GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Excommunicatie van doopleden.

Dr W. A. van Es schrijft in Geref. kbl. van Leeuwarden iets over het reeds hier gememoreerde rapport inzake tucht over doopleden:

We hebben wel eenige bedenking tegen de solutie, in het algemeen door de Deputaten voorgesteld.

Duidelij'k laat het rapport der Depp, zien, hoe er van meet af in onze Ne'derlandsohe Geref. Kerken tweeërlei opvatting is geweest, al stond men dan waarschijnlijk' daarin niet zoo sohei'p tegenover elkander, en niet zoo ver van elkander af, als het wel eens scheen. De één wilde van geen bepaalde excommunicatie weten. De andere neigde wel dien kant uit. Maar de eerste groep heeft altijd gedomineerd. En de kerkelijke besluiten wezen bepaalde excommunicatie, behalve dan wel eens bij' uitzondering, af. Is het onder deze omstandigheden wel veilig en gewenscht toch bindende bepalingen te willen maken tot excommunicatie?

Dr van Es meent, dat aanvaarding van de excommunicatie-gedachte later verzet zou wekken:

Wat zal er komen van de uitvoering van het besluit?

Het zal op de volgende Synode van bezwaren regenen.

In vele kerken zal de uitvoering worden uitgesteld, of slepend worden gehouden.

Daarom voelt hij voor een compromis:

Men houde wel in gedachte, dat het hierbij niet gaat om verschil van gewoonten, maar van inzicht, waarbij van beide zijden een principieel standpunt ingenomen wordt. 'Ook in het rapport van de classis Leeuwarden werd reeds opgemerkt, dat waar we hierbij hebben te doen met twee opvattingen, die reeds van den aanvang af tegenover elkander stonden, wel in beide een juist element zal werken. Indien ooit, dan is hierbij' 'behoefte aan een c'ompro'mis, waarbij men aan het goede in beide meeningen volle recht laat wedervaren. En zulk een compromis zou er o.i. zeer wel te vinden zijn, door heel die rompslomp van „vermaningen" rustig ter zijde te laten, en zich te beperken tot een zoo sober miogelijk gedane mededeeling aan de gemeente, 'dat deze of die niet meer als lid krachtens den Doop te beschouwen is. Doch hiertegenover later breeder, wanneer we eerst wat over de leidende beginselen 'hebben gezegd.

Kerkelijk karakter van jeugdorganisatie.

In het Kerkblad van de „Geref. Kerken in H. V." schrijft ds H. C. v. d. Brink over het „Maandblad der H. V. Jongeren". Hem was gevraagd daar over te schrijven:

Ik kan bezwaarlijk over deze zaak schrijven, omdat ik het met het kerkelijk karakter onzer Jeugdorganisatie volstrekt niet eens ben. Uit vO'Ue overtuiging 'ben ik een beslist tegenstander van kerkelijke vereenigingen van jonge menschen — ook van ouderen, van mannen of 'vrouwen, ook van kerkelijke Sohoolvereenigingen enz. Wanneer de 'kerk zich rechtstreeks daarmede inlaat, treedt zij buiten de grenzen van haar terrein en ontaardt het k e r - k e 1 iJ k heel spoedig tot k e r k i s t i s c h. Bij het kerkelijk conflict in 1926 is .het - duidelijk aan het licht getreden, dat het beddkt en verkapt kerkelijk karakter van den (Bon'd der Geref. J. V--'en in den grond puur 'kerkistisoh is. Practisoh openbaarde zich toen de principiëele fout van het koppelen der Jeugdorganisatie aan de kerk.

Mij schijnt dit betoog niet juist; ook niet wat 1926 betreft.

„Met Crod in de wereld".

Typeerend voor het „modernistische" mediteeren is volgend citaat uit „Opbouw" (N. B.):

De Bij'bel spreekt ergens van menschen, die zonder God zijn in de wereld. En er bevinden zich in onzen tü'd om ons heen zeker verscheidenen, die het net zoo nazeggen.

