GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat wordt nu eigenlijk afgewezen?

Eerst dezer dagen kwam onder mijn oogen een recensie, waarschijnlijk geschreven door Ds H. Bakker (H. B.) in het „Kerkbeurtenblad" der Hervormde Gemeente te Amsterdam; gerecenseerd werd mijn „Ons aller Moeder". De recensent schrijft:

Deze uitvoerige brochure, ontstaan uit een artikelenreeks in het weekblad „De Reformatie" over „Kerkehjke gedeeldheid en Verbondsgehoorzaamheid", werd uitgegeven, „dat men elkaar zal leeren verstaan". Aanleiding tot het schrijven was de samenkomst, door het hoofdbestuur der Confessloneele Vereeniging belegd bij gelegenheid van de herdenking der Afscheiding van 1834 in de Pieterskerk te Leiden, 18 Oct. 1934. Daar spraken Ds A. B. te Winkel (Den Haag), Dr J. C. Kromsigt (Rinsumageest) en Ds J. W. Groot Enzerink (Leiden); de toespraken werden per radio uitgezonden. Hun thema was natuurlijk, dat gedeeldheid onder de kinderen van één Verbond op den duur onbestaanbaar is. Hierop nu diende Prof. Schilder van repliek. Ge kunt u voorstellen hoe. Op de bekende pikante wijze, gelijk men dat van hem gewend is. En... ofschoon waardeerend, toch ten eenenmale afwijzend. Inzooverre een goede voorbereiding voor de herdenking der Doleantie, die we in het volgend jaar hebben te wachten. Men leze en oordeele zelf.

Het merkwaardige in deze bespreking is, dat een lezer, die het boekje niet gezien heeft, den indruk krijgt, dat ondergeteekende „ten eenenmale afwijzend" staat tegenover de stelling „dat gedeeldheid onder de kinderen van één Verbond op den duur onbestaanbaar is".

latuuriijli werd die gedachte niet afgewezen; ze was juist de grondslag van heel het betoog.

En zoo blijven de kerken van elkaar verwijderd, o.m. ook doordat men de problemen voortdurend verkeerd stelt, en telkens weer „de vlucht uit het concrete" onderneemt.

„Twee uitbijters", en de kerk.

-'' „De Stuwdam", pas opgericht, geeft naast zeer veel dat heel goed is, ook volgend stukje, dat we even met zorg lazen (onder het kopje: „Twee uitbijters; C.D.U. en N.S.B."):

Als twee wel heel leelijke jonge eendjes zijn C.D.U. en N.S.B, aan de groote partijen van protestantschen huize concurrentie komen aandoen. Men moest in het groote gezelschap even aan deze nieuwelingen gewoon raken. In de Gereformeerde Kerken, tot nu toe politiek vrijwel homogeen, — met zeldzame uitzonderingen als wijlen Jhr Mr A. F. de Savornin Lohman behoefde men in de praktijk geen rekening te houden — meende men de leden van C.D.U. en N.S.B, zelfs hier en daar tot het lijdend voorwerp eener kerkelijke behandeling te moeten maken. Bedachtzame mannen hebben tegen die kerkelijke behandeling nadrukkelijk gewaarschuwd. Wij denken aan het referaat van Mr J. J. R. Schmal op den Haagschen kerkdag van 31 Augustus j.l.; deze Hersteld-Verbander waarschuwde er uitdrukkelijk voory de hitte van den politieken partijstrijd toch voorsQ niet naar het kerkelijk erf over te brengen. In de Gereformeerde Kerken van het Oude Verband gaan van gezaghebbende zijde al meer stemmen op, die eveneens tot matiging manen. Zoo hield Prof. Dr J. Waterink ter Friesche ouderlingen-conferentie een rede, waarin hij in het licht stelde, dat kerkeraden iemand niet mogen censureeren uitsluitend op grond van het feit, dat hij lid van een van genoemde partijen is. Het wil ons voorkomen, dat de hoogleeraar het bij het rechte eind heeft. Wij in Nederland zullen ons er aan moeten leeren gewennen, dat het lidmaatschap van een kerk niet zonder meer het lidmaatschap van een bepaalde, daarmede door personeele unie geparenteerde politieke partij met zich mede­

brengt. Men kijke maar eens naar het buitenland. We hopen, dat „De Stuwdam" zich er van onthouden zal, de hitte van het strijdend misverstand naar het kerkelijk erf over te brengen. De verzekeringen van den „hersteld-verbander" zijn volmaakt overbodig, de andere door den schrijver vermelde vermaning dito. Want er is geen enkele kerkeraad, die „uitsluitend op grond van het feit..." en wat dies meer zij iemand censureert. De kwestie is alleen maar, dat het belijden van de waarheid onder dure eeden-van-bevestiging niet samen kan blijven gaan met het verloochenen-daarvan; de een doet dat in een kroeg, de ander op huisbezoek, de derde in een politieke partij. Het is zotternij, te beweren: een kerkeraad, die zulke waarheidsverloochening behandelt, is tegen die kroeg, dat huisbezoek, die partij. Want hij is alleen maar vóór de waarheid en voor het houden-van-de-eedeh. Naar het buitenland kijken? Ja zeker! Dan worden we pas récht gewaarschuwd tegen dergelijke misverstanden.

y^ Het medische doel niet het eenlge.

