GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

uit het Martyrlum van Guido de Brés.

V. (Slot.)

Het sloti) van den tr o os Lbrief, welke Guid'O' de B'rès aan zij n moieder schreef.

Tenslotte, goede moeder, bid ik u, d^at ge u in uw verdrukking een moedige vrouw moogt betoonen, en ge deze beproeving als u van God toegezondenj, met geduld en blijmoedigJieid moogt dragen, wetende, dat het het welbehagen Gods is, hetwelk men in geen enkel opzicht m; ag wedterstiaan, al zou men het ook kunnen.

Leef 'het overige v, a, n uw dagen in de vteeiziei Gods, blijf mijner gedachtig, ook zooals ik mijn God gediend heb tot in den dood. Ik blijf u steeds, zoolang gij in deze wereld nog zult leven, mijn a'rme vrouw en kleine kinderen bevelen. Zij verliezen hun vader in 'hun prille jeugd. Ik bid den Heere mijn Goid met mijn geheele haït, dia, t Hij hun een ontfermend en barmhartig Vader zij, en dat Hij hun van Tiun jeugd af aan geve zijn Heiligen Geest en hen in Zijn vreeze doe wandelen al den tijd van hun leven.

Ik vraag Hem zonder ophouden, dat Hij mij wel doe hierin, dat Hij zich de man mijner arme weduwe betoone en baar zegene en altoos geinadig zij.

Ik ben blij, dat zij zich met haar Idnderen naar Sedan begeven heeft: dit geeft mij eenige vertroosting en rust.

En hoewel zij van u en mijn broeders veirwij: derd is, zOo bid ik u allen haar nooit te vergeten: maar voor haar en mijn kleinen zorg te dragen. Ik bid den Heere mijn God, dait het Hem behage u te vervullen met al Zijn genaden en hemelsche zegeningen en dat u in uw grijsheid meer en meer geëerd worde en Hij u bevestige in , a(l het goede, totdat Hij u met al Zijn ware kinderen in Z; ijn ziaüg Koninkrijk opneme. Ik beveel u Gode en dteai Woorde Zijner genade, welke machtig is u op te bouwen en u een erfenis te gaven onder 13, 1 de heiligen.

Adieu moeder, adieu goede moeder: de Heere moge u troosten in uw verdrukking. Den 19den Mei 1567.

Door uw zoon, die u hartelijk liefheeft, Guy de Brés, gevangene en geboeide voor Jezus Christus, den Zoon van God.

Bekend is het verhaal, dat Guy's moeder, toen hij nog geboren moest worden, een ItaUaanschen momiik volgde, die predikte in de striaten van Bergen. Zij bad in stilte, dat het kind, welkis geboorte zij verwachtte, ook zulk een prediker van het Woord Gods zou worden.

De vader van Guy de Brés was stoffenverver. Zijn broeders, op wie hij voor zijn vrouw een beroep dtoet, hebben met hem de Reformiatia omhelsd. „Ghristophe is in het jaar 1568 uit Bergen verbannen, terwijl zijn goederen werden verbeurd verklaard. Jean is in 1562 op het kasteel te Bergen gevangen gezet, tweemaal op dte pijnbank geworpen en veroordeeld tot een openbare boetedoening. In 1568 werd hij opnieuw vervolgd. Hieraan kan worden toegevoegd, dat Daniël de la Deuze, gehtiwd met een zuster der genoemde mannen, een vurig aanhanger was van de gereformeerde leer. Hij woonde te Valenciennes; na de inneming der stad is hij ter dood veroordeeld, en in Jan. 1569 aldaar onthoofd."

Zijn dood.

Tenslotte laat ik nog volgen het korte verhaal van den marLeldood van Guido de Brés en Peregrin de la Grange. Het is niet erg vlot geschreven, maar in zijn eenvoudigheid toch zeer aangrijpend.

