GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roomsche „vormen".

Men weet uit ander© rubrieken, hoe gevaarlijk mij het verken met het vorm-inhoud-schema in veel gevallen schiint. Ik word eraan herinnerd, als ik in het vrijizinnig OTgaan „Opbouw" lees:

Ge ïsult het misschien vreemd en wat ver gezocht vinden, lezer, dat de zic^mermaanden mij' op de gedachte brachten van wat in de titel van dit stukje is vervat, en vooral, dat ge in een rubriek aan practische vragen gewijd, een zóó abstract onderwerp aantreft.

Toch gaat het hierbiji om de practük van ons Godsdienstig gemeenschapsleven.

Het is namelijk dit: 's zomers zijn bij ons de kerkdiensten minder goed of nog slechter bezocht, dan in de wintermaanden, maar bovendien ligt heel veel, wat tot het echte leven van de gemeente behoort, stil. De catechisaties worden tegenwoordig zoo omstreeks Pinksteren gestaakt (met examens en moderne sportiviteit kan de predikant veelal niet concurx'eeren). Cursussen e.d. houden met Pasohen op. Van lezingen is natuurlijk geen sprake meer. En alleen in kleinere gemeenten gaan de catechisaties nog wat langer door, aijn er koorrepetities van onvermoeid© zangers en zangeressen en wordt er zelfs nog gehandwerkt in Kransverband! Maar ook hier treedt 's zomers stilstand of vertraging in. Alleen de jeugdbeweging krijgt extra-kansen. De V. C. J. B. organiseert buitenbijeenkomsten, landdagen, ccnferenties, en de jongens en meisjes van d© Jeugdgemeenschap willen vaak vaji geen vacantie weten. Straks wappert de kampvlag en blakeren de tenten in de zon. Daar begint het leven 's zomers pas.

Ku moge dit voorop staan: vacantie, ook op het gebied van het gemeenteleven, is noodlg. Voor gemeenteleden en predikant. Dat geeft ook het juiste rhythme aan het geheel. Maar een gevEiar ligt hier toch ook in. En dat betreft nu het probleem „vorm en inhoud".

Wanneer d© vorm den inhoud overwoekert, beteekent dat: „gepleisterde graven". Dat geldt alle gebieden. Bovenal het religieuze gebied. Het Vrijzinnig Protestantisme schuwt vorm-vereering en vormendienst. Dat is goed.

Maar als de wijizer uit het evenwicht gebracht wordt en de vorm verschrompelt, dan vervloeit de inhoud en befteekent dat: verlies.

Zoodra men inziet, dajt, wat hier „vorm" heet, ook behoort tot wat God geboden heeft, m. a. w. INHOUD van Zijn gebod is, wordt d© argumentatie tegen de slappigheid en nalatigheid in den kerkgang oneindig veel sterker. „Oneindig" is hier geen oratorische frase; ii denk aan de bergrede. Maar zoolang men van „vorm" en „inhoud" blijft spreken, zal de vermaning niets uitrichten.

Kinderen en loomsche „vormen".

In hetzelfde vrijzinnige orgaan „Opbouw" leesi ik (het gaat nog steeds over vorm en inhoud):

In een boekje van een zeer fijnzinnig liturg, Romano Gnardini, dat „Liturgische Bildung" heet, staan over vorm en inhoud prachtige dingen. Men leze eens hoe hijl door inwijding in de vormen van het Katholicisme kinderen de inhouden bijbrengt: door de taal van de handen in gebedshouding, door het knielen, e.d.

Hier denben we aan d© Montessori-scholen; ik behoef na Dr Kraans artikel over „het rijk der stilte" niet meer uitvoerig te zijn. Ook daar heeft men de „stilte"; en 'bestudeering van Montessori's omfiwikkeUngsgang bewijst, dat haar geest hierbij geleid is door roomscho motieven.

Oppassen voor Montessori.

Ds V. 't Sant contra Dr v. Deemter inzake de Buchman-be weging.