In „Ons Kerlkblad" (Rijswijk, Voorburg, Leidschendam, Zegwaart, Loosduinen) schrijft H. P.:

Over bovengemeld onderwerp werd in de pers van vorige week nogal het één en ander geschreven. Prof. Schilder immers besprak in „De Reformatie" de ^.- kwestie van „Attestatie en N.S.B.-lidmaatschap", terwijl „De Standaard" van Vrijdag 25 Oct. j.l. een verslag gaf van de te Leeuwarden gehouden Friescho Ouderlingenconferentie, waar de Professoren Den Hartogh en Waterink voorlichting hebben gegeven „betreffende tucht over doopleden en nopens geestelijke orisisvragen."

Nu ben ik het met wat Prof. Schilder in bovengenoemd artikel heeft geschreven heelemaal eens. Ik ben geschrokken van wat hij aan 't eind daarvan meedeelt over getypte bezwaar-formules, die sommige Geïeformeerd© kerkeraden, die, met medische bedoeling, kerkelijke tuchtmaatregelen toepassen op N.S.B.-ers, somtijds schijnen te ontvangen „waarvan dan het vaderschap wordt toegeschreven aan eeU; met name genoemden gereformeerden predikant'. Dat was voor mij ontstellend nieuws, en 'k geloof, dat al onze kerken er recht op hebben, te weten of deze dingen alzoo zijn en, indien ja, of bedoelde predikant dan niet langs kerkelijken weg tot de orde behoort te worden geroepen.

Maar juist deze mededeeling versterkte mij weer in de meening dat, met betrekking tot tuchtoefening over N.S.B.-ers, teveel nadruk gelegd wordt op het ééne beginsel, dat zegt: „tucht wil genezen". En 't speet mij, dat Prof. Schilder daar in bedoeld artikel niet meteen op heeft gewezen.

Want, zeker, tucht wil genezen, maar tucht bedoelt óók de zuiverheid der gemeente te handhaven en de heiligheid van den Dlsch des Verbonds! En zelfs is dit een, in 't geheel niet onbelangrijk, punt van verschil tuseohen de Luthersche en de Geref. Kerk. De eerste gebruikte de tucht steeds vooral als opvoedingsmiddel, terwijl de laatste met haar in de eerste plaats de zuiverheid der gemeente en de heiligheid van den Disch des Verbonds bedoelde.

Laat mij 'dadelijk zeggen mogen, dat ik het met dezen schrijver volkomen eens ben. Het naar voren brengen van het element „genezing" was dan oo'k alleen maar een zijdelingsche reactie op de klacht van hen, die de kerkelij'ke censuur zoo hard vinden, en 'die meenen, dat 'het pleiten voor bediening van de tuoht farizeeuwschen 'hoo'gmoed onderstelt. In een volledig overzicht van recht en plicht der tuchtoefening zelf, moet hetgeen de schrijver in „Ons Kerkblad" opmerkt, wel 'degelij'k alle aandacht hebben. In verband hiermede schrijft H. P. nog :

D'an heeft Prof. Waterink gesproken over de tucht en het lidmaatschap der N.S.B, en daarbij, weer volgens het persverslag, gezegd: „Niet de kerk moet de oploflsing brengen van sociale problemen. Zij heefl het Woord Gods en de prediking des Verbonds in het midden des levens te brengen. Niet in de bestrijding van datgene wat niet waar is, maar in positieve verkondiging van datgene wat waarheid is moet ze haar kracht zoeken".

Toen 'k dit las, vroeg 'k mezelf toch af: maar brengt de verkondiging van datgene wat waarheid is, er mij niet vanzelf toe om stelling te nemen tegen datgene wat niet waar is? Stel, dat ik preek over 't begin van Rom. 13 en aldus de waarheid verkondig, dat 't overheidsgezag van goddelijken oorsprong is, dan moet ik toch, van die waarheid uitgaand? , den leugen bestrijden van hen, 'die in mijn tijd het volk als bron van dat gezag verheerlijken? Wanneer ik dat niet doe, dan versta ik toch mijn profetische roeping niet? !

