GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

y „Zum tode Gesiegt", of „Zum tode Gesündigt"? !

Ik heb eens den bekenden Dr Hans Lilje hooren spreken voor een universitairen kring, ergens in Duitsohland, over de techniek. De spreker is bekend door zijii geschrift: „Das technische Zeitalter". In de redevoering kwam o.ra. de uitspraak voor, dat de mensch in de techniek overW'Oianen heeft, maar — het was een Pyrrhus-overwinning: de mensch at zich den dood er aan. „Er hat gesiegt, aber er hat sich tod gesiegt".

Er zijm er meer, die er zoo over denken. Dat blijkt b.v, uit volgende opmerking, die ik ontleen aan „De Christelijke Technicus", orgaan van de Nederlandsche Vereeniging van Christelijke Technici. Daarin schrijfl de redacteur, de heer A. G. Vreugdenhil, het volgende;

Een van mijii beste vrienden zei deze week tegen me: „Weet je wel dat de naam „christelijke technicus" eigenlijk een contradictio in terminus is? "

Helaas wist ik dat niet en ik vroeg bescheiden om een nadere explicatie.

„Ja, zie je, " zei hij', „ik ben een trouw lezer van „De School met den Bijbel" en daarin stond eenige jaren geleden, dat de techniek een vloek geworden is, bijgevolg kan een technicus niet christelijk zij'ïi en een christen geen technicus."

Hierop geageert de redacteur als volgt:

Natuurlijk wilde ik een poging doen om tegen de meening van dat weekblad in mijn vriend tot andere gedachten te brengen. Maar hij weerde ze af en zei, dat hiji mijl een kaart zou overhandigen, waarop duidelük te zien was, dat de techniek toch werkelijk een vloek was geworden, althans zich op dit moment goddelijke eigenschappen ging toekennen en zich tegenover Gods Almacht ging plaatsen.

De kaart heb ik thans voor me liggen en ik veronderstel dat meerderen zich er al aan zullen hebben geërgerd.

Men ziet daarop den hemel geopend en door de wolken heen, krijgt men dan een gezicht op de aarde. Groote en machtige vliegtuigen, waaraan de hakenkruisvlag en de Duitsche driekleur wapperen, vervullen het luchtruim boven een zeer uitgestrekt vliegterrein.

Boven de wolken ziet men de hemelpoort, ook al versierd met guirlandes in de Duitsche kleuren en door de geopende deur, waaruit het hemelsche licht ons tegenstraalt, zïweven tal van engelen, naar de opening in de wolken, om zich te verlustigen in het grootsche schouwspel van de m'Oderne vliegtuigen in de lucht. Ze klappen in de handen en ziin vol van verbazing over de kundigheden van den mensch. En in een groote fauteuil en omgeven door de engelen zit voor de hemelpoort Petrus (zullen we maar zeggen, maar misschien is nog wel een hooger Wezen bedoeld) met een zeer langen baard en met een ouderwetsohe Duitsche pijip, welke tot aan den gpood reikt en op het goedige gelaat van dezen zeer ouden grü'saard is het duidelijk te zien met welk een groote verwondering en goedgunstig welgevallen hij het spel van het mensohenkind gadeslaat.

De kaart vertoont overigens kennelijk de teekenen van een propagandakaart voor de groote luchtvaart: „Grossflugtag!" ipiijkt boven dit tafereel en de keerzijde laat niet in het onzekere, dat de „Deutsche Lufthansa A.G." op deze wij'ze moet worden bevorderd.

Het spreekt vanzelf, dat wiji een techniek, welke zich op deze wijfce wil meten met Gods Almacht, tot in den grond van ons hart veroordeelen. Een christelijke technicus, welke zich dit ten doel stelt, is inderdaad niet christelijk.

Maar een land, dat zich van zulke propagandamiddelen voor een groot openbaar vervoermiddel bedienen wil, is eveneens al bedenkelijk ver van het christendom afgedwaald. En dan mag Goring honderdmaal, zooals laatst weer in de Saar, verklaren dat het christendom in Duitschland zal worden hooggehouden, maar het moderne heidendom is ondertusschen bezig met groote stappen zich van Duitscliland maester te malten.