De dood van deze twee dienaren Gods, predikanten der Gereformeerde Kerk van Vallenciennes, te weten de heer Guy en de heer De la Grange, en van andere gevangenen op eenzelfden dag voor een zelfde zaak ter dood gebracht, zooals dat alles getrouwelijk op schrift gesteld is in den brief, welke hier volgt:

Zeer dierbare broeders, wij hebben u in kennis vsdllen stellen van het gelukldge verscheiden van onze beide broeders en predikanten, te weten Guy de Brés en De Peregrin de la Grange, die na gevangen gehouden te zijn geweest sinds den elfden April, 1567, tot den laatsten Mei van voiornoemd jaar, ten slotte ter dood veroordeeld zijn, namelijk, om opgehangen te worden op de markt vóór het raadhuis. Terwijl zij al den tijd van hun gevangenschap zich in hun boeien opgewekt gevoeld hebben, veranderden zaj ooJi gansdi niet aan het einde daarvan. iWant toen op den laatsten Zaterdag van Mei de Provoost dei" troepen hen tegen drie uur 's morgens kwam zeggen, dat zij zich op den dood moesten voorbereiden omstreeks tegen zes uur, begoinnen deze dienaren van 't Evangelie God te loven en den Provoost te bedanken voor 't goede nieuWs, dat hij hun bracht.

Kort nadat zij opgestaan waren betrad de heer Guy het voorplein, om al de andere gevangemeai te groeten en terwijl hij hun zijn vreugde betuigde, sprak hij tot hen op deze wijze: 'Mijne broeders, ik ben heden ter dood veroordeeld om de leer van den Zoon Godis: Hij zij hiervoor geprezesn. Ik ben er zeer blij om. Ik had nooit gedaclM, dat God mij zulk een eer zou bewijzen. Ik voei m, ijn hart (lett. aangezicht) zwellen van genadffi, welke God meer en meer op mij laat nederdalen^; en ik word van minuut tot minuut gesterkt. Mijn,

hart springt van vreugde op in mijn binnenste. Vervolgens den gevangenen aansporende goeden moed te houden, betuigde hij hun, dat de dood mets was: en citeerde bij wijze van uitroep de plaats uit de Openbaringen: O wat zijn zij weigelukzalig die in den Heere sterven! Ja, zegt de Öeest, want zij rusten van nu aan van hun arbeid.

Hij verzocht de genoemde gevangenen om moedig en standvastig te blijven in de leer van dein Zioon Gods, welke 'hij hun gepredikt had, hun verzekerende dat dit de zuivere waarlieid Godis Wias. Zooals ik dan ook, zeide bijl, haar heb gehandhaafd in tegenwoordigheid van den bisr schop van Aürecht, en verschillende anderen. Ejn ik zal er rek^enschap van geven voor heit aanschijn van mijn God. Hoedt u er wel voor iets te doen tegen uw geweten; want ik voorzie, dat de vijanden van 'het Evangelie hun woede op ons zullen koelen, om vervolgens u te doen wankelen, ten einde u van den reclaten weg af te brengen en u dingen te laten doen tegen uw geweten. Weest o_p uw hoede, want gij zoudt dan daarna ©en beul hebben die gij in uw eiigen binnenste zoudt voeden, 'die voor u ©en voortdurende hel zon zijn. O mijn broeders, wat is 'het een goed iets een goed geweten te bezitten. Daarop vroeg een der gevangenen hem of hij ©en zeker geschrift beëindigd had^ dat hij' was begonnen ; hij antwoordde van niet, ook zeide hij, dat hij niet meer zou arbeiden, aangezien hij been zou gaan om in den he'mel te rusten. Het oogenblik, zeide hij, van mijn vertrek is gekomen, ik ga heen om in den hemel te oogsten datgene, wat ik op aarde gezaaid heb. Ik heb dapper gestreden, ik 'heb mijn levensloop beëindigd, trouw gebleven zijhde aan mijn Meester (lett. Kapitein); voorts Avordt voor mij bewaard de kroon der glorie, Hvelke de Heer©, de rechtvaardige Rechter, mij zal geven. Het schijnt mij toe (zoO' zeide hij met opgewekt en glimlachend gezicht) 'dat mijn geest vleugels heeft om naar den 'hemel te vliegen, daar ik heden ben uitgenoodigd op de bruiloft van mijn Heere^ den Zoon van mijn God.