Ook lijkt me 'de zinsnede, gebruikt in verband mei het N.S.B.-lidmaatschap en de kerkelijke tucht: „De bearbeiding is moeilijk en lang, de weg van de censuur kort, maar foutief", in haar algemeenheid onjuist.

Want ook de weg der censuur, zooals deze in de Geref. Kerken gebruikelijk is, is een moeilijke en lange weg. De weg der censuur is de weg der moeizame, langdurige „behandeling". Maar —' als in een zeer speciaal geval de censuurweg kort moet zijn, om derwille van de heiligheden van het genadeverbond, dan behoeft die weg daarom nog niet foutief te zijn!

Het is al „tucht wil genezen" wat de klok slaat, doch het allereerste moet blijven „tuoht wilde zuiverheid der gemeente en de heiligheid van den Disch des Ver bon s."

Ook 'hierover hebben wij reeds onze meening gegeven.

Parafrase van GaL i : 21 — 5:1.

Van Ds G. Vonk (in „Schiedamsch Kerkblad") citeeren we thans volgend gedeelte :

(21) Zegt mij, gij die dan zoo gaarne onder een wet wilt staan, hoort gij dan niet wat de wet, wat ihet wetboek van Mozes, de pentateuoh zélf zegt, wanneer u daaruit in de samenkomsten der gemeenten voorgelezen wordt? (22) Er staat n.m.l. geschreven, dat Abraham twee zonen kreeg, één bij de slavin Hagar, n.m.l. Ismaël en één by de vrije, bij zijn vrouw-in-vollenrechte, Sara, n.m.l. IzaAk. (23) Maar de ééne zoon, dien hij bij de slavin kreeg, is verwekt naar 't vleesoh, zooals elk kind verwekt wordt; Abraham was nog niet verstorven. De ander© zoon echter, dien hij bij Sara kreeg, is verwekt door de belofte; toen waren Abraham en Sara n.m.l. beiden verstorven, en toch is uit hen dat kind geboren, eenvoudig omdat God 'tbeloofd had.

(24) Nu deelt 'de Schrift ons in deze geschiedenis niet slechts mede wat er eens is geschied, een feit, maar nu maakt de Schrift ons door - die geschiedenis ook nog iets anders bekend, n.m.l. een regel, die alle eeuwen 'door geldt. De tegenstelling n.m.l. tusschen vleesdh en Geest. Want in die twee vrouwen zie ik iets dergelijks als in de twee testamenten, waarvan ik sprak in 3 : 15 (ik bedoel de wilsbeschikking, welke 'God aan Abraham schon'k, dus het belofte-testament) en waarop ik doelde in 4 : 1 (ik bedoel 'het testament, waaronder God bet volk deed leven, toen 'het nog, evenals een nog onmondige erfgenaam, zoo onvrij was als een slaaf). Ik zie Hagar overeenkomst hebben met het ééne testament, dat afgekondigd is van 'den berg 'Sinaï en 'dat, zooals gezegd, bet volk Israël als een nog-onmondig kind, maakte aan een slaaf gelijk, zoo onvrij. (25) De berg Sinaï ligt n.m.l. in bet oord der wet'geving in Arable; niet in 'het land der belofte, in Kanaan. Ofschoon ik 'hem in mijn vergelijkimg wél op één lijn zie met 'het in Palestina gelegene Jeruzalem van Bhans, de stad n.m.l. van het wettisch Jodendom, 'dat in plaats van den Christus Gods te aanvaarden, nog bij de regelen der oude bedeeling blijft, ja (en dat doet 'dit tegenwoordige Jeruzalem met zijn „'kinderen" juist in slavernij verkeeren) in de naleving daarvan zijn gerechtigheid voor God zoekt. (26) In tegenstelling 'daarmee staat echter de stad Jeruzalem, die boven is, waar Christus is, het Hoofd der 'gemeente en waar dus de gemeente des Heeren haar eigenlijke residentie beeft. Dat Jeru'zalem is vrij en dat is moeder van óns; van u, eertijds heidenen, en van mij. (27) Er staat immers geschreven in Jesaja, hoe de Heere 'het Israël van na 'de baïïingschap geluJk'kig prijst boven dat van daarvóór. Aldus :

„Verheug u, gij onvruchtbare, die geen kind ter •wereld 'brengt!

Breek uit in gejubel en roep luide, gij die geen moedersmart kent!

Want meer 'zuUen zijn 'de kinderen van haar, die zónder Man is, dan 'die van haar, welke nog niet verstoolen was."

