GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

C.D.U.-verweer.

Ons - werd toegezonden, met dringend Verzoeik, om er op in 'te 'gaan, een exemplaar van een „verldezdngsorgaan van de afdeeling Almelo der Ohristelijk Democratische Unie". Het voert tot opschrift: „Stemt G.D.TJ.". We lezen o.m. (onder het opsdhrift: Professorale fanie):

Wij denken er niet aan alle leugens en verdachtmakingen onatrent de C.D.U. die in couranten, brochures en strooibiljetten worden gepubliceerd, te gaan weerleggen. Waar zou het einde zijn?

Maar wanneer een vooraanstaand man als Prof. K. Schilder uit Kampen in Amsterdam op een drukbezochte openbare vergadering een geweldige leugen debiteert, dan noopt ons dit tot verweer.

Prof. Schilder dan deelde mee, dat de beginselverklaring der C D. U. was opgesteld door Ds J. J. Buskes, Prof. Heering en 'Ds Hugenholtz, dus door één orthodox en twee vrijzinnige theologen.

Nu is noch Prof. Heering noch Ds Hugenholtz lid van de G.D.U., noch is één van beiden ooit lid van onze partij geweest. Aan onze beginselverklaring hebben zij part noch deel! !

Staat de zaak der Anti-Revolutionairen nu zóó zwak, dat men zijn toevlucht tot grove leugens moet nemen, om de C.D.U. te bestrijden?

Het is telkens weer dezelfde onwaarachtigheid. Van den schrijver in derderangs provincieblaadjes af tot den theologischen hoogleraar toe.-

Bij dit alles verwondert ons één ding het - meest: dat eerlijke anti-revolutionairen er by hun hogere party-instanties niet op aandringen, dat aan deze leugencampagne tegen de C.D.U. een eind kome. Slikt men daar a 1 1 e s en wordt daar alle onwaarachtigheid van partijgenoten met de „mantel der liefde" gedekt?

Dat maakt zich maar druk over de rechtzinnigheid van de C.D.U. en lanceert intussen zelf de inpertinentste leugens!

Moreel verval! Politieke verwording!

Tot zoover het aan groote woorden niet vreemde stuk. We zullen maar niet ondenzoöken naar de bron. Misschien is er van mijn rede een of ander verslag verschenen (it zelf zag 'geen enkel verslag) •waarop de h'eeren 'afgaan. In elk geval is mijn rede 'Op dit 'Punt niet verder gegaan, dan tot weergave van wait al lang bekend was. Want het is niet de vraag, wat heden is, maar wat indertijd was, en nog doorwerkt.

We zu'llien enkele dingen 'laten spreken: In „Nederland en Oranje", 16e jaargajig, no. 1, April 1935, uitlgave Bureau Centraal Comité van A.R. Kiesvereenigingen. Dr Kuyperstraat 3, Den Haag, staat op blz. 8 (nadat een motie van „Kerk en Vnede" is 'afge> druikt) :

Hier zijn wij eigenlijk reeds genaderd tot den oorsprong der beginselveriklaring vande C J> .U. Immers — al was 't niet gezegd — het was toch wel begrijpelijk, dat de bekende Ds Buskes, die, méér nog dan in de C.D.U. in „Kerk en Vrede" een leidende en actieve figuur is, niet vreemd zou zijn aan de formuleering dezer Chr. dem. beginseluitspraalk.

Maar in „Kerk en Vrede" (de groep van godsdienstige voorgangers en 'gemeenteleden) zitten ortftiodoxe en moderne theologen eensgezind en broederlijk naast elkander.

Nu is op de jongste jaarvergadering der C.D.U. —' ze werd naar sociaal-democratischen trant reuds met den weidsohen naam van „congres" getooid —• door Ds Faber de opmerking gemaakt, dat over de beginselverklaring zijn geconsulteerd, behalve Ds Buskes, Prof. Dr Heering en de socialistische predikant Ds Hugenholtz. Als 'dus de formuleering dezer beginselverklaring vrucht is ook van overleg met geleerde mannen van vrijzinnig-godsdienstige levensovertuiging, dan is de vraag gerechtvaardigd: Wat dunkt u van den Christus, wiens naam gü noemt?

Is Hij oók voor u de tweede Persoon der Goddelijke Drieëenhei'd, van den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, alzoo dat deze drie Personen één eenig God zijn?

In hetzelfde orgaan, XVIe Jaargang, no. 2, blz. 26, staat:

Waar de strenge eisch van de Ghr. socialistische beginselverklaring zelfs geen voorbehoedmiddel tegen het gif der revolutie bleek te zijn, staat het te vreezen, dat de veel slappere, veel meer ruimte biedende formule der C.D.U. nog minder waarborg zal bieden voor het behoud van een positief staatkundig credo in den zin van Groens: Tegen de Revolutie het Evangelie; of zijn: er is geschreven! en: er is geschied! als schutgevaarte tegen eiken wind van wijsgeerig ongeloof.