Terwijl hij sprak, trad de Provoost der troepen de genoemde plaats op en. groette hem doior zijn Ihand aan zijn hoed te brengen. Onmiddellijk bedankte Guy hem voor het goede nieuws, dat liij hem had gebracht. De Provoost antwoordde: het spijt mij, dat de zaak zoo geloopen is. Waarop Guy hem op blijden toon zeide: gij zijt mijn Vriend, ik heb u van ganscher harte lief. Vervolgens afscheid van de gevangenen nemende trok hij zich terug in het kamertje.

Korten tijd daarna kwam de heer De la Grange genoemde plaats op; en evenals men hem gedurende zijn geheele gevangenschap nooit landers dan opgewekt had gezien, zooi begon hij ook nu op zijn gewone wijze met het meest op^ gewekte gelaat de gevangenen te begroeten, hen toesp'rekende en aanmioedigende O'p 'de volgende wijze: Mijn broeders, ik word heden ter dood veroordeeld om de leer van den Zoon Gods: ik ga düs 'het eeuwige leven in, want mijn naam is geschreven in het boek 'des levens, en kan daar niet uitgewischt worden, aangezien de genadegiften en roepingen des Heeren onbero'uwen lijk zijn. Hij betuigde ook dat hij van zijn kant de zuivere waai'heid van het Evangelie had ver- , 'fcondigd; en dat de leer der papisten de zielen ten verderv© leidde. Waarop hij de gevangenen aanspoorde zich daarvan verre te houden en alleen het zuivere 'Wo'ord Gods aan te hangen^ hetwelk hij hun geleerd had. Op deze wijze zich terugti^ekkend naar de voorplaats, nam hij , afscheid van allen. Hiji vroeg een paar „esoouvettes'' (dat zijn in de taal van 'die streek, schuiers) om zijn, cape '60 zijn mantel af te borstelen. Het , zijn schoenen poetsen, terwijl hij de volgende reden opgaf waarom liij dit deed:

(Ik doe dat), zeide hij, aangezien ik uitgenoor idigd ben op de Riruiloft, en ik heenga naar helt eeuwige Gastmaal des Lams.

Teirwijl hij zich terugtrok, kwamein er andere gevangenen tot hem; toen zij hem gezeten vonden vóór zijh cel miet vóór hem op een bankje brood en wijn, dat men hem had gebracht om zich te versterken, vroegen zij', of hij (naar die plaats der) terechtstelling zou gevoerd worden met zijn boeien aan zijn voeten. Hij iantwoiorddo en zeide: ik zou het wel verlaiigen, zelfs (wenschte ik wel) dat men mij daarmede begpoef, opdat zij getuigen zouden zijn van hun onmienschehjkheid, evenals zij dat geweest zijn van den Zoon Go'ds. i) Toen 'de genoemde broeders hem troostten, zieide hij hun, dat hij een zoo groote vreugde in zijn hart voelde, dat hij mond noch tong had om haar uit te drukkerij dat God hem ©en duiziend maal te groote genade bewees door hem zóó uit dit ste'rfeHjk leven weg te nem^en, Sn plaats van hem door 'een ziekte op zijn sterfbed opi te roepen, en dat hij door zpo' te sterven, heenging bij' zijn vO'Ue verstand en bewustzijn. God tot het einde toe biddende om erbarmen met hem te hebben. Hij legde er ten zeerste den nadi-uk op, dat men wèl als groote weldaad van God mo'est erkennen dat Hij hun de kennis van Zijn Zoon Jezus Christus had gegeven; en dat deze genade niet aan allen werd bewezen, enz.

