GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amerikaansche reis.

Om reeds gemelde reden geef ik nog even het vervolg op, wat in de pers over het om mijn reis geschapen „rumoer" te lezen valt.

Ds E. H. Broekstra schrijft in „Leidsche Kerkbode":

En dan heb ik het oog op de wijze waarop soms polemiek is gevoerd, waar niet geschroomd vverd trouwe broeders van in strijd te zijn met onze Belijdenis te beschuldigen en veel wantrouwen en onrust werd gezaaid. Gelukkig, dat zekere brochures te doW verschijnen, stop gezet zijn. Ze hebben al kwaad genoeg gebrouwd. Maar dat niet alleen; dan heb ik ook het oog op hetgeen „De Heraut" meende te moeten opnemen omtrent de reis van prof. Schilder naar Amerika. Natuurlijk, dat een stroom van lectuur daarover is losgekomen, soms in fijne ironie, soms in verontwaardiging, dan ook in een toon van droefheid. Ik vreesde dit alles en vind het verklaarbaar. Ik zellp dat hebt ge wel begrepen uit het enkele woord, dat •ik aan deze droeve zaak wijdde in mijn vorigen brieii' sluit mij het meest bij de laatsten aan.

vervolgens citeert ds Broekstra prof. Dijk en besluit:

Zie, amice, dat is een woord uit mijn hart gesproken. Ach, kon dr H. H. Kuyper dit ongedaan maken!

Voor prof. Schilder hindert dit niet. Ik weet, hoe hij in Amerika nu reeds geëerd wordt en het zal aan een hartelijke ontvangst niet ontbreken.

Iiegendes inzake de polemiek.

Ds Popma te Amersfoort schrijft over de dwaze opvatting, die sommigen huldigen met betrekking tot be- ; doeling en effect der polemiek. Na geteekend te hebben I hoevelen zich daarover uitlaten, schrijft hij:

Maar we moeten toch die legende niet steunen, en ik vrees, dat juist de menschen, die niet op de hoogte zijn, tegen Uw bedoeling in, de legende te meer voor waarheid zouden houden, als ik Uw schrijven plaatste.

Zeker ontsnappen een enkele maal aan de omheining der tanden woorden, die binnen hadden moeten blijven.

Maar als ik 't geheel overzie — 'kheb enkele jaargangen kerkelijke bladen moeten doorlezen over een bepaalde kwestie, die in debat is, dan is de eind-indruk die van een vruchtbare, zakelijk „geargumenteerde discussie. 'kDenk aan het debat dr Thijs—prof. Schilder; dr Bouwman—prof. Greijdanus, en zooveel meer.

Nu zou 't jammer zijn, wanneer de indruk gewekt werd alsof men in doorsnee zoo begeerig was malkanderon in de pers te ontlijven.

Tenslotte overweegt het zakelijke.

Hiermee beweer ik niet, dat de dingen onder ons zuiver staan. Maar de fout zit niet in een vinnigheidje hier of daar, al wil ik dat niet goedpraten.

De eigenlijke moeite is, dat 't zoo moeilijk blijkt elkaar te verstaan.

Go hebt natuurlijk ook gelezen, hoe 'n enkel geschilpunt onder ons wordt voorgesteld; in dezer voege: wie van ziel en lichaam spreekt is dualist, 't dualisme zet ons in de buurt van alle mogelijke ketters, dus spreek niet langer over ziel en lichaam, maar gebruik den term: levende ziel.

Koiuvierken prediking heeft al veel ellende in de wereld gebracht, doordat men wel eens naar een rijtje keiuncrken van alle Christenen één model heeft willen knippen. Daarom weg met de kenmerken!

Nu geloof ik, dat niemand onder ons zoo de kwestie stelt of stellen wil.

Daar zit nu de moeilijkheid. We praten langs elkaar heen.

Ook een Kerstverhaal.

„De Kleine Krant" (bijblad bij „De Groene Amsterdammer"), waarin nogal met een en ander de spot gedreven wordt, geeft deze week bij wijze van satyre een „Kerstverhaal":

Ons jaarlijksch Kerstverhaal

DE TERUGKEES,

door Walmer d'Oudenaere.

