GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

YAKWETENSCI-EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

YAKWETENSCI-EN PRAKTIJK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarom een christen-arts aan uw ziekbed?

Vroeger kwamen artsen, die Christus-belijders waren, maar zelden voor. Door de materialistische levens- en wereldbeschouwing was het als bet ware een vanzelfsprekendheid geworden, dat de artsen niet in een God geloofden, en nog veel minder overtuigd waren van de noodzakelijkheid, dat ze voor hmi eigen eeuwig leven ©en Middelaar noodig hadden. Een ziel, die onsterfelijk was en na den dood bleef voortleven, werd geloochend. En waarom zou men zich dan ook bezighouden met die geeslehjke dingen en geloofszaken, waar de patiënten die door hen behandeld werden, nog zo» vaak aan vasthielden? Wiat geeft bet, als de zieke vóór een ernstige operatie al bidt of God (ie hand van den chirurg wil bestieren, want als zijn mes uitglijdt, gaat de patiënt toch immers te gronde? Een albestierend God, een Scliepper van hemel en aarde, en van al wat leeft^ werd ontkend. Men hield liever vast aan een of andere idee ter verldaring van het ontstaan van het heelal en van liet leven op aai-de, en aan de evolutietheorie om (ie veelheid der soorten begrijpelijk te maken.

Hel 'is mij altijd een raadsel geweest, hoe het hogelijk was, dat iemand uit geloovige kringen door de studie der geneeskunde kon afdwalen van 2ija Godsgeloof. Veeleer zou ik het omgekeerde fennen verwachten: door de studie der natuur, ^an plant, dier en mensch, van alle verschijnselen die het leven biedt, van de wonderen die ^cb dagelijks in het heelal voor ons oog openbaren zou men moeten komen tot bewondering en aanbidding van den alwijzen God, die met Zijn almacht heel deze Schepping beeft geformeerd en 'log steeds onderhoudt.

Hoe te verklaren dat er vroeger slechts sporadisch christen-artsen gevonden werden? Dat lag *el hoofdzakelijk aan het milieu, waaruit de studeerende jeugd gerecruteerd werd. En dat was nu JUist niet direct de eenvoudige, geloovige man. «el vaker waren het personen uit de beter-geiiueerde ki-ingen, die in staat waren de langurige studie, die noodig was om arts te worden^ e voltooien. En juist in die hoogere standen, in die "erale kringen, had men geen God noodig.

! ^'J^kkig is het thans anders geworden. Vele J ngelui uit Christelijke gezinnen sludeeren thans, (ig ^^..^iJi reeds talrijke artsen in de practijk. In reünistenlijst van de Societas Studiosorum Re­ form atorum (de GerefornïeSpae^udentenvereeniging) telde ik ongeveer 150 artsen. Ongetwijfeld kan men het aantal Christelijke doctoren op enkele hondeirden stellen. Dit is een verheugend feit, en het zou voor heel ons Christenvolk een niet genoeg te waardeeren voorrecht genoemd moeten worden, als het mogeüjk zou zijn, dat ook aan de eenigei Universiteit in ons land, waar het onderwijs zich richt naar Gods Woord, de opleiding tot arts in vollen omvang kon genoten worden. Wiant als men gedurende zeven of meer jaren uitsluitend zijn onderwijs ontvangt aan een openbare universiteit, dan neemt men onwillekeurig vele dingen over, die volgens Christelijk belijden niet aanvaard kunnen worden. Men drinkt als het ware de materialistische en evolutionistische ideeën in, zonder dat men er zich steeds voldoende rekenschap van geeft. Hoeveel mist men ook niet wanneer gesproken wordt over de patiënten met geestelijke stoornissen, die maar al te vaak op godsdienstig terrein liggen (godsdienstwaanzin)? Hoe stelt de behandeling van vele zieken teleur, als men er niet op gewezen wordt, dat niet alleen een ziek lichaamsdeel, maar de zieke mensch, en vooral ook de geest van dien mensch mede behandeld tooet worden? Des te meer ligt er een roeping voor ons Christenvolk, om de opleiding tot arts ook aan zijn universiteit mogelijk te maken, vooral ook daar op de meeste andere gebieden de toekomstige leidsMeden wel hun opleiding aan de Christelijke inrichting kunnen genieten.

Hoe staat het nu echter met de vraag, of ge ©en Christen-arts aan uw bed moet roepen, als ge ziek zijl? In vele gevallen zal het weinig verschil uitmaken, of ge den eenen of den anderen arts neemt. Maar in ernstige gevallen van geboorte, ziekte en dood maakt het toch wel een groot onderscheid, of ge iemand aan uw bed hebt staan, die niet alleen u beschouwt als een patiënt wiens zieke lichaam hij zoo goed mogelijk moet behandelen, of dat ge ook een broeder bij u hebt, diq ook met u medeleeft als christen. Wiat moet het voor iemand zijn, die zijn einde voelt naderen, en die door de hulp van den dokter eenige verlichting krijgt in zijn lichamelijke benauwdheid, maar di'e ook gesterkt wordt en rust krijgt voor de ziel na het gebed, dal de dokter voor hem kan doen? Of zou het een moeder geen steun geven, als de dokter ook met haar kan spreken over geestelijke nooden, en over de stei-vensgenade die God schenkt? Wiat geeft het den Christendokter geen innige ziele^Teugde, wanneer hij zijn zieken kan begeleiden tot aan de poorten des hemels, om hen daar te zien binnengaan in het eeuwige ücht!

