GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Antl'Semietisme van Rosenberg

door Dr W. H. Gispen.

II.

IV. Rosenbergs beschouwing va ii Jahwe.

In de beoordeeling van het Jodendom en van 'het Oude Testament betrekt Rosenberg niet het minst heftig Jahwe, den God van het Oude Testament, volgens hem den God der Joden.

Hij verzet zich tegen Jahwe in naam der wetenschap en stelt het geloof in Hem gelijk met het „demonengeloof en evoluliehypothesen van Afrikaansch menschen" (bl. 121). Pas onder invloed van de Perzen maakten de Joden hun Jahwe tot God over heel de wereld (bl. 127). „En zelfs daar, waar „afvallige" Joden Jahwe afschaften, zetten zij op zijn plaats hetzelfde wezen, slechts onder andere namen. Het heette nu „menschheid", vrijheid", „liberalisme", „klasse" (bl. 127). Het Syrisch-Afrikaansclie toovergelool van een boven alles troonenden, ongenaakbaren, vreeselij ken God, den Jahwe van het z.g.n. Oude Testament, die ons allen uit het niets schept en tooverachtige wonderdaden verricht, en de wereld vormt tot Zijn verheerlijking, was, trots vuur en zwaard, aan den Europeaan niet op te dringen (bl. 246).

Op bl. 247 noemt hij Jahwe een God-tyran, een tot God verheven demon. Een demon noemt hij Jahwe ook op bl. 250. Met behulp van den Bijbel en de Kerk werd de woestijndemon de „God" van Europa (bl. 294). ,

Het is begrijpelijk, dat deze God zich dit volk i(ider Joden) heeft uitgezocht. Het was voor de Joden maar goed, dat ze onbekwaam waren. Hem voor te stellen. Het anders gewekte afgrijzen bij aUe Europeanen had dan zeker de overname van Jahwe en Zijn veredeling door dichters en schilders van te voren verhinderd (bl. 462).

V. Rosenbergs beschouwing van Jezus.

En Jezus dan? Over Jezus laat Rosenberg zich gunstig uit. betrekkelijk

Hij is een groote persoonlijkheid, in Vóór-Aziatischen, Joodschen en Afrikaanschen zin overwoekerd, dadelijk na Zijn verscheiden (bl. 74, 76).

Jezus is trots alle Christelijke kerken een hoekof keerpunt onzer geschiedenis (bl. 391). De gestalte van Jezus toont een vereeniging tusschen de persoonlijkheid en God, zooals zij in de laistorie zelden tot deze betooverende grootheid uitgegroeid is (bl. 396).

Jezus als zelfbewuste heer in den besten en hoogsten zin van het woord, wiens leven voor Germaansche menschen beteekenis heeft, niet Zijn pijnlijk sterven, de geweldige prediker, de toornende in den tempel, de man, die meesleepte, en niet liet offeiiam der Joodsche profetie, niet de gekruisigde, is heden liet vormende ideaal, dat ons uit de Evangeliën tegenstraalt (bl. 604).

„Jezus offerde zich als heer, niet als knecht" (bl. 622).

De groote persoonlijkheid van Jezus Christus is misbruikt, om een met „Knechtsehgkeit" doortrokkene religie in Europa in te voeren. Jezus' Joodsche afkomst wordt door Rosenberg betwijfeld (bl. 76).

Minder gunstig komen Jezus' discipelen er af, die. Hem in den hof van Gethsémané verlieten. Dat was niet Germaansch. Vooral Petrus' verloochening wordt tegenover Germa^nscJie ridderlijkheid gesteld (bl. 187, 188).

VI. Rosenbergs beschouwing van P a u 1 u s.

Vooral legen Paulus kant zich Rosenberg op een heftige wijze. Hij is fanatiek onverdraagzaam (bl. 49), hij gaf aan den onderdrukten nationaal-Joodschen opstand de internationale uitwerldiig, baande den weg nog verder voor de rassenliaat der oude wereld, stond een Joodsche zaak voor. Voor dit laatste beroept Rosenberg zich op Rom. 11:25; 9:4; 11:24 (bl. 75).

