GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIALE KRONIEK

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds Haspers repliek.

Het is teleurstellend, dal een groote daad bij de totstandkoming niet de erkenning vindt waarop zij recht heeft, maar juist dan wordt belaagd door het gepeuter van hen die het geheel niet kunnen of willen zien, maar zich op details blind staren. Menig initiatief is tegen deze behandeling niet opgewassen gebleken, vooral niet wanneer mannen van autoriteit zich tot zoo'n bestrijding leenden.

Het was te verwachten, dat ook de nieuwe psalm bewerking van Ds Hasper en zijn medewerkers deze „kinderziekte" zou hebben te doorstaan. Voor zulk een werk was de tijd meer dan rijp. Hoeveel debatten waren er al niet gevoerd over de verbetering van het psalmgezang, zijn rhythme, tempo, kerktoonsoorten, toevallige verhoogingen en verlagingen? De Synode der Nederlandsch Hervormde Kerk had eenige jaren geleden een commissie benoemd, wier leden in samenwerking met eenige musicologen aan het werk waren getogen. En daar verscheen op Pinksteren 1936 de psalmbewerking van Ds Hasper, door een commerciëelen en oecumenischen opzet zoo spoedig algemeen verbreid, dat het debiet van de „officiëele" voorbereiders ernstig wordt bedreigd. Dit was de daad, die als een groot gebouw midden tusschen allen, die bij het kerkgezang betrokken waren, stond opgerezen.

Nu was het woord aan de kritici. Er waren er die gingen staan op een plaats, vanwaar men voldoende overzicht had over het geheel, en bezwaren maakten tegen den stijl, de conceptie van het bouwwerk. Deze bezwaren zijn in dit blad indertijd door den heer Jan Zwart zoo duidelijk naar voren gebracht, dat ze thans niet opnieuw behoeven te worden belicht.

Ook waren er, die de buitenmuren aftastten en verontwaardigd tot de ontdekking kwamen, dat de eene steen niet dezelfde afwerking en kleur had als de andere, dat de ornamentiek niet streng symmetrisch was gehouden, dat de bewerking van sommige kapiteelen en basementen niet overeenkwam met de eischen, door de klassieke bouwmeesters gesteld. Hoe meer ze keken, des te meer vrijheden ontmoetten zij. „Zie je wel", zeiden de synodale keurmeesters tegen het publiek, dat op hun gemanouvreer met passer en meetstok was toegeloopen, „Hasper kent het vak niet. Hij heeft baksteenen gebruikt, die handgevormd en onregelmatig zijn, terwijl je ze tegenwoordig krijgen kunt als tegels zoo gaaf en glad Als hij vormen gebruikt had voor de versieringen, hadden ze allemaal precies op elkaar geleken... En hij weet niet eens, dat op kapiteelen een abacus hoort".

Voor hen die meewarig over zooveel domheid van den bouwer het hoofd schudden, heeft Ds Hasper een brochure i) geschreven. Daarin zegt hij: „Allemaal goed en wel, maar komen jullie nu eens mee op een afstand, en kijk hoe prachtig die onregelmatige steen het doet. Het is niet meer de verpakking van het gebouw, het is een huid, die leeft en bloeit in het zonlicht... En wat een weelde in die verschillende versieringen! Het is net als in de natuur, waarin alles op elkaar lijkt en toch niet precies eender is... Zien jullie ook wel hoe een abacus het omhoogstreven van de zuilen zou breken? "

Schakelen weihans over van het architectonische naar het muzikale.

De bezwaren van de kritici uit de Synodale commissie werden voornamelijk geformuleerd door Dr K. Ph. Bernet Kempers. Ze komen, van allerlei rancuneuze franje ontdaan, neer op lo. het nietmensureel noteeren van de rusten, en 2o. het toepassen van triolen in een tweedeelig metrum. Allebei dus notatiekwesties, die gerust als details mogen worden aangemerkt, daar ze meer belang hebben voor de theorie over wal niet in de noten slaat, dan voor de p r a k t ij k hoe de noten moeten worden gezongen.

Voor het doel van deze rubriek zou met deze constateering kunnen worden volstaan, ware het niet dal het risico bestond, dat muzikaal minder geschoolden, door het vertoon van Dr Bernet Kempers' vakmanschap overbluft, zouden meenen: „Aan die psalmbewerking van Ds Hasper schijnt toch wel het een en ander te mankeeren. En tegenover de kritiek staal hij met een mond vol tanden".

In zijn 43 bladzijden tellend verweerschrift, dat keurig is uitgegeven, en met vele afbeeldingen en muzieknoteeringen verlucht, gaat Ds Hasper uitvoerig in op de bezwaren van Dr Bernet Kempers.

Tegenover diens verwijt, dat in de psalmbewerking van Ds Hasper geen mensureele rustteekens tusschen de perioden voorkomen, terwijl dit in de oorspronkelijke muziek wel het geval zou zijn, wijst Ds Hasper er op, dat de door hem gebruikte ruststreepjes geen vasten tijdsduur hebben, doch slechts dienen om den melodischen zinsbouw voor het oog der zangers zichtbaar te maken. De ruststreepjes fungeeren dus als phraseeringsbogen, terwijl de duur van de rust zélf door den tekst van den psalm wordt bepaald. Dit blijkt bij de bestudeering van de oorspronkelijke uitgaven en uitvoeringspraktijken in de zestiende eeuw, hetgeen met vele facsimile's uitvoerig en overtuigend wordt aangetoond.