Dat was een sneeuwke, as ons boer Sjefke in den feen jaar van zijn boertschap te Keukenaere niet had jezicht. Den groeten patattenveld op den breume was altemee in gien jaore zoo opeblazen.

Boer 't Sjefke liep te pelzen en te trentelgaon over den akker, van den naast den hem gelege 't veld van 6r6goire.

Felle ennemieschap waerde al meer as twientig jaore tusschen de geburen overentweer. „Den duvel" /loekte 't koleirige Sjefke en hij spouw op zijnen bottekes, die van den Heiligen Feestdag te glommen en t© blonken schenen in 't vale licht van den abatjour.

Op stienworpe liep de stroeve Grégoire, met gemesureerde passekes den akker ronde. De gebure 't laafde Biet einaender te zichten of te merken, suUekes in de sncuwe te gaon en den akker te specteeren.

Daar klonkerden de bellekes van den églies, zuver en klinkergold door den bevrozen luchte.

„Awel, Grégoire", zegde Sjefke, „zijnen main uitstrekkende, moeilijk en difficiel, „awel Grégoire, we zijn weer camcrades, zulle."

Grégoire, in den akker geplan lijk eenen boom, schudde de neige van zijnen epool: „Da's schoon, Sjefke, " zegde Grégoire, en legde zijn pranke in Sjefke's ingehevene. „Camerades voor den eeuwigheid".

En de bellekes klonkelden voor den vesper.

Natuurlijk is „De Groene" een ander blad, met name in deze onderafdeeling, dan die, welke doorgaans op iit terrein ons iets kunnen zeggen. Toch heeft deze parodie haar beteekenis, wanneer men denkt aan het laatste artikel van mevr. Gilhuis—Smitskamp.

„Verbonds-Farizeïsme".

Ds G. Bouwmeester schrijft in „Geref. Kerkbode Rotterdam":

Mij werd deze week een brochure bezorgd van een zekere H. van Termeer, getiteld: „V e r b o n d s - Farizeïsme". Een samenrijging van misverstand, onkunde en laster tegen onze Geref. Kerken. Een brochure, waaruit geen liefde maar wel haat spreekt tegen de Kerk des Heeren, en haar ambtsdragers, en het Gereformeerd Soboolonderwijs. Ik vernam, dat deze brochure bij' onderscheiden leden is uitgereikt ter lezing. Men zij gewaarschuwd!

Wij hebben de brochure niet gezien, maar gelooven toch onmiddellijk wat Ds Bouwmeester zegt. Hoe meer men van zekere zijde in negativisme, op een manier, ^ie niet dadelijk doorzichtig is, het mysticisme in de oogen ziet, hoe langer dergelijke misverstanden zullen wroeten in het leven der kerken.

Reorganisatie der Hervormde Kerk.

De Hervormde Kerk, men weet het, is van onderscheiden zijde met reorganisatie-voorstellen aangezet tot het nemen van maatregelen, die den bestaanden toestand kunnen verbeteren. Niets evenwel hielp. De door de synode met algemeene stemmen aanvaarde conclusie der rapporteerende commissie luidde als volgt:

„Tot har© conclusie kumende, adviseert uwe Gommissie uwe vergadering eenparig, gehoord de consideration der Kerk, die wèl — zij het op verschillende gronden — er op wijzen, dat een meerderheid een niet nader bepaalde reorganisatie wensoht, maar tevens, dat de m e e r d e r h e i d de in het onderhavige ontwerp vervatte niet wil, het ontwerp 1938 niet vast te stellen, maar te besluiten, de zaak der reorganisatie over te brengen bij de Algemeene Synodale Commissie, teneinde deze in overleg met de gezamenlijke kerkelijke hoogleeraren beraadslage, wat te doen zij, om de i n d e G o n s i d e r a t i ë n der kerk over het o n t w e r p 1938 tot uiting g e b r a c h t e inzichten en .wenschen het beste tot hun recht te doen kome n".

