GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Sprekende portretten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sprekende portretten.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het rijke boek van Dr Rullmann over Ds W. H. Gispen vormen de portretten, waarmee het op zoo keurige wijze „verlucht" is, een bijzondere attractie. Zij maken den hoofdinhoud er van voor u zichtbaar.

De lectuur van dit mooi geïllustreerde geschrift brengt telkens tot tweeërlei handeling: die van het lezen, , en daarna die van 't bekijken der foto's. Het lezen legt voor u spanning in het portret, zoodat ge, wat gij gelezen hebt, er van afziet. Het emoüoneele is er nu ingekomen, 't Is of het portret u aanziet, of het tot u spreekt.

Die portretten geven een biografie in het klein. Ze doen u zien de eerste ontluiking, de voortgaande, , al schooner wordende ontplooiing van de persoonlijkheid, totdat, na den vollen bloei van 'stevens middaghoogte, de moede en vermoeiende neergang komt.

Dr Rullmann biedt óók de portretten van hen, die met Ds Gispen hebben saamgewerkt. Deze twee reeksen geven vereenigd het volle beeld te zien. De Auteur heeft zijn hoofdfiguur ten voeten uit geteekend in de geschiedkundige drapeering, die er bij behoort, 't Is de bedoeling van den Schrijver, zijn lezers niet maar de levensbijzonderheden, doch vooral de persoonlijkheid van Ds Gispen te doen kennen en de sfeer, waarin hij zich bewoog. Zijn daden en zijn geschriften zijn de tolken van zijn persoonlijkheid.

Een persoonlijkheid, in wiens leven en arbeid zich deed gelden één groote mysterieuze kracht, waardoor het is opgebouwd, 't Is het geloof in God almachtig en in Jezus Christus Zijnen Zoon, het Hoofd der Christelijke Kerk, den Koning-van het Godsrijk.

Hoe worden wij aanstonds vastgehouden door de foto: „Het gezin Gispen in den Giessendamschen tijd", tegenover het titelblad. De jonge'dominee in het ouderwetsche ambtsgewaad. Heel de verschijning maakt op u den indruk van iemand, die er wezen kan. Gij kunt er, ten spijt van de witte das en bef, den Amsterdamschen jongen, die heel wat aandurfde, nog uit herkennen. Die stijve bef en die das vormen anders wel een eigenaardig contrast met dat schrandere, frissche gelaat en diesprekende oogen. De uitgesneden preekjas ontlokt als vanzelf de opmerking: ja, snedig en puntig, dat was Gispen!

De groep vormt een belangwekkend trio: vader, moeder en kind. Vaders rechterhand rust op den schouder van zijn echtgenoote. De gestrekte linkerarm met die voluit zichtbare hand, doen gevoelen, dat gij hier te doen hebt met een man, die weel, waar hij staat en óók waarvoor hij staat.

Dr A. Pierson zegt van Mr Groen van Prinslerer, „dat hij gekomen is, waar hij gekomen is aan een vrouwelijke hand". Dat is ook op Ds Gispen van toepassing. De jeugdige Jenneke van Delden heeft niet minder sprekende oogen dan haar man.

liet kornetje vermag de fonkeling er van niet te dooven. Dit portret brengt duidelijk in beeld den steunenden en stuwenden invloed, die een flinke vrouw uitoefent op haar man. Ds Gispen had in zijn jeugd zóó onvoldoende lager onderwijs ontvangen, dat hij niet eens zonder groote fouten kon schrijven. Op aandringen van zijn vrouw kocht hij, 'twas in het jaar 1860, een taalboekje, om er zuiver Nederlandsch uit te leeren. Dit ééne trekje is sterk sprekend. Meermalen ben ik er getuige van geweest, welk een vriendelijke, altijd tot hulp bcreidvaardige gestalte zij was. Zie het portret bij bladzijde 336.

En dat zoo gezellige huiselijk tafereel op pagina 258 geeft op bekoorlijke wijze te zien, welk een liefelijke sfeer zij voor haar gezin wist te scheppen. Gij kunt bij het bekijken van dit mooie plaatje de gedachte nauwelijks onderdrukken, dat zulke avonden van gezellig huiselijk verkeer voor dezen pastor tot de groote uitzonderingen behoorden. De intense belangstelling, waarmee Z.Eerw. de courant leest, doet u haast vermoeden, dat hij zelfs ook n ü nog zoo wat bezet is. Misschien ooncipiëert hij wel den volgenden brief aan zijn Jeruzalemschen vriend.