Ds Hasper had ni.i. goed gedaan door dit reeds in zijn psalmuitgave duidelijk te laten uitkomen. Daarin toch staat op blz. XVI der eenstemmige editie te lezen: „...een streepje tusschen de tweede en de vierde lijn (beteekent) echter een pauze, die precies één slag duurtj dus gelijk is aan den tijdsduur van eene kwartnoot" ^) en in de Opmerking op blz. 304: „De rust tusschen vooren nazin in de melodie mag echter niet langer worden dan één tel". Men zou, indien men deze citaten uit het overigens tegengestelde betoog uitlicht, ook bij Ds Hasper kunnen besluiten tot een mensureele waarde van de ruststreepjes, en dan zou zijn wijze van noteering ongemotiveerd zijn. Heeft het op blz. 7 van de „Bijlage voor de Protestanten" afgedrukte voorwoord uit Pierre Vallete's psalmboekje van 1556 soms schuld aan deze zinsneden V

De tweede helft van het verweerschrift handelt over de noteering van triolen in een tweedeelige maat. Tegenover Dr Bernet Kempers, die de 24 desbetreffende melodieën in afwisselende twee- en driedeelige maatvoeging wil ordenen, toont Ds Hasper aan, dat deze noten wel degelijk als triolen werden gezongen binnen het tweedeelig kader waarin alle psalmwijzen geconcipieerd zijn. Reeds in de „Bijlage voor de Protestanten", blz. 16 liet Ds Hasper zien, welk een fijne vooruitstuwende rhythmische schakeering deze noteering in triolen aan de melodie geeft. Een onregelmatigheid ontstaat juist, wanneer men als de Synodale commissie deze figuur in hedendaagsche noteering vergroft lol een driekwarlsmaat.

Het komt mij voor, dat de schrijver hier in de uitvoeringspraktijk van de 16de eeuw meer steun voor zijn notatie vindt dan in de kerk- en liederboeken van dien tijd. De studie van de zangmuziek uit het eind der Middeleeuwen, met name van het Gregoriaansch, voert echter tot dezelfde conclusies als waartoe hij hier kwam.

Ik geloof, dat Ds Hasper het doel, dat hij zich met zijn verweerschrift heeft gesteld, wel zal bereiken. Niet in dien zin, dat hij zijn tegenstanders in de Synodale commissie ermee overtuigt. Wanneer men gelooven mag, wat in het Naschrift wordt meegedeeld, zullen dezen niet rusten voor zij aan zijn werk „den genadeslag" hebben toegebracht. Bij zoo'n mentaliteit is elke bewijsvoering, hoe onweerlegbaar ook, nutteloos.

Maar wel overtuigt deze brochure, vooropgesteld dat het aangevoerde bewijsmateriaal volledig betrouwbaar is, dat Ds Hasper praktisch het gelijk aan zijn kant heeft. En hiermee is m.i. het pleit beslist. Want het doel van zijn psalmbewerking is altijd weer het gebruik van de psalmen door het volk in den grootsten omvang. Daarbij is de tekst primair. Om deze ten volle tot zijn recht te doen komen, moet het rhythme vrij zijn, dus niet gebonden aan moderne maatgeledingen, die de melodie in een keurslijf wringen en voor de ongeoefende schare hindernissen opleveren, daar zij in hun gecompliceerdheid den spontanen zang remmen. Dat Ds Hasper daarbij de historie op zijn hand heeft, is tenslotte een meevaller. Het versterkt, zijn positie tegenover de kritiek van musicologische zijde. Maar de grootste dienst, dien hij door zijn psalmnotatie aan onzen kerkzang bewijst, is toch deze, dat hij de melodie in alle opzichten doet heenwijzen naar den tekst.

De muziek is in onzen eeredienst dienstbaar aan de ontmoeting met God. In de tegenwoordiggebruikte Staatsberijming van 1773 is de muziek, volgens het genoteerde rhythme uitgevoerd, zeer vaak een belemmering voor de concentratie bij den tekst. Doordat Ds Hasper deze hindernissen wegnam, en dat nog wel op een wijze die de weelde en den adel van de oorspronkelijke melodieën doet uitkomen, werkt hij mee tot een vrijheid in de gebondenheid, die onmisbaar is voor het welslagen van onzen eeredienst.

Het verschijnen van deze brochure is verblijdend, daar ze kortzichtig-uit-het-verband-gerukte details weer doet zien in het kader van den geheelen eeredienst.


1) „Wat nu? " Verweerschrift tegen de aanvallen op het Boek der Psalmen, 1937. (Uitg. Administratie: Geestelijke liederen uit den schat van de Kerk der eeuwen, 's-Gravenhage). Prijs ƒ0.60.

2) Een dergelijk voorschrift staat op blz. S van de vierstemmige uitgave.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1937

De Reformatie | 8 Pagina's