Nu is het 'maar gelukkig, dat men dit wel 'kan z e g g e n, maar niet z ij n. Want de werkelijkheid Gods is niet afhankelijk van onze al of niet erkenning daarvan. Er is niemand zonder God in de wereld. In Hem bewegen wij ons en zijn wij. Wij zijn ahemaal, z'onder uitzondering, met 'God in het leven.

Hier kan men zien, hoe onnauwkeurig reeds de Schriftlezing wordt, als men ontgroeid is aan de verbondsgedachte.

Mythologisch, denken.

Het „Algemeen Weekblad" schrijft over „het mythologische kerkelijke denken", en bedoelt: het mythologisch denken in de kerk. We lezen o.m.:

Evenals de wereldsche mythe staat de kerkelijke mythe tegenover het gebrek aan stijl en orde van dezen tijd. Zooals voor de Duitsohers de Germaan, voor 'de Italiaan, de iRomein het .droombeeld is, zoo i's voor een gedeelte van de Nederlandsch Hervormden, de oude Calvinist het ideaal. Of 'de hardheid van den 'Germaan en den Romein zonder inhoud zijn, het doet er evenmin toe, als dat de hardheid van 'den ouden Calvinist in dezen tijd verwoestend zal werken. Beter een doellooze stijl, dan een stijlloos relativisme.

We vreezen, dat hier de duivel der mythe gansch onmythologisch wordt uitgedreven door den Beëlzebul der mythe. Want die „harde Calvinist" is maar een mythe van het ethische blad.

„Leergeschillen"?

Ds (W) B(ouwman) (? ) schrijft in Leidsche Kerkbode:

Wat mij persoonlijk betreft, wil het er 'bij mij' nog niet in, dat er van eigenlijke leergeschillen sprake kan zijn.

Wel zijn er meeningsverschillen. En die zijn ten •deele van 'dien aard, dat zij bij sommigen naar ons oordeel leiden tot een eenzijdigheid, welke 'bij doorwerking licht een schadelijken invloed zou oefenen.

Maar voor een deel zijn die meeningsverschillen er, zooals b.v. over het Verbond der genade, vanaf de Reformatie al in meerdere of mindere mate geweest, zijn ze gedurig weer naar voren gekomen en zullen ze naar • den aard van deze tamelijk moeilijke zaak, ook wel altyd min of meer blijven bestaan.

En voor een ander deel zijn zij' van zoodanigen aard, dat de kwesties, waarover het gaat, naar ons oordeel allerminst nu reeds geschikt zijn voor de meer populaire polemiek in onze kerkelijke pers. Ze behooren vooralsnog zoodanig thuis op het theologisch, filosofisch en psycho'logi'sch wetenschappelijk gebied, dat men beter doet ze eerst daar rustig te bestudeeren en zich erover te bezinnen om zooveel mogelij'k tot klaarheid te kómen en eenheid van inzicht en beschouwing te 'bereiken. En we voegen eraan toe, dat we nog altijd meenen goe'de hoop te mogen koesteren, dat men alsdan tenslotte die eenheid zal bereiken.

Zonde en uitverkiezing.

Ik ben er een beetje bang voor, een reeks dogmatische artikelen van het „Algemeen Weekblad" ietwat geregeld te citeeren. Toen ik het indertijd, wegens het leerzame van zulk een kennisneming, deed ten aanzien van prof. van der Leeuw, sprak deze van een „begeleiden met een lied van den haat". Een klank, dien wij kennen, en, geloof ik, ook wel „onderkennen".

