UIT DE HISTORIE
Drie sonnetten op den dood van Calvijn. •)
I.
Toen de hemel den theoloog terugnam. Die op geleerde wijze de onkunde van het paus- [dom heeft overwonnen, Zei de aarde, die haar voortreflijksten schat had [verloren, Tot den hemel: „Gij zijt afgunstig op mijn goed".. „Ik heb", antwoordde de hemel, „hem, , die de [mijne was, genomen, En hem bekroond met den prijs, dien hij ver- [worven heeft doof zijn standvastige hoop. Op aarde kon hij zijn verblijf niet bestendigen; Want hij was hemelsch, en niet aardsch", „Houdt op", zei de Eeuwige Vader, „en gij zult [hem beiden hebben: Want Ik heb hem zulk een roemrijken naam [gegeven, Dat geen dood, noch vergetelheid, noch graf hem [zal kunnen vasthouden. De hemel zal zijn geest hebben; de aarde zal [behouden Den roem van zijn naam. En onsterflijk zal zijn De geest, die in den hemel, en de naam, die op [de aarde leven zal".
II.
Ik dacht, dat de dood te vroeg oor, oog en mond Van dat eerwaardig hoofd had gesloten. Hetwelk de onschatbare vruchten heeft gehoord [en gezien Van zijn voortreflijk boven-allen-befaamd spreken. Want nu hoort en ziet zijn, lichaam, dat, blind, [doof en stom. Opgesloten blijft in het graf, dat het verteren zal. Niets meer. En zijn .bewonderenswaardige mond Kan zijn geliefde kudde niet meer onderrichten. Maar als ik denk aan de plagen, die na hem zijn [komen opdagen. En bedenk, dat men niets hoort, ziet en bespreekt Dan verdriet, oorlog en kwelling, die ons zooi [nauw raken:
Dan zie ik in, Calvijn, dat ge op een voor u [geschikt tijdstip gestorven zijt, En dat de dood te prijzen is, Die uw oor, oog en mond heeft gesloten.
III.
Toen Calvijn dit sterflijke leven Verwisselde met de eeuwige rust der [gelukzaligheid, Veranderde die rampzalige maand Mei, die hem [ons heeft ontnomen, Geheel averechts zijn natuurlijk voorkomen. Mei, die de geheele aarde moet verblijden. En de velden met groene schoonheid beldeeden; Mei, die den nieuwen rijkdom moet tentoon- [spreiden Van duizenderlei bloemen, die de aarde ons [verbergt: Mei heeft ons van alle vreugde beroofd; Mei heeft zijn groen in rouw en smart veranderd; Kortom, die Mei was een maand, met de ware [Meimaand in strijd! Want inplaats van te geven, heeft hij ons den [bloesem ontnomen; Doch hoewel hij dezen aan de aarde ontnam, heeft [hij niet kunnen verhinderen. Dat er op de wereld een onsterflijke geur van blijft [hangen.
De dichter dezer sonnetten.
Het verscheiden van Johannes Calvijn, den groeten Geneefschen Reformator, op 27 Mei 1564, heeft destijds allerwegen een diepe ontroering gewekt, en Antoine de Chandieu aanleiding gegeven tot het vervaardigen van de sonnetten, die wij hier uit het Fransch vertaalden.
De oorspronkelijke tekst is te vinden in het Corpus Reformatorum, Vol. XLIX, coL 176/177.
Behalve de vertaling, die niet een benadering van den oorspronkelijken (rijm)vorm der sonnetten, maar een getrouwe weergave van den inhoud beoogt, geven wij een korte levensschets van den dichter.
Antoine de Chandieu werd in 1534 geboren.
Reeds vroeg kwam hij in aanraking met de reformatorische beginselen. Aanvankelijk studeerde hij rechten, doch na te Geneve met Calvijn te hebben kennis gemaakt, ging hij zich toeleggen op de theologie.