Men weet 'het nu, dat Ds Buskes, al dan niet met behulp van moderne theologen, niet vreemd is aan d«n c«rsprong der beginselverklaring van de C.D.U. Om haar dieperen zin te verstaan, dient dan kennis genomen te worden van enkele geschriften van dezen in conventioneelen zin gereformeerden predikant.

In hetizelfde orgaan, maar dan- weer 'het nummer van April 1935, lezen we:

In het orgaan der C.D.U. „De Strijder", van 23 Febr. j.l. was door den voorzitter een artikel geplaatst onder het opschrift: „Naar aanleiding van ". In dat artikel ging het over de vraag: „kan een vrijzinnige lid zijn van de C.D.U.? "

De schrijver zegt: „Bij voorbaat horen we reeds menig lezer met een mengeling van verwondering en verontwaardiging vragen: „Kan het antwoord hierop nog twijfelachtig zijn? Wij zijn tooh uitgesproken orthodox! Bewijs onze Beginselverklaring, die niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is".

„Heel juist, ongeziene opmerkers, maar zó eenvoudig schijnt het voor alle G.D.U.-ers niet te zijn.

„Wij laten hier beide inzenders even aan het woord. Partijgenoot Van Diffelen zegt het heel omlijnd:

„Men lette erop, dat krachtens de beginselverklaring tot onze Unie als leden kunnen toetreden orthodoxe Christenen. De Unie, met nadruk, is een beweging van belijdende Christenen, die in dat belijden haar kracht vindt".

„We zouden kunnen volstaan met volkomen instemming te hetuigen met bovenstaande zienswijze. We hebben het altijd zo aangevoeld. Maar.... we hebben blijkbaar ook leden, die er anders over denken.

„Neen! zegt partijgenote mej. Bep Otten, zó is het niet:

„Dat is in de praktijk al vast niet waar; ik ben ook lid van de C.D.U. en ik ben zo vrijzinnig als een vrijzinnig mens maar zijn kan. Is mijn lidmaatschap dan een vergissing? Misschien zeggen de partijgenoten „Ja". Maar ik zelf zeg „Nee".

„Immers als men lid wil worden van een partij, gaat het in de eerste plaats hierom of men de Beginselverklaring kan onderschrijven".

©e voorzitter van het partijbestuur vervolgt dan even verder, zijn persoonlijke opvatting vertolkend:

„We merken ook hier weer, dat het nog niet zo gemakkelijk gaat door middel van een statuut- of programpunt de grens precies af te bakenen. Waar wij meenden in de belijdenis, dat God èn in Christus èn door den Heiligen Geest de Verlosser is van de van Hem afgevallen wereld, dit zo omlijnd mogelijk te hebben gedaan, komt een partijgenote, die volgens eigen verklaring „zo vrijzinnig is als een •vrijzinnig mens ma.ar zijn kan", ons verklaren, dat ziJ ook dit gedeelte van de Beginselverklaring kan onderschrijven. Maar ook zal het ieder opvallen, dat Mej. O', zich al heel weinig scherp omlijnd uitdrukt. Iets wat 'bij de vrijzinnigen meer opvalt.

„Wil men van ons een zo scherp mogelijk omlijnde uitspraak, dan aouden we het zo - willen zeggen: de C.D.U.-er 'leeft uit het beginsel, dat Jezus is de Ohristus, de Zoon des levenden Gods. Uit deze geloofsovertuiging putten wij onze kradht. (Staande op 'deze onwrikbare belijdenis eisen wij de wereld voor dien Ohristus op. Voor de strijd om de verwezenlijking van •het Ohristelijk ideaal roepen wij allen op, die met ons Ohristus als zodanig wilen belijden. De Ohristus Gods, op Golgotha gekruisigd voor 'de zonden ider wereld, door God uit de doden opgewekt, als zodanig de Ver- 'losser 'der van God afgevallen wereld.

„Dat bedoelden wij wanneer wij op al onze spreekbeurten wijzen op het positief-ohristelijk standpunt der C.D.U.

„Laat iedereen hierin het antwoord zoeken op de vraag of zijn lidmaatschap van de C. D. U. al dan niet een vergissing is."

Zo denkt dus de partijvoorzitter er over en nu zou men menen, dat hiermede het principe onomstotelijk en buiten tweeërlei uitlegging om was vastigesteld.

Tooh is 'dat niiet zó!