HerhaaldeUjk wezen we reeds op de beschouwingen Van Ds Van 't Sant over de Buchman-beweging. Ook Dr V. Deemter schreef er over: diens geschrift is mij niet toegezonden. Ik heb er dus geen oordeel over. Wèl Blijkt Ds V. 't Sant het gelezen te liebben. We citeeren nier „Het Ouderlingenblad", waarin een verslag opgenomen is van Ds v. 't Sants voor de Geldersche Oudernngenconferentie gehouden rede „over de Buchmanbeweging".

Allereerst herinnert de spr. aan den oorsprong, het doel en het karakter dezer beweging, die streeft naar een „persoonlijk daad-Christendom" langs den weg van een bepaalde „techniek" beheerscht door de methode van „stille tijden", „leiding" en „deelen" in grootere of kleinere „house-parties" of conferenties. De Oxford-Groep-beweging, gelijk men haar ook wel noemt, wil „levens vernieuwen" en door haar, in wezen oude, maar in vorm nieuwe en aantrekkelijke methode, inenschen dringen tot „zelfovergave" aan Christus, tot het belijden van en breken met concrete zonden, en tot een blij Christendom.

Bij de beoordeeling van dit „reveil" hangt er alles van af, vanuit welk standpunt men het gaat bezien, fiit uitgangspunt moet voor een Schriftbelijder natuurlijk zijn: de Heilige Schrift; immers, ook Christus en ^ijn Apostelen hebben alle „bewegingen" dier eeuw getoetst aan Gods geopenbaarde Waarheid. Nergens in de Heilige Schrift vindt men den eisch om te oordeelen naar den maatstaf van „zegen". Spr. herinnerde Hiede aan wat de kerkelijke Formulieren tot bevestiging van Dienaars des Woords en Ouderlingen als roeping noemen. De Kerk heeft in haar strijd met allerlei dissenters steevast deze beproevingsmethode toegepast. Wre dan OOK dezen aiouden Schriftuurlijken en kerkelijken regel wil inruilen voor den meer homocentrischen maatstaf van de , zegen"-methode, moet tegelijk de consequentie hiervan zien en behoort den moed te grijpen, die consequentie te aanvaarden, n.l. openlijk uit te spreken, dat voorheen onze Kerken in haar leergedingen en ook onze groote voorgangers als Calvijn, Kuyper en Bavinck in hun beoordeelingen van bewegingen naar het richtsnoer van Schrift en Belijdenis misgetast hebben; dan moeten we ons in deze methode herzien en de wissel worde omgegooid om den trein van ons geestelij k-kerkelijk leven op een ander spoor te leiden.

Bij de toetsing aan de Schrilten blijkt er in deze beweging heel wat te zijn, dat met blijdschap als waarheid kan erkend; doch deze uitspraak kunnen we evenzeer toepassen op schier elke richting in de Christelijke wereld (Bome, Heilsleger; zelfs Chr. Science, Theosofie, Spiritisme, enz.); de „zegen"-methode moet er toe leiden om op z'n beurt ieder van die richtingen ol bewegingen min of meer enthousiast om. den hals te vallen, of het relativistisch standpunt tegenover hen in te nemen. Men vei-wijt ons Gereformeerden om dit strak systeem van toetsing aan de Schrift en de Belijdenis vaak zelfvoldaanheid en liefde-gebrek. Dit verwijt is onlogisch en onwaar. Zelfvoldaanheid is een onkruid, dat op eiken akker gaarne tiert, en positieve handhaving van het toevertrouwde Pand geeft minder voedsel aan dat booze gewas dan het synthetisch standpunt, dat vanuit de hoogte hoofdschuddend neerziet op al dat „gekibbel" over leerstukken, enz. en daar meewarig op afgeeft. Wanneer we dat aloude Geref. standpunt met hart en ziel aanvaard hebben, zal dit ons juist klein houden, want we belijden daarmee, dat wij niet zelf de Waarheid gegrepen hebben, doch dat we door de Waarheid zijn gegrepen; de Waarheid heeft ons gevangen genomen en daarom hebben we haar lief. Ook tegenover het verwijt van liefdeloosheid zeggen we: wat voor besef heeft men toch van de liefde? Velen verwarren liefde met lievigheid, en vergeten, dat bijv. de Apostel der liefde, Johannes, de scherpste bestrijder van dwaalleeringen is geweest (1 Joh. 4; 2 Joh. 10, 11). Dat is de onverdraagzaamheid der liefde, zooals ge ze ook voelt branden in den strijd der Kerk in alle eeuw tegen allerlei dwalingen, die Gods Waarheid aantasten. De liefde behoort de drijfveer te zijn om op te komen tegen alle leugen en dwaling in belijdenis en wandel, en de zielen den weg der zaligheid bekend te maken.