De opmerldng lijkt ons volkomen juist. Want een „overwinning" is pas overwinning, als zij ons in het léven bevestigt en versterkt. Daarom kan men niet „Bum Tode siege n", ook niet in de techniek, ds cultuur. Men kan slechts „zum Tode s ü n d i g e n". E" natuurlijk dein óók in de cultuur. Het is goed, dat de

redacteur van gemeld orgaan daar nog op wijst, aJs hij 'olgende „toepassing" maakt;

En, mutatis mutandis hebben wij hier in Nederland precies hetzelfde te verwachten.

Och, het lijkt bij de volksgenooten nog zoo goed. Er zijn „de gereformeerde N.S.B.-ers", die de „Vova" TOI schrijven, maar niet op de vlakte durven te komen En hoor, hoe ze te keer gaan, wanneer 'op den Dom de socialistische liederen worden gespeeld.

Wij veroordeelen dat echter met evenveel kracht als de vuiligheid, die zij in strijd met alle menschelijke en zelfs nationaal-socialistische principes over het hoofd van tallooze Nederlanders heen gieten.

En zullen we nu eens in Amsterdam gaan luisteren naar een zangavond van de volksgenooten? Hoor, daar zingen ze; „Wilt heden nu treden enz.", het lied •van het christendom, het lied dat de christen beeft hewaard, toen er nog geen N.S.B.-er was en de volksgenooten van nu van dat lied niets wilden weten, maar even hard de internationale zongen en op Koninginnedag elk vertoon van oranje verwierpen.

„Treden voor God den Heere", dat beteekent Zijn eer alleen te zoeken en Zijn wil alleen te doen. In de techniek en op ons stembiljet en overal, zelfs zoo noodig tegen deze zangers van dit lied in. Dan zijn we pas christelijk.

Epidemieën.

„De Groene Amsterdammer" schrijft;

Vroeger teisterden epidemieën ons werelddeel. Nadat er dan tienduizenden waren weggevaagd en de bloei van heele landstreken was vernietigd, kwam er wel niet plotseling, maar toch met een op eenmaial krachtig merkbaren weerstand een einde aan zulk een plaag. Het voortschrijden was tot staan gebracht, nieuwe ziektegevallen kwamen zeldzamer en zeldzamer voor; op bet einde heelemaal niet meer; de bevolking herademde. Het was voorbij. Het virus zelf van de epidemie scheen na eenigen tijd krachten tot tegenstand gekweekt te hebben, waardoor de vatbaarheid van de bevolking voor onvatbaarheid plaats had gemaakt.

Epidemieën van deze soort komen bij' ons niet meei voor. Daarentegen zijn wij' met epidemische plagen van een andere categorie gezegend — psychische besmetting, immers, is een verschijnsel dat ons niet onbekend is. En evenals physieke besmetting zich tot een physieke epidemie kan uitbreiden, kan de psychiscbe besmetting tot een dergelijke wereldplaag oplaaien. Het fascisme geeft daarvan het bewijs. De macbtsaanbidding, de geëxalteerde verheerlijking van het geweld, dit geestelijk regressie-verschijinsel van een vermoeide menschheid blijkt in een bepaald tijdsbestek uitermate aanstekelijk te werken. De epidemie breekt uit, wanneer de voedingsbodem daartoe rijp is: dictatuur in de eene of andere variëteit, fascistisch of nationaal-socialistisch.

- De trouwgelofte aan den heer ISnssert.

Er zijn er ook nog wel onder ons, die de houding van de regeering inzake de N.S.B., en het verbod aan haar ambtenaren gegeven, onjuist achten, of vraagteekens erachter plaatsen. Het is goed, daartegenover te stellen wat „De Groene Amsterdammer" schrijft in een artikel „Vermoorde onnozelheid" van Mr H. P. Marchant. Het blad schrijft:

, , De algemeene leider" ontkent met veel leidersnadruk, dat bijl ooit zou hebben gezegd; voor een ambtenaar, die N.S.B.-er is, praevaleert de gelofte aan den leider afgelegd, boven zijn ambtseed van trouw aan de Regering.

Niemand had beweerd, dat biji dit bad gezegd: daarvoor is hiji te slim, wat iets anders is dan te verstandig en te bekwaam. De Regering beweerde alleen, dat het noodzakelijk volgde uit zijn beschouwingen.