Het Paulinisme heeft de g e n a d e 1 e e r als hoogste mysterie van het Christendom uitgebouwd. De kerken zijn niet Christelijk, maar Paulinisch (bl. 235).

Paulus wilde opstanden en revoluties, toen hij zijn hypnotiseerende preeken hield, die hoofdzakelijk door hartstochtelijke vrouwen bezocht werden ^bl. 480). Uit Romeinen 3 en Galaten 1 worden citaten aangehaald ten bewijze, dat Paulus een „Al-Jood" was (bl. 605). Paulus heeft heel bewust al het staatkundig en geestelijk melaatsohe in de landen van zijn wereld verzameld, om een opstand van het minderwaardige te ontketenen (bl. 606). Bewijs I , Kor. 1; de lofzang op de dwazen en het verachte en het onedele van deze wereld.

Paulus had een valschen deemoed, die gepaard ging met het loeren op wereldheerschappij. Dé groote gestalte van Christus is Paulinisch vervalscht.

VII. Rosenbergs standpunt ten opzichte van het Christendom.

Dat ligt eensdeels in het bovenstaande opgesloten. Het Christendom aanvaardt het Oude Testament, verwerpt het Anti-Semietisme, eert Jahwe, Inoemt Paulus den grooten Apostel der heidenen. Het Christendom aanvaardt den Christus als het Lam, dat geslacht is. .-.

Rosenberg verwijt het Christendom, dat het een Marcus Aurelius in zijn waardevolle eigenschappen heeft verzwakt (bl. 57), dat het ten tijde van ' Constantijn den Grooten den geest van haat van het Oude Testament heeft getoond (bl. 73), dat het de figuur van Jezus heeft overwoekerd met het Vóór-Aziatiscli, Joodsche en Afrikaansche (bl. 74).

Maagdelijke geboorte, opstanding van Christus, , hemel- en hellevaart noemt Rosenberg Christelijlie legenden (bl. 132).

De dood is niet de bezoldiging der zonde, maar leein natuurlijk gebeuren (bl. 224, 225). Voor een volk met ongebroken rassenkarakter zou de leer der erfzonde een onbegrijpelijkheid geweest zijn. Het voortdurende zondebesef is een begeleidend verschijnsel van physische verbastering (bl. 70, 71). De Christenvervolgingen van Rome waren nietzoo erg (bl. 71). Augustinus was verbasterd^ Ecke-

hart een Thüringer edelman (bl. 236). De leer der praedesünatie werd in de Joodsch-Syrisch-Roomsche gedaclitenwereld tot een waanzinnige beschouwing (bl. 395). De Syrisch vergiftigde kerken hebben het vertrouwen op God door hun zondeleer, vagevuur, eeuwige verdoemenis vergiftigd en verward (bl. 398). De liefde en het Christendom hebben den strijd van allen tegen allen eerst goed doen ontbranden (401). Een nieuw Jezusbeeld moet worden gemaakt: Jezus, de held! (bl. 414).

De vrouw moet het ras rein houden (511), de veelwijverij en het vraagstuk der buiten-echtelijke kinderen worden door Rosenberg in verband met het groote vrouwenoverschot in Duitschland zóó besproken, dal ook hier het kweeken van gezond Duitsch bloed op den voorgrond staat (bl. 592—595).

Zending en dogma's der Paulinische kerken worden bespottelijk gemaakt (bl. 595, 602).

Een Duitsche kerk zal in plaats van de kruisiging den held in den hoogsten zin plaatsen (bl. 616).

Ziehier in het kort het standpunt van. Rosenberg, vooral zijn Anti-Semietisme.