De vrijzinnigen laten ook over een en ander hun gedachten gaan. Het weekblad „Kerk en Wereld" geeft da.araan aldus uitdrukking:

Men lette op het gespatieerde. „D© meerderheid der consideratiën heeft de in het ontwerp vervatte (bedoeld is: reorganisatie, Red.) niet gewild". Inderdaad, zoo is het. De meerderheid der consideratiën richtte zich tegen het ontwerp niet om bijkomstigheden maar om zijn grondleggende bepalingen, om zijn wezen en strekking. Daarom is het ontwerp zelf van de baan. Er zal wellicht aanleiding zijn, om — op grond van de consideratiën der kerk — het ontwerp zelf er nog eens ernstig op na te zien, of het ook allerhande goede dingen bevat, die men er uit zou kunnen overnemen zonder daarmee zijn wezen en strekking over te nemen, maar dat verandert niets aan het feit, dat de consideratiën der kerk het ontwerp zelf in het hart getroffen hebben: het is in wezen van de baan. —

Echter — de zaak der organisatie is aan de orde gebleven. Ze is bij de Synodale Gommissie aangebracht en deze zal haar niet laten liggen. De Kerk zal eerlang weer voor het vraagstuk der reorganisatie worden gesteld. Hoe en in welken vorm, dat weten we niet. Maar ze zal weer voor het vraagstuk der reorganisatie worden gesteld. En dat is een aangelegenheid, die ons ook aangaat: onze eigen zaak natuurlijk, ja maar die aangaat ook ons kerkideaal; de taak, die wij te vervullen hebben in de kerk en ten bate van de kerk! Het is duidelijk, dat wij, mochten wij worden opgeroepen, om aan de oplossing van het reorganisatie-vraagstuk mede te werken, wij om alle mogelijke redenen gehouden zijn aan dezen oproep te voldoen.

Tenslotte lezen we nog:

In 1930 kwam het ontwerp-prof. Haitjema c.s. zuiver confessioneel gedacht, om direct te vallen in eersten omloop.

Daarop volgde het bevredigingsvoorstel, waaraan ook Dr Niemeyers naam verbonden is. Het haalde de eerste ronde, maar de kerk verklaarde zich in haar consideraties vierkant tegen. Vervolgens kwam het ontwerp Kerkopbouw — met vrij groote meerderheid verklaarde de Synode zich in eersten omloop al tegen. — Toen kwam in 1937 het nu verworpen ontwerp. In acht jaar tijds vier pogingen dus. Ieder van die pogingen is opgegroeid uit een ander theologisch inzicht.. Geene heeft de "eindstreep kunnen halen. — Dit geeft vrijmoedigheid te concludeeren, dat de kerk een oplossing langs den theologisohn weg óf niet wil óf niet ziet en in ieder geval aan zoo'n oplossing nog niet toe is. Vandaar, dat de motie de overtuiging uitspreekt, dat de tijd voor de theologische oplossing van het reorganisatievraagstuk niet gekomen is en dat de kerk het beste gediend is met opschorting van de poging daartoe tot tijd en wijl de inzichten elkander meer genaderd zullen zijn: dit is het en niets anders, wat in de punten 2 en 3 gezegd is of — als iemand het er soms niet uit heeft opgemaakt — is bedoeld aan hem te zeggen. Het is alweer een stuk aanvaarding dus van de feiten, die zijn zooals ze zijn en zich niet laten verwringen en ons aldoor noodzaken om ons te beperken tot het mogelijke. —

Men boude bij punt 2 en 3 ook vooral in het oog, dat het proces van verschuiving der ideeën en inzichten in vallen gang is. Onder ons — maar ook onder de anderen. En waarschijnlijk — dit zien we net als Prof. Haitjema — ook wel dwars door alle richtingen heen —' welnu, laat dat eens zijn werking hebben.

We zijn het met de laatste opmerking volkomen eens. De verschuiving van de ideeën liep dwars door de ideeën heen. Dat was mede een gevolg van het werk van Prof. Haitjema, wiens barthiaansche sympathieën wel de consequentie moesten hebben, dat de tegenstelling orthodox-modem, benevens eenige andere hun zin verloren. Daarom was het ook onbegrijpelijk, dat in deze situatie een poging tot reorganisatie werd gedaan. Men reorganiseert gewoonlijk als de bodemverschuiving tot rust gekomen is, niet terwijl ze nog aan den gang is.

Gevaarlijke situaties.