Want nu kwam 5 dagen later, 28 Februari, het congres en in het verslag daarvan („De Strijder", 9 Maart 1935) leesit men :

„Sohurer opperde bezwaar tegen een artikel van V. d. Brug in de laatste „Strijder", dat z.i. de ondersdheiding 'Orthodox-Vrijzinnig in de C.D.U. uitdroeg, z.i. een verouderde onderscheiding. Voorts 'bespreekt hij de mogelijkheid van samenwerking met andere dem-ocratisohe partijen.

„Van Houten merkt hierbij op, dat voor het lidmaafcsdhap -der C.D.U. ais objectief criterium 'geldt de 'beginselverklarin'g. Wie 'deze aanvaardt, kan men niet keren.

„De voorzitter 'zegt, 'dat als de C.D.U. haar positiefohristelijk standpunt loslaat, - het de 'verkeerde kant uitgaat. (Applaus.)

„Ds Faber zegt nog, dat wie mot de 'beginselverklaring instemt, zich noemen mag, 'zoals hij wil."

Verder wordt er niet vermeld.

Alzo is komen vast te staan, - dat - de beginselverklaring -voor de partij en haar leden 'geen positief principieele norm stelt. Ds Faber zegt, dat wie met de beginselverklaring instemt, „ziöh noemen mag, zoals hij wil."

Maar het gaat niet om het 'Zioh noemen, het gaat om 'het b e 1 ij 'd e n en het z ij n !

KlaaiWifkeliJt kan de 'meest hnkse man van modieme overtuiging, mits 'hü, naar iz ij n opvattingen, verklaart in te stemmen met 'deze formule, in de gelederen 'der 'C.D.U. zijn plaats innemen en zijn rangorde dragen.

Schrijver van deze artikelen is de heer R. A. den Ouden. We hebben aleen 'doorgegeven, wat hier steiat, wijizen elk© verminkte berichtgeving af, achten wat de heer Den Ouden zegt, zooals in onnoemelijlk veel andere 'gevallen, ook nu weer ter zaïke, en herinneren er aan, dat wat de heer Den Ouden op pohtiek terrein terecht hier opmerkt, door ons ook naar voren - gebradht werd in ander verband ('b.v. inzake Calvinistenbon-d, - congrea, Calvijn-herdenk'inig). Het was dus - heelemaal geen 'extraaazival op de C.D.U., toen we do opmerkingen van den Heer Den Ouden doorgaven aan de vergadering, boven- 'bedoeld.

Misschien dat wat de 'heer Den Ouden schreef, de heeren van de G. D. U. niet bekoort. Het Kuyi)erhuia immers spreekt zioh hierin uit, en van 'dit Kuypenhuis sdhreef de heer Jungcurt in „De Strijder", off. orgaan der C. D. U., 'dat heit de anti-revolutionair© „Win!kel-van- Sinikel" is: „In de winkel van Siokel is alles te koop" (VI, 8, 9 April 1932). Voor mjj! is deze •winkel intusschen nog van groote waarde; en, omdat ik niet anders heb gedaan (ook blijkenis mijn aajiteekeningen) dan verwijzen naar wat de heer Den Ouden onder (herinnering aan eigen getuigenissen uit den C.D.U.-'krin'g, heeft meegedeeld, leg ik 'de ahneloosohe groote C.D.U.-woorden naast me neer.

Over een niet polemiseerend weekblad.

Onlangs verscheen — we wezen er verleden week reeds op, dat we bij geruchte, niet door toezending, ervan gehoord hadden — een proefnummer van een nieuw weekblad. Het zegt, klanken van Den Haag-West doorgevend, geen polemiek te willen voeren. Althans niet tegen personen en uitingen uit den kring der Gereformeerde gezindheid. Het is geredigeerd ook door een hoogleeraar, die in een ander blad zeer langdurig en zeer ingrijpend gepolemiseerd heeft, met name tegen een hoogleeraar der V. U. (zoo ongeveer op de wijze van Voetius en Maresius, waarmee ik niet zeggen wil, dat de vergelijking naar beide kanten, of op alle punten doorgaat). De bedoelde hoogleeraar is zelfs in dat andere blad, genaamd „De Reformatie", in het polemische harnas afscheid van de lezers komen nemen. Het is Prof. Dr J. Waterink, die studeerkamerkwesties voor het forum bracht als slechts weinigen vóór of na hem deden... Ds A. M. Boeijinga schrijft nu in „Kerklbl. Geref. Kerk Haarlem":

Geen polemiek met gelijkgezinden! Dat is zéker geschreven met een buiginkje naar Den Haag-West, dat aanstonds misschien zal antwoorden met een goedkeurend knikje. En vele zeer irenische hoofden zie ik al mee knikken. Heel in de verte moet ik even aan een plaats denken, waar men ook niet meer aan polemiek doet. Doch daar is de waarheid dan ook niet meer in geding.