En wat heeft hiji nu, in zijn redevoering, anders gezegd, zij' het met meer woorden? Wat doet volgens hem een ambtenaar, als hij: zijn ambtsplioht vervult? Hij gehoorzaamt niet aan het gezag: hij gedraagt zich naar de aanwijzingen, die een minister geeft als willig werktuig in de handen van Aalberse en Alharda, die met geen gezag zijn bekleed. Hij' prostitueert zich als een publieke vrouw voor den eerste den beste, die de kiezers over hem zullen stellen. Maar als N.S.B.-er beeft bij een plechtige gelofte afgelegd aan den „algemeen leider", den gezagvoerder bij uitnemendheid, den man met een „zending", zonder persoonlijk belang, zonder partij-oogmerk, die ons volk gelukkig wil maken.

En dan betwist hij' nog bet recht aan de Overheid om te beslissen: bijl deze ambtenaren acht ik de gezagsoefening in mijn naam niet veilig!

De Regering kan over de besliste uitspraak tevreden zijn. Zij beeft niet gedwaald.

y^ Lijfwacht van „Bonzen".

Men kent het lieflijk woord: „bonzen". Het komt op uit het dialect van Marxisten en van hun familie, de heeren van de N.S.B. „De Groene Amsterdammer" schrijft:

Langs dezelfde weg komt „de algemeen leider" ook tot zijn taxatie van de Bijz. Vrijw. Landstorm. Ook dit instituut noemt bij' niet een gezagsinstrument van de Overheid, doch een weerhaarheidsaf deling van 'politieke partij'en, een liifwacht van de bonzen.

Het is te begrijpen. Als „de algemeen leider" het ogenblik gunstig zou achten om het gezag, dat alleen bij' hem kan berusten, te grijpen, dan zou hxs stuiten op de Bij'z. Vrijw. Landstorm. Hij' wil daarom niet het instituut zien verdwijnen, maar hij' wil bet maken tot een instituut van z ij n partij.. Dat begrijpt de Regering. Daarom weert zij' daaruit, terecht, de N.S.B.-ers „als scburftige schapen". Deze schapen lij'den inderdaad aan een zeer gevaarlijke en besmettelijke schurft. Door hun intrede in de kudde zou deze als gezagscTgaan van de Overheid worden ver- ? "-.^t'gd. De Regering laat zich door „den algemeen leider" geen oren aannaaien. - -

Ook onze predikanten zijn onlangs in het N.S.B.dialeot „bonzen" genoemd. Want predikanten, moet u weten, zijn menschen, die over den rug van de geloovenden heen zich „opgewerkt" hebben, en nu in een behaaglijk leventje zichzelven weiden. Men moet het maar weten. De lieden van de N.S.B, fantaseeren zelf een „algemeenen wil", die dan in den „bizonderen wil" van Mijnheer de „Leider" vleesch en bloed geworden zou zijn. Dat is dan wijsheid van hun staat s-leer. Als zdj echter iets begrepen van de k è r k, en van het christendom, zouden zij weten, dat weliswaar de staat géén algemeenen wil beeft, maar dat er nog w è 1 een zeker gereformeerd k è r k-recht is, dat het „amit aller geloovigen" erkent, en alle speciale ambt, dus ook dat van den predikant, afhankelijk stelt van dit algemeene ambt van alle geloovigen. Daar is dus de eenige gezonde manier waarop het „bizondere" een uitspraak is van het „algemeene" (gelijk de predikant immers in de Kerk gebonden is aan de belijidenis der kerk zelf). Dat N.S.B.-ers dat niet zien, bewijst, dat hun „Beweging" het christelijk geloof, en de kerk, niet kent. En als zijl dan de predikanten als „bonzen" zien? Och, ook dat is weer misverstand; want zij' begrijpen niet de ambtsgedachte. Die een ambt bedient staat PTecies aan den anderen kant van den z.g. „bons".

Ach, dat Marxistische dialect. Wat heeft bet al een ellende gebracht, ook in N.S.B, en C.D.U.

Plank ol Paneel.

Een van onze lezers is zoo vriendelijk, mü een gedeelte te zenden van een exemplaar van een in Amsterdam verschijnend kerkelijk orgaan (niet het officieele Kerkbeurtenblad)', welks naam ik niet precies weet. We treffen daarin volgend artikel:

Het „Kerkbeurtenblad" deelde mede, dat op een schrijven van Prof. de Hartog, om de plank, die sedert 1886 het paneel in de deur van de kerkeraadskamer vervangt, weg te nemen nu de ingang gerestaureerd is, afwijzend beschikt was. Waarom is dit geschied?