Kan een Christenarts niet veel beter moed in spreken, wanneer het gaat om een ernstige opeïatie? Weet hij niet dat het gebed dan zooveel steun en sterkte geeft? Wat dacht ge dat het voor ouders moet zijn, die hun kind moeten afstaan, als de dokter hen kan wijzen op de verbohdsbeloften Gods? Wiat kan een geloovig arts niet meer idoen dan zijn collega bij hen die naast hun üchaamslijden gekweld worden door angsten der hel, hen door den booze aangedaan? Of dacht ge dat een ongeloovige dokter daar anders dan schouderophalend tegenover zou staan? Maakt het voor u geen onderscheid wanneer uw dokter uw geliefde een spuitje geeft om hem van zijn pijn te verlossen, omdat hij toch immers dood gaat?

Zeker, ik weet wel, wij zijn geen predikant, en het is onze taak vooral verliditirig te geven in bet lichameUjke lijden en Ie trachten de middelen (en wegen te vinden die tot herstel kunnen bijidragen. Maar zou een Christen-arts niet geheel anders tegenover u slaan, wanneer er levensgevaar dreigt? Hij weet immers, dat er niet alleen een einde kan komen aan het leven van 't üchaam, maar dat de ziel dan pas zijn eeuwige bestemming zal krijgen, hetzij het leven, hetzij den dood? Zal hij u ongewaarschiiwd laten heengaan? Zal hij u niet eerder dan iemand die denkt: 3, dood is dood, na dit leven is het uif'^ opmerkzaam maken op den ernst van den toestand, opdat u niet onvoorbereid de eeuwigheid zult ingaan? Hoe moeilijk is het niet vaak, wanneer men ziet dat het lichaam den strijd tegen den dood niet lang zal kunnen volhouden, om dan te waarschuwen! Hoe kan de arts dan niet met zijn God worstelen, opdat Hij hem de juiste woorden op het geschiktst© moment doe vinden! Hoe kan een ongeloovige dal?

Hoe geheel anders staat hij tegenover de vraagstukken van voorlichting voor en in het huwelijk; tegenover de gezinsbeperking of - uitbreiding, tegenover de taak van de hulp aan geesteszieken, lichamelijk gebrekkigen en onvolwaardigen! Hoe verschilt zijn houding ten opzichte van het streven naar verbetering van het ras (steriUsatie); tegenover den lichaamscultus, die zich toespitst in een dwaze sportvereering! Hoe staat hij tegenover de verbetering der moraal; tegenover het alcoholgebruik met zijn funeste gevolgen voor het nageslacht!

Al deze ernstige vraagstukken en nog zoovele meer, maar vooral die van leven en dood, doen het verschil tusschen den Christen-arts en den ongeloovigen dokter het meest uitkomen.

In minder ernstige ziektegevallen merkt men het onderscheid tusschen beide natuurlijk niet zoo erg op. Maar daar wij eenmaal allen geboren worden en gezet zijn eenmaal te sterven, en de arts de persoon is, die bij beide gelegenheden het veelvuldigst aanwezig is, daarom is het al reden genoeg om te weten wat men doe, als men voor de keus gesteld wordtj een Christen-arts te raadplegen of niet.

Er zijn natuurlijk bezwaren. Het geval kan zich voordoen, dat iemand al jaren lang in behandeling is bij een anderen dokter, en dat de verhouiding tusschen geneesheer en patiënt zoo is als deze zijn moet, d.w.z. dat hij beschouwd wordt als een vriend, die helpt in nood. Dan wordt het moeiüjker om te besUssen. Den ouden dokter afwijzen en den nieuwen roepen? Ieder neme dan zijn besluit, maar bedenke wel wat ©en eenvoudig Christen me zei: „Zouden wij steeds gebeden hebben of God ons Christen-artsen zon willen geven, en of Hij de gelegenheid tot opleiding voor arts aan de Christelijke Universiteit volledig zou willen doen worden, en zouden wij hem dan niet nemen? " Geloof maar \Taj, dat noch Roomsch-iKatholiieik, noch liberaal of wie dan ook van andere overtuiging, zooveel consideraties in acht zou nemen, als het er om gaat artsen van hun richting te nemen.

Daar komt in den tegenwoordigen tijd nog iets bij. Het aantal artsen neemt zoodanig toe, dat nu ook Christen-jongelui die een plaats tot vestiging zoeken, vaak moeilijk kunnen slagen. Ook hier voor ons Christelijk volksdeel een taak om hen te wijzen op gunstige gelegenheden tot vestiging en hen niet laten staan als ze zich een plaats uitgekozen hebben.

Condudeerende komen we tot het besluit, dat het voor ons Christenvolk ©en vanzelfsprekend feit moet zijn, dat ze aan hun eigen ziekbed^ aan dat van "vrouw en kinderen, , slechts een Christen-arts willen hebben, als de gelegenheid zich voordoet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

YAKWETENSCI-EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's