HET BOEK VAN DE WEEK
Licht en Luchter.
„Licht en Luchter". — Uitgave van den Bond van Meisjes-Vereenigingen op Geref. Grondslag in Nederland. (124 blz.).
Het is wel een heel bijzonder werkje, hetwelk de Meisjesbond nu heeft uitgegeven. Wij doelen hiermede nu eens niet op de wijze van uitvoering door den niet genoemden drukker. Neen, wij hebben het oog op het karakter van dit boek in vergelijking met al de andere uitgaven die de Meisjesbond in den regel doet verschijnen, meestal toch leidraden e.d. te gebruiken bij den wekelij kschen arbeid op de vergaderingen der vareeiiigingen en bij de voorbereiding voor die vergaderingen door de leden der vereenigingen. Van dat soort uitgaven nu is dit boekje geheel en al onderscheiden. Het wil er ook van onderscheiden zijn. Het titelblad geeft daarvan uitdrukkelijk getuigenis door te zeggen dat het is samengesteld „ter gedachtenis" van de „Eere-Presidente H. S. S. Kuyper".
Wanneer wij ons afvragen of dit doel: het levendig houden niet alleen, maar ook en daarin het eeren van de nagedachtenis van Mejuffrouw H. S. S. Kuyper, met dit boek is bereikt, dan zijn wij geneigd daarop een volmondig ja te antwoorden. Het is o.i. niet alleen een bijzonder, maar ook een wonderschoon boekje geworden.
Wij mogen wel allereerst het bestuur van den Gereformeerden Meisjesbond, op wiens verzoek dit boek werd samengesteld, dankbaar zijn voor zijn initiatief en voorts ook voor zijn besluit om de „samenstelling" (een te bescheiden woord, in dit geval!) te leggen in de handen van Mej. J. H. Kuyper. Wie zou dat beter hebben kunnen doen dan de Zuster, die zoo veel jaren lang met. Mej.
H. S, S. Kuyper heeft meegeleefd en zich zoo van nabij heeft kunnen overtuigen van de intense en de immense belangstelling van de nu Ontslapene voor haar bond?
„Haar" bond. Ook dit mag gezegd worden, al is dan de eerste stoot tot het oprichten van den Bond niet van Mej. H. S. S. Kuyper zelf geweest. Maar we weten hoe aanstonds haar medewerking en leiding is verzocht, toegezegd en alle volgende levensjaren is gegeven ook. Zoo is dan de Bond vanaf zijn eerste levensbestaan toevertrouwd geweest mede aan de hoede van Mej. H. S. S. Kuyper.
Wanneer wij dan het bestuur van den Bond gedankt hebben voor zijn besluit tot uitgeven, dan mogen wij tlians ook volle aandacht geven aan en onzen dank uitspreken voor de wijze waarop Mej. J. H. Kuyper dit alles heeft verzorgd. Vijf lezingen door Mej. H. S. S. Kuyper gehouden voor den Meisjesbond zijn in het werkje opgenomen, met een lijst van werken door haar geschreven en dit alles wordt ingeleid door een „Levensbericht" (t.m. blz. 45) van de hand van Mej. J. H. Kuyper zelve. Zoo is tweeërlei verkregen: wij kunnen opnieuw genieten van hetgeen Mej. H. S. S. Kuyper zelf heeft geschonken aan den Bond; wij kunnen voorts ook door hetgeen haar Zuster heeft willen openbaren, ook omtrent het meer verborgen leven van de Overledene, beter ingeleid nog worden in en verstaan de groote kracht van de liefde, welke Mej. H. S. S. Kuyper den Bond heeft toegedragen.
Het is uiterst moeilijk over dit levensbericht te sclirijven. Te schrijven althanspubliekelijk.Want het is haast te teer, om er werkelijk recenseerend mee bezig te zijn. Wij willen dat ook niet doen. Wij willen slechts met alle kracht aandringen op de lezing van dit levensbericlit op een stille plaats en op een rustig oogenblik. Voor wie deze regelen in zich opneemt, zal er een geloofssterkende en troostende werking van uitgaan.
