GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Guido de Brés en de bisschop van Atrecht.

V.

GUY: Mijnheer, zoudt u mij gelegenheid willen geven te spreken en naar mij te willen luistelreji? DE BISSCHOP: Ja, natuurlijk. Spreek, ik zal u aanhooren.

GUY: Ten eerste zegl ge: Hoewel ik geloof, dat het avondmaalsbrood brood blijft, en de avondsmaalswijn wijn, maar ook aanneem^ dat de teekeinen aeen ijdele teekenen zijn, maar hun waarheid in zich dragen, men dan toch Jezus Christus, Die de waarheid van het sacrament is, in de hand heeft om Hem te offeren. Ik belijd, dat de teeke^ nen der sacramenten niet ijdel zijn, maaï dat God toeeigent en in der waarheid geeft, wat ons doov d© teekenen wordt afgebeeld en voorgesteld. Ma^, evenmin als ik behoor tot het getal dergenen, die de transsubstantiatie leeren, hoo'r ik tot henj die consubstantiatie aanhangen.

Zooals bet lichaam en het bloed van Christus waarachtig lichaam en bloed blijven, met al hun eigenschappen, zóó, geloof ik, dat ook het brood en de wijn (brood en wijn) blijven; en niet, dat onder het brood, in het brood, of met het brood het lichaam zou zijn, ingesloten, erbij gevoegd of verborgen, om te worden •opgeheven naar de hoogte of naar beneden gelaten of in ons in te gaan door onzen mond.

Maar het lichaam van Christus deelt zich, zonder dat het den hemel, waar het is, vei'laat, aan ons m©e, om onze zielen te zijn tot een geestelijk voedsel, gelijk het brood ons lichaam voedt.

En zelfs al zou het lichaam (van Christus) in het brood zijn, dan zou daar nog niet uit volgen, dat bet er in zou zijn om te offeren, i) Er is immers noch een voorbeeld, noch een gebod om dit te doen?

Wat het tweede punt betreft, waarnaaï ik vraag, te weten naar welke orde gij pTiester zijt, antwoordt gij mij, dat deze geenszins de orde van Melchizedek is, omdat Jezus Christus de eenigste (priester) is naai- deze orde.

(Vervolgens zegt ge), dat ge ook geen pries teir zijt naar de orde van Levi, daaï deze bij de komst van Jezus Christus is afgeschaft.

Maar gij zegt, dat ge dienaar zijt van God en van de heilige zaken, en dat Jezus Christus ge^ noemd wordt uw hoogste of groote (Hooige)p!riester, en daaruit leidt gij af, dat er priesters moeten zijn van minderen rang. Anders (zoo zegt ge) zou Christus niet zijn de hoogste (souvereine) of groote Hoogepriester.

Maar ik antwoord, dat hieruit niet volgt, dat er priesters van minderen rang zijn. Wanneer wij zeggen, dat God onze hoogste (souvereine) God is, volgt daaruit dan, dat wij ook nog kleinere Goden zouden hebben, minder dan Hij? Geenszins.

Bovendien moeten we er wel op letten aan wie de apostel den brief aan de Hebreen schrijft. Het is zeker, dat hij aan de Joden schrijft, die een Hoogepriester (souvereine, hoogste priester) hadden en priesters van minderen rang, die (ieder) hun offer brachten. En de apostel, die hen van hun Hoogepriester en hun offers wilde afhebben, toont hun, dat Jezus Christus hun Hoogepriester is, en dat zij geen bezwaar moesten maken tegen het verlaten van het symbool om de waarheid te omhelzen. Zoo spreekt de apostel van een Hoogepriester met het oog op de Joden, die zulk een priester hadden, gelijk hij ook spreekt oveir hun offers. Maar op grond daarvan mag men niet oordeelen, dat wij, die (uit de) heidenen zijn en niets hebben van al de dingen, die de Joden had^ den, op het oogenblik priesters van minderen rang hebben. Dit gold de Joden, aan wie hij; schreef.

