GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

H6t eeuwfeest der Afscheiding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

H6t eeuwfeest der Afscheiding.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

Op reis naar den koning.

Daar de kerkeraad van Ulrum besloten had den geschorsten leeraar met een toen reeds min of meer bekend persoon, Poppe Rijkerts de Wit, catechiseermeester te Wildervank, de man die nog vóór De Cock definitief zou 'worden afgezet door het bemoeien van den liberalen dominee Oosterbeek, naar den koning te zenden, kou De Cock nieL voldoen aan den oproep van Ds Cremer, te verschijnen voor eene commissie uit het Provinciaal Kerkbestuur. Hij had zelfs de gelegenheid niet daarvan in eigen persoon bericht te doen, daarom schreef zijne vrouw een briefje tot verontschuldiging ; overigens typeerend door haar nederig verzoek, niet aan De Cock ten kwade te willen duiden, dat hij niet aan den oproep konde gehoor geven. Mei een stuk van den kerkeraad voor den koning in den zak toog de gejaagde en geplaagde op reis. Sievert Luninga vergezelde hem. Over Grroningen ging de reis naar Assen. Daar voegde Die Wit zich bij hen, en na aldaar de broeders te hebben bezocht, werd de reis door het drietal voortgezet naar de Smilde, het toen nog niet aanzienlijk dorp van onzen tijd, doch destijds een Bethanië voor Die Cock, wijl hij er dierbare vrienden had. Deze mannen konden met Doede van A m s w e e r, dien edelen Groninger landedelman uit de dagen der Hervorming van „Stad en lande", in opreclijheid betuigen „M ij n voeten s ij n m ij n R ij d t-P eerdengeweest". Van de Smilde ging de reis over Meppel, alwaar wederom vrienden en medestanders waren, naar Zwolle, terwijl Luninga terugkeerde ter geruststelling van de achtergelatenen te Ulrum. Zoo reisde dan de eenvoudige De Cock als een andere Luther naar Worms, hij naar Den Haag. Wat zal deze reis hem goed hebben gedaan! Zeker Ulrum had hem lief! Doch hoe fel laaide de haat op, brandende en aangewakkerd in de pastorieën en huizen der meer aanzienlijken in de dorpen en in de steden. Nu genoot hij van oprechte vriendschap en teedere toegenegenheid. De familie Johannes Ridderinkhof, de vermogende houtkoopman, wonende op dezelfde gracht waar ook Thorbecke was geboren en diens ouders leefden, toen nog de Dijk geheeten, thans genoemd naar den grooten liberalen staatsman, verdediger van de Maatregelen tegen de Afgescheidenen genomen, ontving de reizigers met groote gastvrijheid. Thans voor het eerst; niet zoovele maanden daarna zouden ten huize van dezen edelen vriend, vele eenvoudigen uit Zwolle's omtrek wachten, biddende of het den Heere mocht behagen De Cock, des nachts gevankelijk uit Kampen geleid en in 't „Spinhuis" gevangen gezet, te bevrijden; welke bede door den Heere werd ingewilligd. Ridderinkhof bracht de beide reizigers per rijtuig naar Nijkerk en aldaar werden ze des Zaterdags hartelijk ontvangen en vriendelijk geherbergd door den wijdvermaarden predikant Ds C. C. Callenbach. Nauw ging het gerucht uit van De Cocks verblijf te Nijkerk of de hamer ging op de deur, de klop werd al den tijd door vernomen, het huis liep vol, nu niet van een vijandige volksmenigte, maar van aanzienlijken en geringen om den man te ontmoeten, wiens stem zoo krachtig had gesproken, wiens daden van zoo groote kloekheid en getrouwheid getuigden. Het was stellig gedurende dit oponthoud in Nijkerks pastorie, dat ook baron P. J. van Zuylen van Nijevelt van de Schaffelaer te Barneveld met zijn vrome vronw De Cock zullen hebben ontmoet, waarbij zoo diepen indruk op haar door den veel besproken man werd gemaakt.