Predikant geworden, diende hij eerst de gemeente van Parijs.
Door woord en geschrift verdedigde Chandieu met gi'oot talent de „nieuwe leer". Bekend zijn van hem enkele verdedigingsgeschriften, waarin hij bij den Franschen Koning voor zijn geloofsgCr nooten opkomt. Om deze reden heeft Chandieu Parijs eenigen tijd moeten verlaten, doch koerde er spoedig terug.
Op grond van zijn relaties, aangenaam karakter en bekwaamheid, wist Chandieu vele vooraanstaande lieden voor de zaak des Evangelies te winnen. Met een opvallende gemakkelijkheid bewoog hij zich in de hoogste kringen der aristocratie.
Diverse gemeenten werden door Chandieu bezocht, teil einde gerezen geschillen ©n moeilijkheden uit den weg te ruimen. In het opstellen van een geloofsbelijdenis ten behoeve van de Fransche kerken had hij een werkzaam aandeel, terwijl hij ook richtlijnen aangaf voor het invoeren eener kerkelijke tucht.
In dit alles betoonde Chandieu zich een getrouv? en waardig discipel van zijn hooggeschatten Calvijn.
Toen in 1563 de gemeente van Parijs te gronde ging, stelde Chandieu zich in dienst van alle kerken tezamen, zonder aan een bepaalde plaats gebonden te zijn.
Ten gevolge van het woeden van een godsdienstoorlog werd hij genoopt, de wijk te nemen naar Zwitserland, waar hij tot 1570 als balling leefde. Daarna nam Chandieu deel aan verschillende synoden, waardoor hij in de gelegenheid was, vele belangen der kerken te behartigen.
De Barlholomeüsnacht was aanleiding, dat liij andermaal naar Zwitserland vluchten moest. Hier schreef hij werken op theologisch gebied. Ook hield hij voordrachten aan de academie van Lausanne.
Als man van vijftig jaar nam Chandieu, na zijn gezin in veiligheid gebracht te hebben, daadwerkelijk deel aan den strijd der Hugenoten. Als geestelijk verzorger heeft hij het leger van Hendrik van Navarre vele diensten bewezen. Op den duur bleek hij echter tegen de vermoeienissen, die het leven in een kamp met zich brengt, niet opgewassen. Chandieu werd ernstig ziek, doch herstelde, en werd daarna op een dienstreis gezonden, ten einde des Konings gezanten in Zwitserland en Duitschland bij te staan, en Protestantsche vorsten te bewegen, de Reformatie metterdaad te steunen.
Uit deze beknopte schets ziet men, dat Chandieu een veelbewogen leven heeft geleid. Hij was niet alleen geleerde, maar man van de daad tevens!
Zijn levensavond heeft Chandieu onder rustige omstancUgheden kunnen slijten. In Geneve wijdde
hij zich aan het schrijven van boeken en brieven. Bovendien ging hij nog voor in de bediening des Woords.
Diep beti-eurd door zijn vriend Beza en alle Protestanten in heel Frankrijk, stierf Chandieu op 23 Februari 1591 aan een longontsteking. In hem verloor het Gereformeerd Protestantisme een krachtig bevorderaar van zijn zaak.
Chandieu heeft een vruchtbare pen gehad'. Hij was zeer belezen, en polemiseerde vooral tegen Roomschen en Lutherschen.
Evenals Calvijn schreef Chandieu meermalen onder een pseudoniem.
Ook als dichter heeft Chandieu niet onbelangrijk werk geleverd. Tegen de lasterlijke aanvallen van Ronsard heeft hij zijn geloof verdedigd in dichtvoj-m, terwijl hij voorts o.m. een schoone ode vervaardigd heeft op den nood der Fransche kerken.
1) Dit nummer verschijnt op 2 7 Mei. Dat is de sterfdag van Calvijn (1564). Redactie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1938
De Reformatie | 8 Pagina's