden aanvaard. Opzichzelf is een lichte debiliteit geen grond om aan een getuigenis te twijfelen. I

Uit het gezegde is duidelijk dat bij het genoemde onderzoek veel waarde gehecht wordt aan de vraag, of dit bepaald getuigenis van dit bepaalde kind waar is. D© algemeen-psychiatrisch© vraag, in hoeverre deze getuig© normaal is, is ©r feitelijk ©en van secundair belang.

Het onderzoek zou echter in ieder geval eenige uiterst belangrijke punten verzuimen, indien men nu reeds dacht aan het eind te zijn.

En waar het gaat om de waarheid te kennen, mag geen enkel gegeven worden veronachtzaamd.

Welnu, in 't Paedologisch Instituut volgt men de methode, dat men, nadat het onderzoek op de bovenbesproken punten is ingesteld, het kind rustig het geheefe verhaal nog eens weer laat vertellen. De leiding van het onderzoek, in handen van een volkomen deskundige, wacht zich er zoo angstvallig mogelijk voor, eenige suggestie te oefenen. In den regel laat iemand, die de stukken nog niet heeft gelezen, een assistent of assistente van het laboratorium, het kind vertellen, — terwijl ter zijde van het tafeltje de eigenlijke leider zit, die nauwkeurig nagaat, Ie.: op welke punten het nu vertelde overeenkomt of afwijkt van hetgeen vroeger werd verklaard, en 2e.: in hoeverre er in het verhaal, zooals het kind het nu vertelt, vreemde elementen zijn te vinden, die eigenlijk in een verhaal van dit kind, gezien zijn type, niet thuis hooren. Meestal weet het geoefende oor van den onderzoeker ook dadelijk, aan een kleine nuanceering, soms aan het plotseling gaan spreken „als op een drafje", soms aan het opeens gaan gebruiken van stadhuiswoorden, de psychologiscli-zwakfce plekken in het verhaal aan te wijzen.

Wanneer het verhaal dan eenmaal is gedaan, moet het kind voor de twee aanwezigen de als zwakke plekken geconstateerde gedeelten nog eens over vertellen. En meermalen blijkt dan, dat op die plekken al dadelijk twijfel moet rijzen, ook vanwege de te verkrijgen objectieve gegevens. Eén voorbeeld willen we noemen:

Een jongen vertelde, dat hij bij het schijnsel van een electrisch straalkacheltje een bepaald persoon had waargenomen, en dien persoon iets had zien doen. Nu moet men weten, dat het hier een allerbelangrijkst punt betrof in een aanklacht tegen een bepaald persoon. De jongen had dien persoon herkend; hij had hem zien loopen door het vertrek en waargenomen, langs welken WQg hij door dat vertrek zich voortbewoog. Maar de jongen nam dat waar, nadat hij eenigen tijd had geslapen, en natuurlijk ook ieder ander mensch in het vertrek had kunnen verwachten; hij had geslapen op een matras op den grond. Er brandde één pit of staaf van het bewuste kacheltje volgens den jongen. Hij wist dit precies; had dat ook herhaaldelijk zoo verklaard. Hij lag zelf vóór het kacheltje. Op dit punt nu werd tot nadere ondervraging besloten. Immers er waren hier psychologisch nogal aanvechtbare punten. In hét schemerdonker — het kacheltje geeft toch zéér weinig licht — wordt deze jongen wakker. Hij kon van te voren niets vermoeden van hetgeen hij zou zien. En ofschoon hijzeU zeide, dat h^ den betrokken persoon maar even had gezien, had hij hem herkend, wist hij wat die persoon had gedaan, kon hij zijn weg beschrijven, óók waar die weg achter zijn rug langs moest hebben geloopen; en dat alles was met een slaperig hoofd waargenomen. Bij het onderzoek bleek bovendien, 'dat de jongen een zéér trage waarnemer was, wat den twijfel versterkte; dat hij daarbij nog een rijke fantasie had. En toen het geval weer volgens psychologische methoden met hem werd besproken, zei hij: „ja maar het moet wel zoo

geweest zijn, want moeder zegt, hij moet in de kamer geweest zijn, toen jij lag te slapen". Wanneer men nu bedenkt, dat moeder alleen maar een veronderstelling kon uitspreken en later zich voor die veronderstelling beriep op de zoogenaamde waarneming van haar kind, dan zien we, op welke gevaarlijke manier hier een kindergetuigenis grond voor een aanklacht zou kunnen geweest zijn. Het slot van het geval was trouwens, dat ook op vele andere punten en om meer andere redenen het getuigenis van dezen jongen als onbetrouwbaar moest worden afgewezen.

Voorts wordt een onderzoek ingesteld naar de z.g. „Randerlebnisse", die ik vroeger noemde, doch waai-omtrent ik te dezer plaatse niet meer kan zeggen.

Ten slotte moet het kind het verhaal vertellen, in omgekeerde volgorde der feiten, zooals we straks zulks reeds aanduidden. Dit onderzoek dient met de grootste voorzichtigheid te geschieden, en alleen een vrij lange ervaring stelt den onderzoeker in staat, dit deel van het onderzoek op de juiste wijze te leiden en er de juiste conclusies uit te trekken. Immers wanneer een kind een verhaal in omgekeerde orde moet vertellen, gaat het meestal wat stroever, dan andersom, d.i. in de gewone orde. Maar toch zijn er enkele kenmerkende verschillen tusschen het in die omgekeerde orde vertellen van het werkelijk beleefde, dan wel van hetgeen werd gefantaseerd of naverteld. 'Oorzaak hiervan is, dat het kind bij het beleefde de lijn kan vasthouden van hetgeen het zelf deed en zulks is bij de reproductie van het verhaal stellig te merken. Doorstaat het kind ook die proef, dan kan met zekerheid worden gezegd, —• indien elders ook geen enkele aanleiding lot twijfel rees — dat het getuigenis van het kind betrouwbaar is.

Natuurlijk is de werkelijkheid van het onder-Koek altijd nog even ingewikkelder dan ik het hier kan beschrijven; immers de psycholoogpaedoloog is met zijn persoon in het onderzoek; tenslotte schuilt ook hier het geheim van het werk in het kunnen, niet enkel in het kennen.

Het volledige onderzoek naar de betrouwbaarheid van een getuige duurt zéker ongeveer tweemaal twee uren, soms evenwel veel langer. Er is in het paedologisch instituut wel eens een onderzoek ingesteld naar de betrouwbaarheid van één kind-getuige, dat meer dan tien uren in beslag nam, doch natuurlijk zijn ook dergel ij ke gevallen weer uitzonderingen.

Het is evenwel gelukkig, dat dit onderzoek met de uiterste nauwgezetheid geschiedt. Immers zoowel de handhaving van de heiligheid van het recht, als de eer e en de vrijheid van een onschuldig mensch kunnen ervan afhangen.

Ik houd mij overtuigd, dat de inhoud dezer artikelen voldoende het „opschrift" rechtvaardigt!

Mr D: W. O. A. SCHUT.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Raadsel van het Kindergetuigenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's