Onze kerkeraadsverslaggever vertelt er ons en Prof. de Hartog, met wien we een gesprek over deze zaak hadden, iets van. Het blijkt thans, dat onze kerkeraad den historiezin wil aankweeken. Voorwaar een loffelij'k steven, dat een redactie, die blijkens het inrichten van een tentoonstelling van Hervormd Amsterdam hetzelfde nastreeft, niet anders dan toejuichen kan.

Blijkbaar heeft de kerkeraad het niet noodig geoordeeld de motiveering aan den schrijver zelf mee te deelen, ook al is deze oud-predikant onzer Amsterdamsche gemeente. Voorwaar weer een loffelijke daad. Gemeenteleden zonder functie of titel hebben soms geklaagd, dat ze geen of een ongemotiveerd antwoord kregen; het is dus verheugend te merken, dat er geen onderscheid wordt gemaakt, dat geantwoord wordt zonder onderscheid des persoons.

Ondanks dit alles, is Prof. de Blartog toch niet voldaan. Hijl vertelde ons, dat hij', zoodra hij gemerkt bad, dat na het herstel dat uitgezaagde paneel niet was weggenomen, aan h.h. kerkmeesters had geschreven, door vrie echter geen beslissing kon worden genomen, aangezien het een kwestie des kerkeraads was. In zijn schrijven aan den kerkeraad verzocht toen Prof. de Hartog den strijdbijl, eens door Dr Kuyper ' zoo krachtig gehanteerd, in dezen tijd, waarin het Christendom zoo in de barning staat, te begraven. Hij herinnerde eraan, hoe Naatje van den Dam door de Regeering is verwijderd om geen voorwendsel te geven voor wrijiving met den ouden vijand België; kan nu de kerk dit voorbeeld niet volgen? Is bet noodig deze trofee van de scheuring zoo triomfantelijk tentoon te stellen?

Wij kwamen even te spreken over de geschiedenis, waarop Prof. de Hartog opwierp, dat we de historische en de juridische zij'de maar beter buiten beschouwing moesten laten, want dat niet vaststond, ofKuyper wel juridisch aanvechtbaar gehandeld had.

In het archief 'onzer gemeente zijn waardevolle herinneringen aan verleden tijden; o.m. moet in de N.Z. kapel nog steeds staan de kist van bet Heilig Mirakel van Amsterdam. Zouden wij' die ook niet eens te voorschijn halen ten einde de historiezin aan te kweeken? O.i. levert die veel beter stof om strijdbare Hervormden te voeden. Of zouden we de geschonden deur liever naar de N.Z. kapel brengen en trachten samen te gaan en samen te werken, waar dat mogelijk is?

De tentoonstelling in het Oudeliedenhuis heeft aangetoond, wat al goeds en opbouwends er door onze kerk is gedaan, welke rol zij uit sociaal en maatschappelijk oogpunt, maar bovenal welke taak zij' als kerk beeft vervuld. Wij gelooven, dat dit voorbeeld beter zal wekken en strekken dan een herinnering aan iets, waar het negatieve zoo sterk uit spreekt.

Men lette op de door ons gespatieerde woorden: „dat niet vaststond, of Kuyper wel juridisch aanvechtbaar gehandeld had". Legendevorming beeft ook hier veel kwaad gedaan.

N.S.B. en tucht.

Ds E. Hi; Broekstra schrijft in „Leidsche Kerkbode", nadat hijl van het besluit der classis Leiden inzake de N.S.B, melding gedaan heeft:

Jammer is het, dat Prof. Waterink op een vergadering in Leeuwarden een geluid heeft doen hooren, dat met dat der Cla.ssis Leiden in flagrante tegenstelling is. Tenminste, indien bet in de pers verschenen verslag juist is. Tot dusver is er, helaas, nog geen nadere rectificatie van dat verslag gegeven, zoodat het vermoeden al sterker wordt dat het inderdaad juist heeft weergegeven, wat door Prof. Waterink is be^ toogd. En dan spijt het mij' ten zeerste, dat op d i e vergadering Prof. W. zich aldus beeft uitgedrukt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1935

De Reformatie | 8 Pagina's