Toch waag ik het erop, nu dr J. C. Roose weer een reeks in het „ethische" blad geeft, weer af en toe te citeeren. (De naam „ethisch" zegt me tegenwoordig erg weinig). Thans lezen we weer iets over de uitverkiezing:

'Geen wonder dat in allerlei kringen, zoodra 'het gesprek „wat ernstiger" wordt, iemand zegt: „wat denkt u van de uitverkiezing"? Geef daar nu maar eens een kort antwoord op, liefst „voor" of „tegen"!

Nu ja, dat is ook juist, want hoe minder men er over ispreekt des te beter.

Kan men weinig over de zonde zeggen, over de uitverikiezing moest men eigenlijk volkomen zwijgen. Want als wij over zonde spreken, spreken we nog over onszelf, maar als wij over de uitverkiezing spreken, hebben we het over Gods gedachten, en 'die zijn en blijven altij'd hooger .dan onze gedachten.

Toch is er wel eenig verband tusschen die twee, zonde en uitverkiezing. Zij raken beide het a-rationeele, niet-na-te-rekenen-feiten. Z'onde spreekt over het a-rationeele in ons menschen, uitverkiezing over het a-rationeele in God, speciaal in Gods verhouding tot den mensch.

Als dit waar is, en dan op die gronden, wat kan dan nog de theologie in een „systeem" bespreken? En vanwaar komt de schrijver aan de gedachte, dat er in God iets a-rationeels Is? Wel iets rationeels? Wie kan dan scheiding maken tusschen wat Hij in zichzelf eeuwig vereenigt?

We lezen verder:

Zoo gren'st de uitverkiezing van God aan willekeur. Natuurlijk .spreken we ook hier liever met verzachtende woorden. Wij zeggen dat „God doet wat OSem behaagt" of kortweg, maar heel diepzinnig, „.dat God, 'God is". Het lijkt dan alsof uitverkiezing een goddelijke grensoverschrijding is ten opzichte van de macht. 'tKan wel zoo zijn, maar 't is toch eigenlijk iets anders. Het is grensoverschrijding in de liefde, een

geheel eenige alle-perken-te-buiten-gaande van liefde. betooning

Zoo is het door alle vromen beleden en ga idaar nu eens over redeneeren!

Alle ellende die aan dit woord verbonden is — en dat is niet weinig — is een geVolg van een gruwelij'k misverstand, een soheeftreklien, uit zijn verband rukken en in systeem persen van een teer geheimenis.

Het verminken van een gedicht in een zoogenaamde taalkundige ontleding is een kleinigheid vergeleken bij de misvorming die deze zalige vrerkelijkheid vaak heeft moeten verduren in de dogmatische behandeling.

Uitverkiezing beteekent niet anders dan dit: een mensch die zich zelf als zondaar heeft leeren kennen hoort dat God tot tem zegt: „Ik heb u lief" en hij verwondert zich. Hoe meer hij zich verwondert, omdat hij zich als zondaar 'kent, des te duidelüker zegt 'God weer: „Ui heb u toch lief". Zoo gaat het voort in een — voor anderen onverstaanbaar — tweegesprek.

Eu nu de overmoed, de pedanterie, de onbeschaam'dheid: iemand heeft enkele woorden van dit gesprek afgeluisterd en gaat het logisch verstandelijk bewerken en inpassen in zijn systeem, waarin alles wat over God gezegd ian worden gecatalogiseerd is!

Leerzaam voor het verstaan en peilen van den geest des tij ds.

Hervormde Radio-omroep.

Ds A. M. Boeyinga merkt op in Haarl. kbl.:

De aanvraag van de Nederlandsch Hervormde- Radio-Omr'oep had den Minister van Binnenlandsche Zaken, tot wiens departement de Radio behoort, ongetwijfeld in een moeilijk parket gebracht. Persoonlijk zou hij, die bekend staat als stevig Hervormd, natuurlijk niets liever gedaan hebben dan , dit verzoek van zijn gelijkgezinde kerkgenooten inwilligen.