In uw woorden schijnt mij echter een groote tegenspraak te liggen m het navolgende.

Gij hebt immers gezegd, dat Jezus Christus de eenige is, die toegetreden is tot het priesterschap naar de ordening van Melchizedek en dat er verder niemand is van dit priesterschap', evenmin als van dat van Levi, hetwelk naar uw eigen zeggen afgeschaft is. Maar nu kan men toch van de orde, volgens welke Melchizedek priester is, waartoe Christus alleen is toegetreden, niet zeggen, dat daarin een Hoogepriester is, daar toch de uitdrukking groote en Hoogepriester — volgens uw zeggen — onderstelt, dat er ook priesters van minderen rang moeten zijn.

De Hoogepriester 2) van de Wet was van de orde van Levi, en Christus is niet van deze orde, noch' de (tegenwoordige) priesters. Zoo wilde ik dan toch wel weten, hoe dat zit, daar Christus tot de orde van Melchizedek behoort en gij daar niet toe be^ hoort en toch priesters zijt in rang onder Hem.

Dit kan ik allerminst rijmen. Daarbij komt dat Christus, die het offer van zichzelf gebracht heeft, dit gebracht heeft als priester naar de orde van Melchizedek. Om in de mis de offerande op te dragen, welke Christus als priester naar de orde van Melchizedek geofferd heeft, zoudt gij ook zelf priester moeten zijn volgens die orde, tot welke gij zegt niet te behooren. daar deze offerande alleen maar hoort bij dit priesterschap.

H6t is waar wat gij zegt, dat gij dienaren zijt van God en de heilige zaken. De H. Paulus spreekt in 1 Kor. 4 bijna op dezelfde wijze, zeggende, dat men ons achte als dienaren Gods en uitdeelers der verborgenheden Gods.

Maar voordat gij dit als argument gebruiken kunt, moet gij bewijzen, dat dienaars Gods zeggen wil priester (offeraar). Dit zal men nooit kunnen bewijzen, want de H. Paulus zegt niet, dat men ons achte als priesters van Christus en uitdeelers der verborgenheden Gods. Niets van dit al. Dus zal (deze tekst) nergens toe dienen.

Ook zult ge het woord saöerdos, d.i. offeraar (priester), in heel het N. Testament niet vinden. Zoo heb ik dus het goed recht om te vragen volgens welke orde gij priesters zijt, opdat ik zekerheid kan hebben omtrent uwe roeping. Gij zegt, dat gij niet volgens de orde van Melchizedek (priester) zijt, ook niet volgens de orde van Levi. En in de geheele Schrift zoowel van het Oude als Nieuwe Testament wordt slechts over deze twee orden gesproken. Hieruit volgt dus, dat uw orde in 't geheel niet door God ingesteld is en geen getuigenis heeft van de goddelijke Schriften, maar dat het een derde orde is, uitgevonden door de menschen buiten de Heilige Schrift om. Welke zekerheid hebt gij dus aangaande uw roeping?

Gij doet dingen, waartoe gij in het geheel niet door God geroepen zijt.

Indien gij dienaren Gods zijt van het Nieuwe Testament, weet ge, dat dit ambt niet is offeren, maar getrouw bedienen van Gods Woord en de heilige sacramenten, zonder er iets aan toe te voegen of af te laten; voorts den dienst der gebeden uit te richten. Ziedaar de taak van een dic'naar des Woords volgens de Heilige Schriften. En zoodoende past men de verdiensten van Christus aan het volk, dat de sacramenten ontvangt, toe, wanneer het deze in het geloof ontvangt.


1) Luther, die de consubstantiatie leerde, verwierp de mis niet minder beslist als Calvijn. 2) Hier wordt bijna geregeld het woord (grand et) souuerain sacrificateur gebruikt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1940

De Reformatie | 4 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1940

De Reformatie | 4 Pagina's