Een der vrienden van Ds Callenbach bracht, na den Zondag, de reizigers, nu vermeerderd tnet Nijkerks leeraar, naar Utrecht. Eerst naar KlijOi een bekende figuur onder Utrechts vromen; daarna naar Kohlbrügge. Wat zal het dezen goed hebben gedaan den man te ontmoeten aan wien hi] vooir 'n paar dagen zoo'n langen en beteekenisvollen brief had geschreven! Ook zou hij Schróter

te IJsselsteijn, toen nog de ^Tiend en verdediger •van JCohlbrügge, gaarne hebben ontmoet, opdat zij beiden hadden kunnen vertellen van de groote verandering die in hen was gewrocht sinds zij alkander voor ruim vijf jaar te Dongen in Brabant hadden gesproken. Echter de tijd ontbrak, want D, e Cock wilde Scholte ontmoeten van aangezicht tot aangezicht. Scholte behoorde ook tot degenen, die de „Schaapskooi" met groote instemming hadden gelezen; hij had zich daarop per brief gewend tot Di6 Cock. Over Gorcum reisden zij verder naar liet eerste doei, Scholte, om dan gesterkt door te reizen naar Den Haag. Ook in Gorcum woonden eenige weinigen, die de gereformeerde waarheid liefhadden, dies wilden ze niet zonder dezen te hebben ontmoet hun weg voortzetten; Hasselman werd hier bezocht. Deze zal zich later in den strijd scharen aan de zijde van de reformatoren: hij naast Scholte.

Was Callenbach na Utrecht teruggekeerd, zijn plaats werd nu ingenomen door Kohlbrügge en ZOO' kwamen zij in den heerlijken lentetijd vóór Hemelvaartsdag te Genderen aan en bleven er tot na den Zondag. Nauwer werden de banden gelegd! Moge de Frankische geest van de Brabants' sche boeren en arbeiders al verschillen van dien der Groninger boeren en kleine luyden. De Cock werd toch verblijd en gesterkt door wat hij hoorde vaa en zag in Scholte's gemeente, in het land van Heusden en Altena, waar leven was gekomen en honger zich openbaarde; waar een Moorrces predikte, een van Rhee zou worden beroepen te Veen en weldra als vierde Gezelle Meerburg, die de plaats van Van Rhee, op zoo oneervolle wijze opengevallen, onder de mannen der reformatie waardiger zou bezetten.

De nuances tusschen De Cock en Scholte, straks door een der hoogste plaatsbekleeders des lands in een schrijven aan een niet minder invloedrijk persoon, ik bedoel door den minister van eeredienst baron Plallandt van Keppel, aan den minister van justitie, den befaamden Van Maanen, „een paar ellendelingen" genoemd, traden nog niet op den voorgrond. De vereeniging werd nu nog schier alleen gevoeld.

De Cock en De Wit reisden verder over Rotterdam naar Den Haag! Eerst later zal De Cock zich langer ophouden in Rotte's koopstad; nu dringt de üjd door te reizen naar de residentie, lüeine zielen hebben zich er over vermaakt, nijdigers er over gemeesmuild, onvoorzichtigen zich er aan gewaagd, mede te deelen, dat in Den Haag de aanzienlijke vrienden: de „Graaf", Van der Kemp, Capadose en misschien nog wel anderen een weinig verlegen waren met deze beide boersche heeren^ den dominee en den catechiseermeester, *n dat zij zich hebben verontschuldigd hen niet te kunnen logeeren. Maar hebben deze criticasters dan niet begrepen, dat zij door deze gewaagde veronderstelling niet De Cock hebben kunnen „klein, eeren", doch veeleer spatten hebben geworpen op 't kleed dier aanzienlijken. De onvoorzichtige roetwerpers zouden door zulk beweren eer 't karakter dier edelen hebben kunnen schaden dan den naam der helden, die zich waagden aan het waagstuk: hun zaak, neen, die van „den waarachtigen dienst van God" te bepleiten bij den koning en diens dienaren. Een brief door Capadose aan Da Costa geschreven in verband met dit bezoek meldt den aangenamen indruk door De Cock op Capadose gemaakt. Zij dan: De Cock en De Wit logeerden bij meer eenvoudigen, doch hen gewezen door hun aanzienlijke medestanders.