Doch a m b t e 1 ij' k zou bij daarmee zijn vastgeloopen. Want, om de dwaasheid van dit kerkistisch verzoek te demonstreeren, hadden de deputaten onzer kerken voor radio-kerkdienstuitzending zich onmiddellijk achter dit verzoek geplaatst met een gelijke aanvraag.

De Minister nu zou onmogelijk den een hebben kunnen weigeren wat hij den ander toestond. Doch dan ware het einde niet te overzien geweest, en zouden we een even bonte kaart van radio-omroepjes gekregen hebben, als we nu van kerken bezitten. Dit zou inderdaad niets minder dan een bespotting geworden zijn van ons verbrokkeld christendom.

Maar hij wist raad. Uit de regeeringsmededeeling over deze zaak blijkt, dat, na ontvangst van het advies van den Radioraad, bij herhaling overleg is gepleegd met de betrokken organisaties. Daarbij ging de regeering uit van „de redelijkheid, dat door de protestantsche kerkgenootschappen meer invloed kan worden uitgeoefend op de verzorging van uitzendingen door de N.C.R.V., die naar haar aard tot het terrein behooren, waarvoor de kerken meer in het bijzonder belangstelling hebben."

Men voelt hierbij direct de vraag opkomen: wat heeft de regeering hiermee eigenlijk te maken? Dit ligt volmaakt buiten haar competentie.

Ik vermoed, dat verschillende leden van het hoofdbestuur onzer N.C.R.V. ook wel wat kriegel geweest zullen zijn bij deze huisvredebreuk, waarin de regeering zich ging bemoeien met eens anders doen.

Hoe ook, ze heeft zich desondanks zeer schikkelijk betoond, en er aan meegewerkt, dat de regeering kon meedeelen: „Het bestuur van de N. C. R. V. heeft zich bereid verklaard een oplossing te bevorderen, waardoor die invloed is verzekerd. Het ligt in zijn bedoeling, statuair de mogelijkheid te openen, organen in te stellen, welker leden door de kerkgenootschappen zullen worden benoemd en die geheel zelfstandig de uitzending van de kerkdiensten en andere omroepprogramma's, die voor de kerken van belang zijn, zullen beheerschen".

Naar de uitwerking van dit plan ben ik zeer belangstellend. Want het lijkt me juist voor de Hervormde Kerk de grootste moeilijkheden te zullen opleveren. Als die immers als kerk zal meewerken, moeten ook alle soorten van Hervormden, zoowel de vrijzinnige als de rechtzinnige, benoembaar zijn in de bedoelde organen. Dan alleen is het een officieele medewerking van de Hervormde k e r k.

Doch zoo heeft de Ned. Herv. Radio Omroep, die alleen uit rechtzinnigen, naar ik meen meest óf uitsluitend Confessioneelon, bestaat, het natuurlijk niet bedoeld. Die is wel een palstaander voor de Herv. Kerk, doch tegelijk verloochent ze de Herv. Kerk in haar feitelijk bestand.

De Minister wist echter ook hierop raad. Blijkens het verslag van de pas gehouden Herv. Synode, was daar een schi'ijven ingekomen van den Minister van Binnenlandsche Zaken, waarin hij zijn standpunt uiteenzette en bepaalde, dat N.H.R.O. zendtijd kon bekomen in het raam van de N.C.R.V. en de d a a r - voor benoemde commissie zich plaatsen moest op den godsdienstigen g rondslag • d e r N. C. R. V.

Daar zat de Herv. Synode!

De grondslag der N. C. R. V. is rechtzinnig.

En nu moet het Herv. kerkgenootschap (ferm van den Minister, B.) dus met medewerking van de vrijzinnige en minder-rechtzinnige leden der Synode, een puur rechtzinnige commissie benoemen. Gezien de gedurige stemmenverhouding in die synode, lijkt het me niet onwaarschijnlijk, dat ze zich door die beperking niet zal willen laten binden.

Maar wat dan?

De synode kwam er nog niet mee klaar.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's