Wat een verschil van aspect is er tusschen het interieur van de huiskamer in de Spinozastraat en de f oio uit den Giessendamschen tijd. De laatste is geheel geknipt naar het fatsoen van die dagen: het groote tenue van dominee, het kornetje van de Pastoorsche, en niet het minst dat pakje van den kleinen Willem. Zie maar eens naar de strikdas en de broekspijpen van het arme kereltje. Met wat behoedzame zorg houdt de moeder hem met beide handen vast. Het ventje was lam en moest altijd worden gedragen. Innig waren de ouders aan dit „vrome kind" verbonden. Deze foto geeft te zien: ambtelijke waardigheid, huiselijk geluk en oudersmart.

Do eerste Willem stierf toen hij 41/2 jaar was. Tot vijfmaal toe moesten de diep beproefde ouders een Willem naar het graf brengen. Wat een .smart dit voor hen geweest moet zijn, teekent Ds Gispen treffend in een lezing over „t)e strijd om het kind", gehouden in het gebouw van liet „Nul" te Amsterdam: „Wij leven in onze kinderen voort. Ons leventje is zoo kort. Met onze kinderen is het samengegroeid, wordt het verlengd en vermenigvuldigd". Welk een feestdag van rijk en hoog geluk moet het dan geweest zijn, toen Ds Gispen op 74-jarigen leeftijd den zesden Willem te Zwolle, 's vaders oude gemeente, als dienaar des Woords bevestigen mocht.

Hoe ontroerend is het, als Dr Rullmann meedeelt, dat de trouwe gade, die met haar man zoo dikwijls weenend bij het sterfbed hunner lievelingen had gestaan, gesterkt werd, om met eigen hand de oogen van haar overleden echtgenoot te sluiten (blz. 354).

Eerst als gij het boek ten einde toe gelezen hebt,

wordt de foto tegenover het titelblad voor u transparant. Zij toont u heel het leven van Ds Gispen in enkele, schier alles zeggende beelden.

Zie nu eens naar het portret: „Ds Gispen bij zijn komst te Zwolle", blz. 136. Is dat dezelfde man? vraagt ge onwillekeurig. De stijve witte das en het befje heeft hij in Giessendam gelaten. Ze zijn vervangen door een simpel wit strikje. Maar het mooie voorhoofd, de sprekende oogen, die heldere kijkers van onder de donkere wenkbrauwen, de scherpe lijn van de neus en vooral die hoeken van den mond, waar een schalksche glimlach om speelt, zeggen u: Ja, het is dezelfde. Doch het is hem in alles aan te zien, dat hij toen „van Kampen kwam". De schaaf van de Theologische School heeft zich niet alleen ten aanzien van zijn uiterlijke verschijning, doch vooral ook op zijn innerlijk wezen doen gelden.

Het portret bij zijn komst te Amsterdam, blz. 210, loont den man in de kracht van zijn leven. Gij zoudt niet zeggen, dat hij toen reeds vijf en twintig dienstjaren achter zich had, vol van moeilijken en moeit e vollen arbeid. Eerst in Amsterdam hebben zich de vele gaven en krachten, door den Heere hem geschonken, ten volle ontplooid. Al het voorgaande, hoe gewichtig ook, is de periode van voorbereiding.

Ds Gispen is de man van het schier altijd rake woord. Hij laat vader Stijfstra aan zijn zoon schrijven, dat de predikanten „den Bijbel moeten preeken én de gedachten van Gods Woord niet in den scholastieken pekel moeten leggen, opdat ze niet van kleur en smaak beroofd worden en vreemde bestanddeelen er zich mede vermengen".

Hij was in het bijzonder ook een man van de pers. Als publicist had hij een tiensnarig instrument: tijdpreeken, dogmatische opstellen, allerlei actueele artikelen in periodieken, mengelwerk in •laarboekjes en vooral de Brieven aan een vriend te Jeruzalem.