Ds Th. Kuipers schrijft in „Geref. Kerkblad voor Ned. ndië" onder meer het volgende:

Laat ik beginnen met een biecht.

Men heeft mij vroeger zóó vaak gesproken van dé kerk, dat ik er beu van werd. Niet alleen, dat ik geregeld twee keer naar de kerk moest van jongs af aan. Dat heb ik zelfs als kind nooit zoo'n straf gevonden.

Maar altijd maar weer was het: de kerk. Een studentenbijbelkring? Als studenten bij elkaar komen om elkaar in het geloof te sterken of tot het geloof op te wekken? Denk toch om de kerk! Evangelisatie, ja, maar door de kerk! Te pas of te onpas, altijd maar weer werd op de kerk gewezen. En innerlijk begreep ik dat niet, ondanks mijn uitwendige trouw aan de Geref. kerk.

Ds Kuipers verklaart blijkens den titel van zijn artikel, dat op deze wijze zijn maag overladen werd. Temeer daarom valt het op, dat hij er op volgen laat:

Evenzoo ging het met de Schrift. Je zat met problemen en het eenige antwoord was: De Schrift zegt En dat was me niet genoeg. Want het zei me op dat moment niets. Het was niet afdoende. Het werd opgelegd.

Zoo waren er zooveel dingen, die je als opgelegd voelde. Kerk, Schrift, Christelijke pers. Christelijke actie.

Als ik om me heen zag, dan zag ik meerderen, die daar beu van waren.

Wat nu de gevaarlijke situatie betreft lezen we:

Persoonlijk ben ik dat te boven gekomen door mijn omgang met andersdenkenden. Hun antwoorden bevredigden me nog veel minder. Toen werd de honger gewekt. En die honger deed me zoeken en vragen naar de Gereformeerde dogmatiek. Al meer gingen de oogen open. En ik werd almeer met eerbiedige bewondering vervuld voor wat God ons in onze Gereformeerde belijdenis en in onze Gereformeerde kerk geschonken had.

En als ik nu zoo om me heen zie, niet alleen in Indië! dan ben ik bang, dat er velen met hetzelfde worstelen.

Men vergete niet, dat dit stuk het karakter draagt van een biecht. Een biecht is altijd een gevaarlijk ding: het is zoo moeilijk, een zuiver beeld te schetsen. Ik herinner me hoe een Indisch auteur, jaren nadat zijn eerbiedige bewondering voor onze belijdenis gewekt was, een uitlating, die in de pers over het geestelijke leven circuleerde, toeschreef aan prof. dr T. Hoekstra, ze als scholastiek veroordeelde en later hooren moest, dat ze in de Dordtsche Leerregels stond, dus in de gereformeerde belijdenis. Misschien blijkt hieruit, dat er andere factoren zijn voor de verklaring van de gevaren dan de schrijver ziet.

Ds Kuipers schrijft:

Dat is een gevaarlijke situatie. Ik geloof, dat het bij dezelfde menschengroep in de kerk, in Holland niet zooveel beter is. Maar daar heeft men ook nog een andere laag, die wij in Indië missen.

Nu moeten we uit deze opmerkingen geen verkeerde conclusies trekken. Ik wil geenszins beweren, dat een

1Q4 groot deel onzer leden niet innerlijk Gereformeerd zou zijn. Maar ik geloof wel, dat velen boven hun geestelijken stand leven. Dat geeft dan weer dat onechte. Men durft onder elkaar niet spreken. Men durft tegen een ongeloovige niet spreken. Er is niets zoo lataal voor het volle getuigenis als dat leven boven onzen stand.

Tot de symptomen van ondervoeding door oververzadigdheid reken ik b.v. het feit, dat de avonddiensten in onze kerken nog door zoovelen moedwillig verzuimd worden.

Ik geloof echter, dat van over-verzadigdheid geen sprake is. Er zijn er, die nog nooit de spijze hebben aangezien, die ze toch noodig hebben, of die hetgeen „niet-brood" is voor brood hebben aangezien, en die dus niet oververzadigd maar door eigen schuld vergiftigd zijn. Men kan dan ook niet „teveel" van de Schrift en van de kerk hebben, evenmin als iemand te veel van het gezinsleven hebben kan. Men kan er alleen verkeerd over spreken.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's