Welnu, wat is het verblijdend goede, dat de liefde in deze beweging en haar gevolgen ontdekt?

Tot blijdschap stemt:

1e. de bedoeling om zooveel mogelijk menschen te brengen tot wat men noemt „persoonlijke en positieve gemeenschap met Christus" en tot de zgn. „blijdschap van het persoonlijke geloof";

2e. de weldadig aandoende reactie tegen materialisme, vormendienst en sleur-Christendom, dat in de meeste Chr. Kerken in de wereld overheerschend was geworden;

3e. het dringen tot een daad-Christendom in den weg van belijdenis van concrete zonden aan anderen en aan God;

4e. het willen staan naar een zeker geleid-worden door Gods Geest, bijzonder in de concrete dingen van het leven;

5e. de verandering in veler leven door deze beweging gebracht;

6e. het tei-ugkeeren van velen tot den Bijbel of een gedeelte van den Bijbel, en van sommigen tot een soort kerkelijk leven.

Tegenover deze verblijdende verschijnselen staan evenwel donkere schaduwen. Gelijk de spr. in zijn brochure „Beproeft de geesten" breeder gedaan heelt, deed hij zien, hoe nergens in de vele Buchman-literatuur de Heilig© Schrift als onfeilbare regel voor geloof en leven wordt aanvaard en om dit vraagstuk van het gezag gaat het ook hier weer, gelijk Prof. Honig in „De Bazuin" opmerkte. Van onze houding jegens dat gezag hangen alle andere vragen der religie af, ook de vraag van het Buchmanisme: „wat is uw persoonlijke verhouding jegens Christus? " Het Oude Testament bestaat voor velen niet of wordt van minder waarde geacht, behalve ten aanzien van uitspraken, welke in de lijn van de Groep-beweging schijnen te liggen. Het Nieuwe Testament is voor de meesten meer een bron om voor eigen denkbeelden steun te vinden dan mèt het Oude Testament het onfeilbare Woord van God.

De poging, die Dr Van Deemter in zijn brochure gedaan heeft om te betoogen, dat de Groep-beweging dogmatisch niet zoo erg afwijkend is als men onder ons meent, moet als mislukt beschouwd worden, omdat hij Ie, principieel niet voldoende zijn uitgangspunt neemt in de Geref. toetsings-methode, en 2e. er geen erg in gehad heeft, dat gelijkheid of overeenstemming van uitdrukkingen van dissenters nog niet bewijst eenheid in belijdenis. De spr. laat dit zien met een paar citaten, door Dr v. D. genoemd, welke zelfs door een vrijzinmge kunnen aanvaard worden, zij het naar zijn uitlegging.

Als een telkens dan hier dan daar uitrukkend sprinkhanenleger heelt de Groep in Zuid-Alrika, Noord-Amerika, Canada en Engeland heel wat succes gehad; een succes, dat echter herhaaldelijk bleek momenteel geweest te zijn (Kentucky en Detroit bijv.) en waarvan de blijvende resultaten nog moeten blijken. Ook in ons land is bij onderscheidenen het aanvankelijk enthousiasme geweken of verminderd of doorgevloeid tot sympathie met de Pinkstergemeente!

„Levens vernieuwen" is het bezielingwekkend parool, waarmee de Groepen uitrukken om zondaars tot „zelfovergave" te nopen en om in house-parties en grootere conferenties een Christendom vol blijdschap te creeeren door middel van haar eigenaardige techniek.