Na van hem afscheid genoimen te hebben, trok ieder zich terug.

Korten tijd daarna werden deze beide dienaren Goids naar het raadhuis gevoerd om het dood^ vonnis te vernemen, n.l. 'dat zij zouden worden gehangen en geworgd, wegens het overtreden der geboden van de Regentes, dat is te zeggen, dat zij het Avondmaal van Jezus Christus ge\ierd hadden tegen haar gebod, zonder dat men op andere wijze van de leer, welke zij gepredikt hadden melding maakte. Ook werden zij niet veroordeeld wegens het volharden in dezelve.

In 'tkortj beiden zijn overwinnaar gebleven ©n hebben te midden van den dood over hun vijanden

gezegeplraald, zooals men uit hun geschriften kan zien.

Zoo werd dan de heer De La Grange ter dood gevoerd.

Op de ladder staande, getuigde (lett. protesiteerde) hij, ondanks het vele lawaai dat de soldaten rondom de galg maakten, dat hij voor geen andere zaak stierf dan voor het feit, dat hij de zuivere waarheid Gods aan het volk verkondigid ein gehandhaafd had, en dat hij daarvoor den hemel en de aarde tot getuigen nam.

Zoo ging deze trouwe dienaar Gods uit jdit leven in het eeuwige leven over.

'Kort daarna leidde men den heer Guy voor; , die, bij aankomst op het schavot neerknielde, daal- Ihij aan den voet van de ladder wilde bidden, maar men liet hem {zijn gebedf) niet beëindigen, want zij trokken hem overeind en dwongen hem plotseling (de ladder) op te klimmen. Terwijl hij zijn voeten op de treden van de ladder zette, ver^maande hij allereerst het volk om eerbied aian de Overheid te bewijzen, aantoonende dat deze in dit opzicht slechts haar plicht had gedaan. Vervolgens verzocht hij hen te willen volharden in de leer welke hij hun verkondigd had: veraekerende dat hij slechts de zuivere waarheid Goids Ihad gepredikt. Hij eindigde zijn toespraak niet geheel, daar de gevolmachtigden een teeken gaven aan den beul (lett. officier) om zich te haasten, hetgeen hij (dan ook) deed. Onmiddellijk nu, nadat •deze vrome man "gehangen was^ ontstond dr zulk ieen opschudding onder de soldaten, die op de genoemde markt idlenst deden, dat zij dadelijk door de stad begonnen te rennen, en zij ontlaadden hun vuu'rroeren op hen die ziij ontmoetten, zoowel papisten als anderen. Zelfs doodden zij elkaar. Het liep zelfs zoover, dat men het getal dergenein (gedooden, zoowel als ter plaatse achtergeblevenen) op twaalf rapporteerde; daarin zijn begrepen de gewonden, die daarna zijn gestoirven.-te­ midden van anderen 'die zeer bedroefd waren.

En zij hadden zich zonder eenige reden zoiozeer opgewonden, dat de aanvoerders hen niet konden terugtrekken.

Ook konden zij niet dan met de grootste moeite beletten, dat sommigen de winkels begonnen te plunderen.

Hierover kunnen wij niet anders denken, dan dat God hun die schrik had gezonden ten teeken van zijn 'rechtvaardig oordeel. Want zij waren zoo door den schrik bevangen, dat zij meenden in het nauw gebracht te zijn, hoewel zij niets zagen,

Hierna volgt het verhaal van den marteldood van de beide Herlins (vader en zoon) en van Jan Mahieu. En het geheel wordt dam besloten door een kort bericht omtrent hetgeen met de lijken gteschiedde. Tot laat na etenstijd had men deze op de Lakenhallen ten toon laten liggen. De lijken der beide Her Uns werden daarna begraven.

