GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Klassiek of canoniek.

I.

Eenige jaren geleden kreeg ik eens bezoek van twee ouderlingen, waarvan de eene, toen het gesi> rek was afgeloopen, wees op een boek, dat hij op tafel zag liggen. Het was een Plato-text. Hij vroeg wat het was, en merkte na het antwoord op: „Die schrijver was toch een heiden, nietwaar? " Het antwoord kon niet anders dan bevestigend luiden.

Achter deze simpele gebeurtenis — is ze wel zoo simpel als ze lijkt? — ligt heel wat. Want dit dialoogje heeft zich niet alleen toen, tusschen die bepaalde personen, afgespeeld, maar — in verscliillenden vorm — vele malen gedurende vele eeuwen. En de elementen van dit gesprek waren steeds dezelfde: aan de eene zijde 't constateeren van een nuchter feit, gepaard met een lichte verbazing, wellidit gemengd met een berusten in wat blijkbaar te moeilijk is om zoo maar even opgelost te worden; aan de andere zijde het gevoel dat hier, zij het onzeker, een afkeurend oordeel werd uit_gesprOken, althans een vragende bedenking geopperd.

Al deze, door de eeuwen heen zich herhalende gesprekken zijn ook daardoor gekenmerkt, dat ze niet af waren. De vrager besefte vagelijk, dat er iets niet in orde was; maar wat? En de antwoorder besefte, dat er iets niet in orde was, niet alleen bij het geconstateerde feit, maar ook bij den vrager; •maar wat? Het kleine gesprek schijnt toch niet zoo simpel te zijn geweest als het eerst leek.

Een onaf gesprek laat een gevoel van onbevredigdheid achter. Dat gevoel kan in dit geval tijdelijk verdwijnen, b.v. doordat de vrager van zooeven bedenkt, dat hij niet geroepen is hier een oplossing te brengen, en dat degenen, die zich met zulke dingen bezig houden, het wel beter zullen weten dan hij. En de onvoldane antwoorder kan zijn onbevredigdheid tijdelijk kwijt raken, b.v. door Plato te gaan lezen. De lectuur zal hem ongetwijfeld boeien en verrijken. Straks zal bij misschien glimlachen om den man, die genoemde vraag stelde. Maar daarmee is het gesprek nog niet af.

Had de man, die Plato een heiden noemde, gelijk of niet?

Natuurlijk had hij dat. Calvijn moet denzelfden auteur eens „ce pauvre payen" genoemd hebben.

Dus?

Tweeërlei antwoord ligt terstond voor de hand Het eerste is: lees Plato, dan zult ge wel bemerken, dat het niet verkeerd is het werk van dien heiden te bestudeeren:

Het tweede luidt: lees PlatO' niet.

Als we de eerste raadgeving nader bezien, rijst de vraag: wat beteekent deze raad? Beduidt het: „je moet er tegen kunnen, en anders blijkt, dat je al van te voren niet gezond van ziel was"? Zoo iets als: iemand, die niet zwemmen kan in het water gooien, dan redt hij zich wel? Of meer gematigd: lees Plato, maar vergeet daarbij je Bijbel niet; plons je in de klassieken, maar denk er onder de hand om, dat je een twintigste-eeuwsch Calvinist bent? Of ligt er een diepere gedachte achter: al dat getheoretiseer is toch niets gedaan, het opstellen en uitpluizen van beschouwingen is een ziekelijk versdiijnsel, stort je in de daad, in de werkelijkheid waartoe ook de werken van de klassieken behooren — voor wie er aanleg voor heeft —; vind je weg al doende, want al dat theoreliseeren is maar nutteloos droogzwemmen?

Deze mogelijke bedoelingen van den raad (er zijn alliclit nog meer mogelijkheden) doen direct vragen opkomen, die zich niet laten afwijzen.

Al dat theoreüseeren... maar is dat zelf dan geen theorie? En is die theorie aanvaardbaar? Het lijkt wat op een verdediging van een pragmatistisclie houding; is die gerechtvaardigd? Welke zijn de onderstellingen van een „plons je in de klassieken, en bewijs zoo je geestelijke gezondheid!", of „draag onder de hand zorg voor die gezondheid!"? Zijn die klassieken een gezondmakend of de gezondheid bevorderend element, al of niet tevens een gevaar?