Zonder een woord van critiek mag ik niet eindigen. 1)

Rosenbergs verheerlijking van het ras als de hoogste waarde is, afgedacht van het feit, of zij wetenschappelijk houdbaar is, zuiver heidendom. En dat zelfs de godsdienst aan een dergelijke gedachte ondergeschikt is, getuigt van een aanmatiging, waarvoor de Christelijke religie nooit mag wijken. Welk een armoede, welk een hier-beneden- (godsdienst zou, deed zij dit, dan triumfeeren! In net ras stijgt de m en s ch ten troon.

Geen wonder, dat het Oude 'Testament door Rosenberg wordt aangevallen. Zeker, dit is een uitvloeisel van zijn Anti-Semietisme, maar dit is ook een gevolg van het feit, dat in het Oude Testament de verhevenheid Gods zoo machtig wordt gepredikt. Dat het Oude Testament met het Nieuwe een onlosmakelijk geheel vormt, dat het Oude Testament den Christus brengt, dat heel de Schrift van God is ingegeven, door Hem is geopenbaard, wordt door Rosenberg niet beseft. Trouwens, zijn opvattingen zijn aan verkeerde boeken als die van Friedrich Delitzsch, den ^ooten Anti-Semiet^ ontleend, en hij beweert meer, b.v. ten opzichte van het Hebreeuwsche monotheïsme en van den Perzischen invloed op het Oude Testament, dan hij bewijzen kan. ^)

Maar Rosenberg is door zijn rassenJeer Anti- Semiet

Het is wel beschamend voor Europa, dat tegenwoordig het Anti-Semietisme op den voorgrond is gekomen. Vvant het Anü-Semietisme is in strijd met het Christendom, een symptoom van afval.

Welke fouten het Joodsche volk ook moge bezitten, wij moeten als eenige oplossing Van de moeilijkheden, waarvoor wij door dit volk worden geplaatst, zoeken het brengen van zooveel mogelijk Joden tot den Christus der Schriften. Wie geeft aan Rosenberg het recht het Joodsche ras te vertrappen, eigen ras te verheffen? God heeft uit éénen bloede het gansche geslacht der menschen gemaakt en het probleem is niet: hoe krijg ik een zuiver Noordsch ras, maar hoe kom ik als mensch in de rechte verhouding tot God?

En men vergete niet, dat de eeuwenlange onderdrukking van den Jood zijn slechte eigenschappen heeft ontwikkeld, s) Bovendien behoeft het volk der Joden zich voor mannen als de Bijbelheiligen waren, niet te schamen. Men denke aan de groote profeten. Ook Jezus was uit Israël, want het bewijs, dat Hij een Ariër was, is geen bewijs te noemen.

Bij het spreken over het Oude Testament verliest Rosenberg uit het oog, dat het Gods openbaring is. Bij het spreken over Jahwe, bedenkt hij niet, dat deze is de ware God, geen product van het Joodsche brein, maar de Schepper van hemel en aarde.

1) Vgl. voor critiek op den „Mytiius" het artikel van Ir B. ter Brugge in „De Reformatie" van 24 Mei 1935, 15e jaarg. no. 34. Deze wijst op de uitspraak van Dr Künneth in zijn boek „Antwort auf den Mythus", dat men met den „Mythus" niet klaar komt met de gebruikelijke methoden der wetenschap, om critiek te oefenen. „Rosenberg", aldus Künneth, „is noch een geleerde, noch een filosoof, maar een verkondiger van een nieuwe, door het ras bepaalde, revolutie, de ontdekker van een nieuw principe, de profeet van de religie van het Noordsche ras".

Vgl. over Eckehart bovenstaand artikel, bl. 276 (Ie kol.). Zie daar ook critiek op Rosenbergs standpunt ten opzichte van Paulus.