„Leiding" is volgens hen: „een luisteren naar bepaalde opdrachten, dienstbaar gemaakt aan de nooden van het oogenblik". Spr. toont aan, dat er in hun technische regelen van „leiding" wel waarheidselementen liggen, die onder christenen vaak veronachtzaamd worden, maar dat het over het geheel een mengelmoes is, waartegenover de „techniek" van Gods Woord, gelijk bijv. onze Dordtsche Leerregels zoo schoon en vroom laten zien, als dag tegenover schemerdonker afsteekt. De inspiratie des Heiligen Geestes verwart men met de illuminatie des Heiligen Geestes en het wachten op „leiding" voert tot allerlei subjectivisme en tot wonderlijke hallucinaties, zooals duidelijk te zien is in het boek van Busselt „Een ding weet ik", waarin allerlei „verschijningen" van den Heere Jezus aan hem en anderen ten tooneele worden gevoerd. Met een beroep op wat o.a. Ds K. Femhout schreef in het „N. Holl. Kerkblad" van 21 Juli 1933 over het „geleid-worden door den Heiligen Geest" - doet spr. de Schriftuurlijke gedachten over 's Geestes leiding zien.

Het instituut van den „stillen tijd", zooals de Buchman-beweging het wil, vindt in de Heilige Schrift geen steun. Het beroep op de Schrift, dat Dr v. D. hierbij doet of van „Zeist" doorgeeft, blijkt voor al de aangehaalde plaatsen onjuist te zijn. Het is een bedenkelijk surrogaat in de plaats van de „oefeningen der godzaligheid" naar het Woord van God.

Het meest beteekenende element in de Buchmanbeweging is wel het zgn. „deelen" (het mededeelen van de zonden aan elkander en het getuigen van zijn levensverandering, enz.) Spr. wijst uit de Schrift aan, in welken zin er van belijden van zonden aan elkander sprake moet zijn; met name Jak. 5:16 moet hier juist verstaan worden. Hij toont welke groote bezwaren er principieel en practisch verbonden zijn aan het Buchmanistisch „biechten" en „getuigen". Het beroep van Dr v. D. op een uitspraak van Calvijn in de Institutie blijkt een misberoep geweest te zijn, daar Calvijns woord in een heel ander verband voorkomt en wel als een protest tegen de Roomsche biecht, en in geen enkel opzicht steun biedt aan de Groepsdeeling-methode.

Om des tijds wille wordt slechts kort stil gestaan bij de gevaren voor de Kerk.

In zijn slotgedeelte betoogt spr., dat bij het voortschrijden der beweging de gevaren steeds meer openbaar komen: o.a. dweperij, mysticisme, visionaire fantasieën, enz. Ook in ons eigen land, al is hier sterke matiging vanwege den Calvinistischen volksaard en den nuchteren zin, zien v/e allerlei onrijpe vruchten; menigeen is geestelijk of psychisch reeds deerlijk uit zijn evenwicht geslagen; vooral gevoelige naturen staan hieraan bloot; het kerkelijk besef wordt flauw en de eenzijdige beklemtoning van enkele waarheden maakt topzwaar en vatbaar voor allerlei afwijkingen in leer en leven.

Het citaat is lang; maar splitsing leek me niet gewenscht.

„Spitse pilaren".

Dr H. Kaajan schrijft in „Utr. Kerkbode":

't Is uitnemend, dat we 's Heeren werk in 1834 dankbaar gedenken. Gedenkt den Heere op al uwe wegen, zegt de Schrift.

Een ouderling vroeg mij, jaren geleden, of ik de woorden: telt u spitse pilaren (Jeremla 31:21) wel begreep. Tot mijn schaamte moest ik mijn onkunde in dezen belijden. Nu, hij wist de beteekenis dezer woorden wèl. „Dominé", zoo zei hij, „we moeten, als de Heere ons iets op den weg doet ondervinden, een paaltje slaan als herinnerings-teeken. Begrijpt u? " „Zeker", was mijn antwoord. „En waarom", zoo doceerde onze broeder verder, „waarom staat er: telt u spitse pilaren? " En weer moest ik verklaren, dat ik dat zoo maar niet kon zeggen. „Nu", was zijn bescheid, „'tis anders nog al duidelijk: e moeten telkens pilaren slaan, maar dan spitse pilaren, anders gaan we er op zitten."

Als ik het goed heb, beteekenen deze woorden dit niet. Maar ik heb van deze „leeken"-uitleg toch kostelijk genoten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1934

De Reformatie | 8 Pagina's