Deze profetie wordt vervuld in de gemeente der nieuwe bedeeling. Het Israël der ballingschap scheen dood. Maar evenals 'de verstorvene Sara tegen alle vleesohelijke verwachting in moeder werd van een talrijk kroost, zou oO'k aan haar de wonderdoende kracht Gods blijken. (28) Tot deze waarheid strekt gjj'zelf ten bewij'ze broeders ! Want gij waart eertijds heidenen. Gij zijt geen vleeschelij'ke kinderen van A'bralham. Doc'h gij zijt 'beloftekinderen, kinderen a la Izaak, kinderen, niet door 't vleesch, maar 'door 'Gods belofte, 'door Gods Woord, door Gods Geest verwekt.

(29) Maar ach, 'de oude regel, waarvan ik zooeven sprak, zie ik óók nog 'bevestigd 'hierin: evenals Ismaël, die naar 'het vleesdh verwekt was, zich vijandig betoonde jegens IzaaJk, 'den door 'Gods Geest verwekte, zoo zijn oo'k nu uw dwaalleeraars vijanden van u en mij. (30) Dodh weet ge wel wat de Schrift zegt? „Werp de slavin en haar zoon uit! Want de zoon der slavin zal niet erven met den zoon der vrije". Aldus sprak Sara tot Abraham en al viel het Abraham zwaar, de Heere plaatste Zich achter Sara en H ü beval óók, 'dat Ismaël 'Zou worden 'heenge-

zonden. Welnu, Galatiërs, zendt gij ook zoo de vijanden van het Evangelie uit uvre gemeenten weg !

(31) Maar wij, broeders, gij en ik, vrij behooren •- binnen te blijven, want wij eijn geen filavinne-kinderen, doöh kinderen der vrije moeder (5 : 1) door de vrijheid, waartoe Christus ons 'heeft gebracht. Staat dan pai en laat niet toe, dat men u weer een juk van slavernij oplegt.

Psalmberijming Ds J. W. Gunst.

Weer van Ds Gunst uit „Leidsohe Kerkbode" zijn 'berijming van Psalm 12 :

1.

Geef uitkomst. Heer, wil Gij ter ihulpe komen, Werwaarts ik staar, 't is angstig om mij heen, Ik Vind onder mensohentinderen geen vromen, 'i Is bang om aan te zien, dat trouw verdween. 2.

Ik ihoor 'helaas geen woord van waarheid spreken, 't Is 'leugen, wat men tot elkander zegt. Vol vleitaal is 't, oprechtheid is geweken. Slechts dutóbelhartigheid wordt voorgelegd. 3.

De Heere snijde w«g de valsohe lippen. De tong van hem, die iedereen veracht. Die zegt: — en 't is geen onbedacht ontglippen — Wie heersc'ht er over ons, ons woord heeft macht!

4.

De Heere zegt: 'k Zal mij tot de armen wenden, 'k Zal opstaan, om 't geweld hun aangedaan, 'k Verneem 't gezuöht, dat opstijgt uit ellenden, %Maak vrij, die nu gedrukt daar 'henen gaan.

5.

Als zuiver izilver is het woord des Heeren, Dat in de werkplaats naar beneden vliet. Gelouterd in den smeltkroes zeven keeren; Doorzddhtig rein is 't, wat 'de Heer gebiedt.

6.

Gij, Heere, zult ons, naar Uw woord, bewaren. Altijd bewaren, tegen 't boos geslacht. De goddeloO'zen zwerven rond bij sc'haren. Als laagiheid zienderoogen groeit in kracht.

Wie durft ontevreden zijn?

Uit „De 'Groene Amsterdammer" knip ik :

De eigenaar van een Berlijnsch cabaret had een slecht najaarsseizoen gehad. Op een dag bezoöht 'hem een werklooze acteur, 'die 'hem voor een commissie van 10 pet. beloofde zijn theater tot den nok te vullen, zondere meerdere kosten of politieke verwikkelingen voor 'den eigenaar. De eigenaar sloeg toe. De acteur liet in 'heel Berlijn een programma met de namen der artisten aanplakken. Bij het laatste nummer stonden twee vraagteekens in plaats van een naam, be­ nevens de volgende zin: „Ieder die met dit nummer niet tevreden is krijgt 20 mark en 'zijn entree teru'g." Den volgenden avond was er een kilometer lange queue op 'den Kurfürstendamm. Toen het geheimzinnige nummer aangekondigd werd was de spanning tot kookpunt gestegen. Het 'goriijn ging op en op het tooneel versoheen de directeur, 'die aankondigde : „Dames en 'heeren, 'bet plaatselijke muziekcorps van de S.A. 'zal nu voor u het Horst Wessel lied spelen."

(„Evening Standard", London.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's