Het verhaal gaat dan als volgt verder:

De lichamen van den heer Guy en den heer De la Grange en van Jan Mahieu werden naar de genoemde Montid'Azin gebracht, op welke plaats men de lichamen van Guy en Mahieu begroef, zoo weinig diep in de aarde (naar het verhaal dat men er van gedaan heeft) dat zij ten prooi geweest zijn aan de beesten des veld®: hetgeen niets nieuws is voidr de dienaren Gods^ zooals geschreven staat in Psalm LXXIX.

Het hdhaam van den heer De la Gr, ange werd wederom opgehangen en ten toon gesteld op Üe genoemde Mont^d'Azin tot smaad, en doorsohoiten met vuurroerschoten door de soldaten, tengevolge van de meening, die men over hem had dat hij het was geweest die het meest de overgave zoowel van de kerken als van de stad belet en vertraagd had. *)

Zoo is het levenseinde van deze vijf personen jgewieest. Na hen zijn nog eenige anderen voor dezelfde zaak in de genoemde stad Valenciennes terechtgesteld, n.l. Simon Fouveaux levend verbrand, , Matthieu De la Haye, Pierre De la Ruc, Roland La BouCj Jean Tieulliej en andelreri, wier gedachtenis voor altijd gezegend zal zijn in de kerk des Heeren.

En wie zou de barbaarsche wreedheden kunnen opnoemen, begaan aan de , arme geloovigen, niet alleen in de genoiemde istad Valenciennes, maar ook in Kamerrijk, en Cateau Camhresis, Doornilk, Rij'ssel, Oudenaerde, Gent, Brussel en andere steden en plaatsen van de Nederlanden?

(Wie zou) kuimen opnoemen de kwellingen; , welke van de wreede bende heeft moeten verduren de heer André Bardeiots van Hondsciiootiein, dienaar des Woords, die opgehangen werd te Aalst? De heer Jan Le sur d'Arras, dienaar des iWoords te Cateau Cambresis? De heer Jan Catteu, dienaar des Woords te Sint-Amand, en zooveel landeren, welke de voornoemde Aartsbisschop vajn Kamerrijk tot het einde toe heeft gekweld?


1) Daar de troostbrief van zijn moeder te lang is om hier nog in zijn geheel te worden opgenomen, beperken we ons tot het slot.

1) Ik lees i. p. v. 5es Ces. Deze zin is zeer onduidelijk geconstrueerd.

2) De Brés en De La Grange waren na den 'beeldenstorm 24 Aug. 1566, in bepaalde kerken van de stad, n.l. in de St. Janskerk en in de Kerk van het Begynhof, gaan preeken.

„Tijdens het beleg" aldus Pijper — „stelden zij in hun preeken de bevolking gerust, en baden voor den heer van Brederode, tan 'beschermer, en voor anderen der verbonden Edelen; door te zeggen dat dezen de stad zoo noodig zouden te hulp komen, deden zij haar volhouden in haar verzet. De Raad der stad had in die dagen vrijvsrel de leiding der zaken verloren; de Gereformeerde kerkeraad met de predikanten aan 't hoofd had de macht in handen." Hiermee is niet il' strijd, dat De Brés en De la Grange met zoo grooten nadruk verzekerden, dat zij alleen om de zaak van den Zoon van God gedood virerden. Het ging onder leiding der „mindere magistraten" om vrijheid van de Geref. religie.

Als men het belangrijke dispuut van Guido de Brés met den bisschop van Atrecht leest, dan wordt ons volkomen duidelijk, dat de religie de zaak. was, waar het om ging.

Waren de gevangenen teruggekeerd tot de R.-K. Kerk, dan zouden zij zeer stellig niet zijn terecht gesteld. Th. P-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1937

De Reformatie | 12 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1937

De Reformatie | 12 Pagina's