Op slechts een enkele passage, die in direkt verband mag worden gebracht met het werk van Mej. H. S. S. Kuyper voor den Meisjesbond, zij hier gewezen. Er zijn tal van andere passages die wij ook zeer gaarne naar voren zouden willen brengen (zoo b.v. wat omtrent Dr A. Kuyper is geschreven op blz. 28 en ook op blz. 39/40), maar wij willen die hier slechts even noemen om tot de lezing van dit boek te prikkelen.
Bijzondere vermelding mag hebben, hetgeen Mej. .1. H. Kuyper ons thans wil toevertrouwen om Irent het gebedsleven van haar Zuster. Zij deelt op blz. 41 mee hoe, nadat haar tegenwoordig woonhuis was gekocht en voor het eerst na den koop werd betreden, Mej. H. S. S. Kuyper „zich gedrongen gevoelde daar neer te knielen en God te danken voor Zijn gave en het huis Hem te wijden".
Wij willen dit beeld van de twee geknielde vrouwen in een nog kaal huis vasthouden en dan onzen God danken, dat Hij zulk een vrouw den Bond tot Moeder heeft gegeven. En wij zien van die gebogen gestalten op tot God, die ons toegezegd heeft geen bidder onverhoord te zullen laten heen gaan en willen dan de verliooring van het gebed ook zien in het leven van den Bond zelf voor wie zoo ontzaggelijk veel in dit huis is gedaan. Dit laatste is bekend genoeg aan ieder die eenigszins met den Bond heeft meegeleefd. Wij zullen die verhooring niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats willen zien in den groei van den Meisjesbond; getallen toch zijn niet altijd een bewijs van zegen. Maar wij willen den zegen en de gebedsverhooring wèl zien in den omvangrijken arbeid van den Bond op geestelijk terrein (wie kent het aantal leidraden in al die jaren versleten, de kolommen van Bouwen en Bewaren? We willen evenwel ook hier niet tellen gaan!). De beteekenis van dien arbeid is niet in getallen uit te drulcken, ook haar willen wij evenzeer in het geloof aanvaarden.
Zoo willen we Mej. J. H. Kuyper danken voor liaar daad van ons in te leiden ook in het zieleleven van haar Zuster. Het zal de lezers en lezeressen slechts kunnen sterken in het geloof en kunnen voeren ook tot het eigen gebedsleven, wanneer men zoo leest wat de Bonds-Moeder heeft gedaan. Op het titelblad vinden wij opgenomen als motto het woord, waarmee Mej. H. S. S. Kuyper zelf eenmaal een lezing inleidde, n.l.: „Gij zijt het Licht, laat mij de luchter zijn". Niemand zal betwisten dat deze woorden met recht op dit titelblad mochten worden afgedrukt. Aan Mej. H. S. S. Kuyper i s die bede vervuld; zij hééft mogen zijn de luchter, die het licht van haar God verspreidde. En nu wordt die bede nogmaals allen lezers voorgehouden en ingeprent.
Onzen dank willen wij ook vertolken door hier te verklaren, dat Mej. J. H. Kuyper, die ook hierin met haar Zuster zal hebben meegeleefd, gelooven mag, dat ook te haren opzichte die bede in vervulling is gegaan, al was het dan alleen maar door 't schrijven van dit Levensbericht. Deze verklaring is niet maar vooronderstellenderwijs; wij wéten van meer dan één lezer(es) dat zij op feiten berust
Moge nu de vrucht van dit boekje wezen, dat vele, zeer vele leden van den Meisjesbond mede door de lezing van dit werkje er toe mogen worden gebracht om steeds meer te worden: biddende docJiters van een biddende Bonds-Moeder.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1936
De Reformatie | 8 Pagina's