Zoolang dit onder ons echter nog wel is, ook binnen den gereformeerden kring, had ik inplaats van deze m.i. onjuiste ireniek, liever de aanhaling uit Hebr. 10 gezien: „Laat ons op elkander (binnenshuis) acht nemen tot opscherping der liefde en der goede werken". Dat wordt daar gezegd, mede in verband met „de onwankelbare belijdenis", dus in betrekking tot de waarheid. En het geldt daarom ook voor het onderlinge persverkeer, waar men zich opmaakt de waarheid te dienen.

Is ook de tegenstelling, die dit proefnummer maakt, wel zuiver: geen „polemiek", maar „thetisch"?

Ik dacht, dat de polemiek van Hebr. 10 wel zeer thetisch, zeer positief de waarheid, in dit geval de Calvinistische belijdenis dient. Polemiek is geen ruzie!

^.^'' Mussolini in een calvinistisch weekblad i)diep religieus" verklaard.

In het „Calvinistisch Weekblad" schrijft Mary Pos over een interview met Mussolini. O.m. lezen we:

En hoe groot de Duce altijd in mijn oogen is geweest, ondanks het verschil van mijn politieke overtuiging met de zijne, toch heb ik zijn ware grootheid eerst leeren kennen in de gesprekken, die ik met deze eenvoudige, door en door menschelijke, en gelukkig ook diep religieuze man, die de Duce thans is, heb mogen houden.

Even later:

Geve God aan deze groote man, die zich toch een mensch weet afhankelijk van Hem, als wij allen, en de Bijbel steeds onder zijn bereik heeft liggen, wijsheid voor zijn ontzaglijke taak om het goede, lichamelijk zoowel als geestelijk, te zoeken voor zijn millioenenvolk, om ook in samenwerking met andere staatshoofden het goede te zoeken voor onze arme, verwarde wereld....

Het is niet unfair, uit dit artikel te citeeren. De redactie (Prof. Sizoo, Prof. Waterink, Dr Tazelaar, Dr Bouma) geelt in een proefnummer dit artikel,

wil dus ook door dit artikel orgaan mogelijk maken. beoordeeling van het

We zullen dus aan anderen maar weer over moeten laten, te toonen, wat religie is, en wat het fascisme is. We herinneren nog eens aan de brochure van den heer A. Janse, Nationaal-socialistische fascisten-politiek.

De heer Mussolini is zeker ook al een der „helpers op den weg"?

Sommigen vragen: de wereld staat in brand, hoe kunnen ze zoo polemiseeren?

Ik vraag: de wereld staat in brand — vooral vanwege dergelijke opvattingen van „religie" —, hoe kunnen ze zoo ireniseeren?

Door de kinderen tot de ouders?

In „Amsterdamsche Kerkbode" schrijft de heer N. Baas over methode van evangelisatie; zulks naar aanleiding van een daarover uitgebracht rapport:

Bij den arbeid onder de volwassenen is de zoogenaamde bijbellezing niet genoemd. Dat de opstellers haar niet over het hoofd hebben gezien, blijkt wel uit de volgende paragraaf, waar zij ter sprake zal komen. Trouwens, die samenkomst voor volwassenen gaat ook in de practijk niet vóórop, zij is de vrucht eenerzij ds van lektuurverspreiding en huisbezoek, anderzijds van het werk onder de jeugd. Méér van de eerstgenoemde methoden, dan van de laatste. Daar moet ik wel even den nadruk op leggen. De bekende slagzin; „door de kinderen tot de ouders" is meestal een misslag gebleken! Wij behoeven daarover niet te treuren, want wij kunnen eerst daarin de bevestiging zien van ons beginsel. Het is niet zóó, dat er reine, onschuldige kinderen in de wereld zijn en dat die kinderen en het onderwijs aan die kinderen de geëigende middelen zouden zijn om de ouders weer rein te maken. De belofte van de Schrift, dat, die den Heere vroeg zoeken. Hem vinden zullen, berust dan ook zeker niet op psychologische motieven. Zij heeft niets te maken met de veronderstelde vatbaarheid van het kind voor geestelijke indrukken. Ik moet dit wel uitdrukkelijk zeggen, omdat de goede zaak van de Zondagsschool wel eens met die slechte argumenten verdedigd is. Argumenten, uit de school van Pelagius! De belofte Gods aan de kleinen, zeide ik, berust op een heel anderen grond, namelijk in het Verbond Gods. Daarom moeten wij de Verbondsbeloften maar niet zonder meer toepassen op de voorwerpen van Evangelisatie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's