GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Trou-ringh. Een bundel novellen en schetsen van Leentje M. Hagen, Jo Kalmijn—Spierenburg, Hendrika Kuyper—^van Gordt, enz. Met een inleidend woord van Ds D. van Dijk ea een ballade van M. Beversluis. — Uitgegeven door Bosch & Keuning, Baarn.

Trou-rlngh.

Zoo af en toe kan men de bewering hoorea, soms ook van de zijde der uitgevers, als zou „het groote boek", de verzamelbundel, zijn tijd gehad hebben. Het blijkt echter dat de uitgevers BosoK & Keuning deze meening niet toegedaan zijn.

Trou-ringh is een verzameling novellen en schetsen, die allen betrekking hebben op bet huwelijksleven. Om eenige regels te citeeren uit de inleiding van Ds D. van Dijk: „Geen verhandelingen, geen betoogen, maar novellen, waar-in ons het leven zelf wordt uitgebeeld, het huwelijksleven in zijn schaduw- en lichteffecten, maar tevens zoo, dat het Licht van Gods genade er gouden glanzen op legt."

Het moet ons werkelijk verwonderen dat er nog een onderwerp gevonden kon worden dat al niet eerder in een verzamelbimdel belicht werd! Kleu-

terai kinderen, werkmenschen, ouden van dagen, de moeder, torens en klokken, zee en rivieren, ze hebben allemaal op hun beurt gediend als onderwerpen voor een gemengden bundel.

Nu heeft een dergelijk boek ongetwijfeld veel voor. Al zouden er van de twaalf schetsen, biji wijze van spreken, maar vijf werkelijk goed zijn, dan nog is het de moeite waard den verzamelbundel te bezitten. En in de rij van' dergelijke boeken maakt Trou-ringh" wel een zeer goed figuur. De eene schets mag dan al beter zijn dan de andere, er wordit hier bijna zonder uitzondering goed werk gegeven. En dat kan lang niet van alle soortigelijke bundels gezegd worden!

Na de goede, concrete inleiding van Ds van Dijk opent de rij der schetsen mei een verhaalfragment van Agni vaia der Torre: „De discussie in de kluis". Nu kan men het werk van Agni van der Torre ia zooverre met dat van Wilma vergelqken: het moet iemand „liggen". Daarmee is het niet veroordeeld. Maar voor ons gevoel zijti de figuren in dit verhaal wat onwezenlijk, wat al te artistiek in hun geliefkoosde fluweelen jasjes. Er wordt zooveel in gepraat. Er worden zooveel theorieën in verkondigd dat het leven wat op den achtergrond raakt.

Wel een groote tegenstelUng hiermee vormt de bijdrage van Ada Tij mes—Jonkman, „Verklaard Uitzie h t". Hier is de directe aanraking met het leven, een aanraking die pijn kan doen. Het gegeven van deze schets is ongewoon. Een jonge vrouw, die na zeven lange verlovingsjaren eindelijk zal gaan trouwen, 'komt in haar bruidsdagen tot de ontdekking dat een zeventienjarig leerlingetje van haar conversatieles voorbehoedmiddelen gebruikt. Als ze er de moeder van het meisje mee in kennis stelt, schrijft deze in een correct briefje terug dat ze blij' is, zoo'n verstandige dochter te hebben.

In haar grooten afkeer en ontreddering komt Ruth tenslotte tot déze belijdenis: „Ik sta naast Jeanette Labo. Waarom heb ik altijdi de grenzen geweten, en een kind als Labo niet? Dit is geen verdienste. Duizend remmen heb ik gehad. De beschutting van het ouderlijk huis... de herinnering laan Moeder — je geweten — — God! Het is een wonder, bewaard te zijn gebleven." Dit is een héél goede schets, frisch en vlot geschreven.

Minder bewonderen we de bijdrage van G. Mulder, „Op hoenderpark „de Witte Leghorn". Er zijn aardige momenten in, maar de auteur overdrijft hier en daar. We kunnen niet gelooven dat het eene knechtje van het hoenderpark, een doodgewone min of meer ruwe jongen, tranen in de oogen krijgt van narigheid als de baas een van de kippen voor zijn vrouw gaat slachten!

„Het kind klopt aan", van Jo Kalmijh— Spierenburg is een in zuiveren stijl geschreven schets over het moederschap, dat tijdelijk afstand scheppen kan tusschen man en vrouw. Heel mooi en zuiver gezien is het, als de schrijfsteir Klaas Klokkenmaker de klokken stil laat zetten in den winkel, terwijl Jannetje' in de achterkamer om het nieuwe leven worstelt. „Voor het eerst in zijn leven haat Klaas Klokkenmaker de klokken. Hij' wil ze stil zetten, misschien is het vonnis daar-door op te schorten. Hij kan nu begrijpen, waarom de klokken Jannetje altijd gehinderd hebben."