Of is misschien de tweede raad beter: lees de klassieken niet, mijd en vlied ze, ze waren heidenen; van hen is slechts heidensche wijsheid, wijsheid van beneden te wachten, en die is aards ch natuurt ij k, duivelse h, ©n kan derhalve niet scherp genoeg afgewezen worden.

Glimlachen we daarom? Glimlachen we misschien ook om Herbert van Losinga (f 1119) die zich ernstig bezwaard voelde, omdat hij Ovidius zoo mooi vond; of om Hieronymus (4de eeuw na Christus), die zich in den droom het verwijt hoorde toeslingeren, dat hij niet een Christianus, maar een Ciceronianus was, niet een Christen, maar een Cicero-bewonderaar? Toen hij ontwaakte, schreide hij zóó hartbrekend, dat de omstanders wel moesten gelooven, dat zijn berouw oprecht was; desondanks bleef hij niet bij zijn voornemen, voortaan geen Cicero meer te lezen

Die naieve Hieronymus toch!

Haast zoo naief als die ouderling van zooeven! Jawel, maar laat ons dit even vaststellen: tenzij onze gerechtigheid overvloediger is dan die van Hieronymus-in-deze-episode en van den ouderlingin-zijn-naieveteit, hebben wij het recht niet om hen te glimlachen!

Er zit hier iets. En 't feit, dat men er zich niet druk over maakt, bewijst nog in het minst niet, dat men er ook mee klaar is. Of zegt het weinig, dat een gestudeerde, of hij wil of niet, moet erkennen: ja dat zijn nu dingen, waar ik met m'n eenvoudigen vader niet over praten kan. De bezwaarde monnik, die tóch Ovidius las, is nog minder ongehoorzaam, dan de gestudeerde classicus, wellicht leeraar aan een Christelijk gymnasium, die met zijn vader „over die dingen" niet praten kan.

Dus afwijzen? Zeker, afwijzen.

Maar nu een vraag: kan men iets afwijzen door te doen alsof het er niet is? Vermindert daardoor de kraclit ervan?

Wie iets weet van de geschiedenis van het onderwijs, de staatsinrichting, de natuurwetenschappen, de litteratuur, de wijsbegeerte, de theologie, die weet, dat men daar overal de klassieken tegenkomt, op allerlei manier. Het mijden van de klassieken beteekent dus een afbrekende houding, een historische ontworteUng, een geestelijke verwildeding.

Tot zulk een houding, — die natuurlijk te veroordeelen is — kan men komen door niet in het oog te houden, dat het God is, die de geschiedenis maakt. Dat Hij het is, die de klassieken schiep, en heel de beschavingsontplooiing van Hellas leidde, ' en de Hellenen tot leermeesters verkoor van Europa, tot op den huldigen dag.

Dus, de klassieken zijn eigenlijk dienstknechten des Heeren. Ze gebruikten misschien een beetje andere termen, maar ze zochten God. Zij openbaarden Zijn gedachten in hun taal, op hun wijze. Wij doen het anders, misschien beter — maar dat staat nog te bezien — maar in elk geval, zij deden het óók.

Plato was een Grieksch-sprekende Mozes. Neen, dat is toch te bar. Maar hij was het wel een klein beetje. Of neen, ook niet een klein beetje, maar wij kunnen het er een klein beetje in zien. Hij zeide n.l. dingen, die hij zelf niet goed snapte, maar die wij wel begrijpen. Hij had, en velen der Grieken hadden dat, een soort onbewust verlangen naar het Evangelie, dat hem dreef tot uitingen, die hem zelf duister waren (net zoo duister als dat verlangen) maar die wij nu verstaan als een tasten naar het eigenlijke. Naar zulke duistere uitspraken zoeken we nu. Dat doet ons Plato verstaan. Er is een heel eenvoudig middeltje op, zulke uitspraken te vinden. Dan rukken we heel gewoon één of meer zinnen uit hun verband. Door zoo'n operatie wordt soms de begrijpelijkste plaats aardig duister, 't Is ook heel grappig. Ik leg een houtje op tafel, en mijn hoed daar boven op, en als ik straks mijn hoed weghaal, kijk, dan komt er een vogeltje onder vandaan.

Het is niet alleen erg leuk maar ook diepzinnig. Want dat houtje, dat was het vogeltje. In het houtje zat de logos van het vogeltje. Ik moest er alleen eerst even mijn hoed op leggen, anders kon ik het u niet laten zien.

Wie meent, dat dergelijke trucjes in onze dagen niet meer worden toegepast, vergist zich,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1936

De Reformatie | 8 Pagina's