Zie over den „Mythus" en den Bijbel het artikel van Ir B. ter Brugge in „De Reformatie" van 31 Mei 1935, 15e jaarg. no. 35, bl. 284. Terecht wordt daar gezegd: „De drijvende kracht van alle aanvallen op den Bijbel, speciaal op het Oude Testament, is de grondelooze haat tegen al wat „Joodsch" is". Zie aldaar ook over het Joodsche ras als anti-ras van het Noordsche en over het standpunt ten opzichte van Jezus.

Vgl. ook Drs P. Prins: Een nieuw „Dogma" in „Geref. Theol. Tijdschr.", Nov. 1933 en Januari 1934. Ook Prins laat uitkomen, dat het rassenvraagstuk, waarvan het anti-semietisme de concretiseering is, het geheele werk van Rosenberg beheerscht. Zie ook Prof. Dr W. J. Aalders: „Nieuw-Germaansche theologie". (N. V. Holl. Uitgeversmaatschappij, Amsterdam 1935).

2) B.v. Jahwe is niet te vereenzelvigen met het verkeerde van het Joodsche volk. Hij loutert Jakob tot Israël, Hij straft en kastijdt, zoekt juist bij Zijn volk de zonden thuis (Am. 3: 2).

3) Er zijn toch wel andere kanten in het moderne Jodendom, die aan Rosenberg zijn ontgaan: de eerbied voor de ouders, het trouw nakomen van godsdienstige plichten. Men leze het boek van Ds J. van Nes: „Het Jodendom" (Kampen, Kok. 1933) en men zal een anderen kijk op de Joden krijgen, dan de „Mythus", in overeenstemming met de populaire opvatting, geeft •-•• '•

Vreeselijk is de gedachte, dat ook Rosenberg dien God boven zich heeft tronen. Men denke aan den rabsaké van Sanherib, die Hem smaalde en aan den Farao van Egypte, die den uittocht der Israëlieten weigerde.

Ja, hier staat geloof tegenover ongeloof! Wereldbeschouwing tegenover wereldbeschouwing!

Jezus is niet, zooals Rosenberg Hem teekent. Jezus heeft het Oude Testament en Jahwe aanvaard en is in dat geloof gestorven en opgestaan. Zelfs Zijn toorn in den tempel was toorn om de verontreiniging van den tempel te Jeruzalem, als het huis van Zijn Vader.

En van Paulus heeft Rosenberg niets begrepen.

Dat deze door de Joden vervolgde en gehate man hun aanvoerder wilde wezen in een wereldrevolutie, dat de dichter van I Kor. 13 en de schrijver van den brief aan de Romeinen het Evangelie van Jezus heeft vervalscht, is een te duidelijk onbewijsbare meening, dan dat wij er lang zouden bij stil staan.

Rosenberg verwerpt den Bijbel en verheerlijkt het ras.

En deze verwerping is bepaald door die verheerlijking.

Rosenbergs Anti-Semietisme benevelt zijn blik op figuren als Abraham en Paulus, op de geschiedenis der bijzondere openbaring.

En het practische resultaat is: het ongedaan maken van wat het Christendom bracht, de ontluistering van de vrouw, het meedoogenloos rekenen alleen met het belang van volk en ras.

De liefde van Christus dringt hem niet!

En daarom schreef hij de mythe van het bloed! Is het wonder, dat de God van het Oude Testament (en van het Nieuwe, mogen wij er wel bij- Voegen) door Rosenberg als een vijand van dit alles wordt herkend?

Wij kunnen, op grond van Zijn Woord, ervan overtuigd zijn, dat Hij deze mythe haat.

Wij allen hebben gezondigd. Elk ras!

Rosenberg kan alleen door een wonder van zijn dwaling worden verlost.

Hij huldigt een hier-beneden-godsdienst.

Zijn boek is een voorteeken van den naderenden Antichrist, den grooten tegenstander van Hem, Die een volk vormt en kocht uit alle natie en geslachten en volken en talen voor Jahwe, den God van Israël, den God van het Verbond.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1935

De Reformatie | 12 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1935

De Reformatie | 12 Pagina's