D. V. d. S t o e p is vertegenwoordigd met een goede schets „Ons kind wordt gedoopt". Van der Stoep is onmiddellijk te herkennen. Al zou 't niet aan zijn vrouw Chai-lientje zijn, dan toch aan zijn eigen, nuchteren kijk op de dingen! De nuchterheid, die hem op onbarmhartige maar eerlijke manier laat vertellen hoe de doop van Karel grootendeels schuil gaat onder banaliteiten en onbelangrijkheden. Maar die ons de dingen tenslotte duidelijk maakt als de schrijver zegt: „Het menschelijke contrasteert zoo sterk bij Gods barmhartige wonderdaden in Zijn kerk, die Christus bezig is te bouwen, en waaraan Hij ook Karel als een levende steen heeft toegevoegd. En op dat contrast stuiten wij altijd met een glimlach of met angst".

De schets „Schaduw en Licht" van Sjoerd Leiker is geschreven in een bezonken, rustigen toon, die af en toe associaties oproept aan Van Schendel. Deze bijdrage valt niet op door het gegeven. Maar dit proza, dat weinig dialoog behoeft, is opzichzelf opvallend genoeg om belangstelling te wekken voor den dichter en prozaïst Sjoerd Leiker.

Levensles, door Leent je M. Hagen is in zijn echtheid en eerlijkheid een der mooiste schetsen van het boek. De schrijfster heeft doorvoeld hoe verschil in levenstoon een kloof maakt tusschen mensch en mensch. Een kloof die alleen overbrugd kan worden door eigen wil te verzaken en God alleen aan te hangen.

In de korte, goedgeschreven schets „Bij' de gratie Gods" door Derk de Vries confronteert een handelsman, „un homme arrive", zich op een donkeren zomeravond met verleden en heden. Om tot de slotsom te komen dat hij woont in een huis dat h ij niet gebouwd heeft. Er zit een gespannenheid in deze bladzijden, die suggereerend werkt.

De beide volgende bijdragen, „De tafel van veertien" door Rudolf van Reest, en „In Vaders leerschool" door Herm. Steggerda laten geen diepen indruk na. HIet is ons niet te doen om „cijfers te geven", maar we meenen dat deze twee schetsen toch niet boven het middelmatige uitkomen.

Van Hendrik a Kuype r—V an Oordt is er een schets, „Het scheeve juk". Mevrouw Kuyper—Van Oordt beschrijft hierin hoe gevaarlijk het is, als menschen van verschillenden stand een huwelijk met elkaar aangaan.

Deze bijdrage verraadt weer duidelijk en direct het meesterschap van de schrijfster. In de uitbeelding van jonker Renger Roke van de Willigen, zijn ouders, zijn omgeving en coterie is mevrouw Kuyper—Van Oordt op haar best. Men zou zeggen, hier is zij in haai- element. Maar de vraag rijst bij ons op: is de uitbeelding van Dientje Vene- , man, de domineesdochter, hier en daar niet wat gechargeerd?

Dezer dagen lazen we juist ook de novelle „Heer Gillis Midavaine", die mevr Kuyper—Van Oordt schreef als bijdrage in den bundel „Van hoepelrok en pntikentooi. 1) Het valt u onmiddellijk op, -dat in deze buitengewoon mooie novelle de schriifster toch veel meer in haar kracht is. Zij: beweegt zichl daar op een terrela dat geheel het hare is, met een gratie en charme die volkomen aansluiten bij' het gegeven.

De laatste schets xüt „Trou-ringh" is van de hand van P. J. Risseeuw. In „Afstand" be^ schrijft hij dat de oude Adriaan Visee voelt, hoe langzamerhand „de pinnen van zijn aardse huis worden losgemaakt".

Deze warm-geschreven schets ontroert. Voor ons is het aantrekkelijkste in het werk van Risseeuw dat liij zijn personen zoo direct beschrijft vanuit hun geloofsleven. Wat bij een ander misschien „opgelegd" zou aandoen, is bij hem volkomen natuurlijk en echt. En dat brengt zijn werk, ook in deze fijne schets, zoo dicht bij ons.

De ballade van Martien Bieversluis, „Liefde in 'tZeeuwsch", waarmee de bundel besluit, is wel aardig, maar doet wat vlak aan.

De uitvoering van het boek is, voor zoover het) de band betreft, heel mooi. De illustraties van A. Molenaar kimnen we niet zoo waardeeren.


1) Uitgave van G. F. Callenbach, Nijkerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's