Ter audiëntie ontvangen, merkte de koning wel, dat hij deze dienstluiechten van koning Jezus niet uit 't veld konde slaan, toen hij ze elk afzonderlijk in gudiënlie ontving. Het werd hen in die ure gegeven te spreken met vrijmoedigheid! Vrijmoedig gaf De Cock als zijn meening te kennen, toen de koning hem naar den minister van eeredienst verwees, dat deze de zaak van de verdediging der gereformeerde waai-heid wel niet genegen zoude zijn. De koning zal uit dit antwoord wel vernomen hebben dat deze eenvoudige man geen onnoozel mensch was en des konings geweten zal wel ingestemd hebben met Die Cocks vermoeden. Was de Sire er onkundig van dat juist voor een paar dagen afwijzend was beschikt op een request van den kerkeraad waarin hij getuigde tegen het laatst gevallen onbeschaamd verzwaard vonnis van het Pirovinciaal Bestuur?

Over Amsterdam, alwaar D!e Cock nog vrienden en medestanders bezocht, haastte hij zich naar Groningen om bijtijds voor de commissie te kunden verschijnen, die hem ter verantwoording riep over zijn uitgave en aanprijzing van Kioks geschrift over de Evangelische Gezangen.

Voor de commissie uit het Provinciaal kerkbestuur verschenen, ried men hem eens het boekje te lezen van een zekere Maria Hoogendorp, ten gunste der evangelische gezangen geschreven. De Cock, gewillig gooden raad te Volgen, kocht en las dit geschriftje, doch werd niet overtuigd en in plaats van zijn leedwezen te betuigen, vroeg hij dat men hem van ongelijk zou overtuigen op grond van de Heihge Schrift. Het eüide van de procedure was dat Die " Cock werd afgezet op grond van vele overwegingen, alle nadrukkelijk genoemd. Zoo volgde dan dit Bestuur, dat zeer ^eel blaam treft, den raad van Laurman van Oosterlittens en Die Cock werd „Ter kerke uitgebonsd". Het doet een weinig vreemd aan, dat dit kerkbestuur De Cock niet verwees naar een geschriftje in Maart van ditzelfde jaar verschenen bij C. L. Meyer, geschreven door den bekeerden Jood H. C. Wolff onder den titel: „Gegronde bewezene onkundigheden, tegengesproken tegen Jacobus Klok en H. de Cock; vergezeld van eene ontboezeming van de waarde onzer evangelische gezangen; benevens de bron aangewezen, waar het Jcwaad in opgesloten is, dat sommige menschen tot het separatisme overgaan". Aan dit geschriftje was reeds in Januari een ander voorafgegaan van denzelfden schrijver bij A. Hazelhoff, onder den titel: „Iets over den geest des tijds, of waarom die verdeeldheden in de gereformeerde kerk? op een dertigjarige ondervinding gegrond, door jaarlijksche reizen van H. C. Wolff, geboren Israëliet en sedert 180S lid der Hervormde Gemeente te Groningen, onderzoekt alle dingen en behoud het goede. Paulus." Deze bekeerde Jood, een cachetschrijver, vertelt dat hem door zijn waardigen vriend D: s V. in de stad U. geraden was de Da Costianen niet in de hand maar uit de hand te werken.

G. KEIZER.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1934

De Reformatie | 4 Pagina's

H6t eeuwfeest der Afscheiding.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1934

De Reformatie | 4 Pagina's