Het portret op bladz. 274 h«eft mij het meest geïnteresseerd. Zóó heb ik hem van nabij gekend.

Het toont de gouden kleurenpracht van zijn Herfsttijd. Wat spreekt er uit die oogen een visie, welke diep schouwt, en wat een dictie ligt er in die krachtige trekken om den mond. Gij leest van dat gelaat, bijna geheel omlijst door het zilver van den baard, een gerechtvaardigd gevoel van zelfbewustzijn. „Ik mag wel zeggen", zoo schreef hij eens, „dat ik wat ben, als ik er maar bij voeg: door de genade Gods ben ik, wat ik ben".

Op zijn borst draagt deze kruisprediker het teeken der hooge onderscheiding, hem door H.M. de Koningin verleend.

En hoe sprankelt op dit gelaat die fijne humor, een zijner meest in het oog vallende karakteristieken, welke nog steeds in veler herinnering voortleeft.

Toen , wij tegelijk uit de zaal gingen, waarin Dr Kuyper zijn doorwrochte rede over het recht van Universiteitsstichting had gehouden, ontmoette hij mevrouw O. Haar op den schouder kloppend, zei hij: „Zult u het netjes aan uw man oververtellen? "

Als Ds C. van Proosdij het beroep naar de kerk van Amsterdam had aangenomen, deed Ds Gispen in het gesprek met enkele vrienden de leuke opmerking: „Nu zal ik van mijn spinazie wel wat moeten missen".

De oude broeder Sw. uitte op zijn ziekbed aan Ds Gispen de klacht, dat hij zoo weinig kon getuigen. Het antwoord luidde: „Dat is ook niet meer noodig, u hebt heel uw leven op de bazuin geblazen".

Man van humor, doch ook van diepsnijdenden ernst. Een jong predikant moest, vanwege de pertinente loochening van cardinale stukken der Christelijke leer, uit het ambt ontzet. Altijd onvergetelijk blijft mij het oogenblik, waarin Ds Gispen smeekte, dat de Heere dezen jongen man toch de oogen openen mocht, om de trotsche hoovaardij van zijn hart te verfoeien, waardoor hij stout durfde ontkennen, wat de Heere in Zijn heilig Woord zoo stellig heeft geopenbaard.

Bij het graf van Professor Biesterveld hadden verschillende sprekers het woord gevoerd. Ten laatste trad Ds Gispen naar voren met de korte, krachtige betuiging: „Wij hebben te aanbidden".

Een man van kinderlijk geloof.

Op een der Amsterdamsche grachten hadden wij een eind samen gewandeld. Bij het verder gaan, zag ik, hoe een Ud der gemeente, mij wèl bekend, stil stond op den weg en met een blik vol welgevallen hem een poos nastaarde.

De man van groote populariteit.

Als hij zijn vijftigjarige ambtsvervulling mag gedenken, .toont zijn beeldtenis, zie blz. 340, de vervulUng van Psalm 92:15. Nóg blikkeren de oogen van hchtjes.

Eindelijk stuiten wij op de foto: „Gispen op zijn ouden dag peinzensmoede", blz. 291. Uit heel die gestalte spreekt weemoed. De uitkomst van zijn werk heeft hem niet ten volle bevredigd. Doch zelfs in de diepe scüaduwtonen spreekt uit die oogen nóg kracht. De linkerarm daalt moede en mat omlaag. Doch niet de beide handen hangen terneer. De rechterhand steunt het peinzend hoofd. Dat treffend beeld slaat pikant tegen het licht van den achtergrond met zijn zilverachtige diepte. De linkerhand doet denken aan wat hij met stervende lippen sprak: „Ik heb gedaan". En de rechterhand aan het allerlaatste moment, toen hij, naar den hemel wijzend, half zingend zeide: „Ik zal Zijn naam..." (blz. 354).

Wat op blz. 145 wordt gezegd van Ds de Moen, geldt ook ten opzichte van Ds Gispen: „In dezen Christen was veel van Christus".

Daarom mag het zoo vruchtbare leven van dezen man van singuliere gaven voor alle dienaren des Woords en voor elk belijder van Christus gelden, als een heldere spiegel, als een treffend exempel, dat waardig is, tot in geslachten in dankbare gedachtenis te worden gehouden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Sprekende portretten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's