GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Guido de Brés en de bisschop van Atrecht.

VI.

Wal hel derde punt belreft, n.l. dat de piriester in zijn mis heel iets anders doet dan Chrislus ge^ 'daan heeft bij hel avondmaal, gij zegt, dat het een prijzenswaardige zaak zou zijn, als ter communie gegaan zou worden, als de mis gelezen en het volk het sacrament ontvangen zou met den priester. Hel is niet de vraag of dit prijzenswaardig zou zijn, ja dan neen, noch of gij hel goed bedient, de vraag is deze: is het geoorloofd het zoo Ie doen?

Want het is voor geen tegenspraak vatbaar, dat, toen Chrislus, bij de viering van hel Avondmaal, zeide „Doet d i t". Hij bij die gelegenheid niet deed wat de priester nu doet. Hij deed, zooals ik reeds gezegd heb het tegenovergestelde.

Aan de Avondmaalstafel biedt Christus Zijn discipelen Zijn lichaam en Zijn bloed aan. Hij presenteert htm Zijn lichaam en bloed tot hun geestelijk voedsel. De priester (daarentegen) biedt bij zijn altaar het lichaam en bloed van Chrislus Gode aan. En hij doet dit, zooals hij zegt, tot vergeving der zonden. Dit is geheel in tegenspraak met de bedoeling van den Meesier.

En wat nu hel feil betreft, dat de priestet geheel alleen bij zijn mis eet, dil is niet slechts ongepast, maar ook geheel in strijd met de natuur van het S heilig sacrament, dat de Heilige Paulus in 1 |Kor. 10 communie, gemeenschap noemt.

Daar kan toch geen gemeenschap zijn, waar men alleen communiceert.

Jezus Christus roept luid en klaar: Neemt, eet. Hij zegl niet: neem en eet voor al de anderen. De ouden hebben het Avondmaal in hel Grieksch Synaxin genoemd, d.i. gemeenschap van onderscheidenen.

En als de H^. Paulus aan de Korinlhiërs schrijft, verwijl hij hen, dat zij niet op elkaar waditen, maar dal ieder zijn Avondmaal apart nutligde. En dan zegt de apostel: Dat is niet hel Avondmaal des Heeren.

Vervolgens wijst Guido de Brés op de praktijk der Grieksch-Orthodoxe Kerk, die enkel op Zon- en Feestdagen de mis opdraagt, terwijl heel het volk deelneemt aan de communie onder beide gedaanten. Hij argumenteert uit 't feit, dat ieder voor zich moet eten, daar niemand leven kan van hetgeen een ander voor hem eet.

En hij vraagt wat Paulus wel zeggen zou van al die afzonderlijke Avondmaalsvieringen der priesters in kapellen en kerken.

Hij wijst op een woord van Cyprianus, dat Jezus Christus de eenige is, die inzake het Avondmaal gevolgd moet worden en niet de traditie en menschelijke voorschriften.

Als het middel om de dwalingen te overwinnen, wijst hij op 't woord van Paulus in 1 Cor. 11 : 23. Terug naar het Woord, gelijk Christus de Joden ook leerde inzake de echtscheiding!

Zoo ook terug naar de o o r s p r o n k e 1 ij k e instelling van het Avondmaal.

Wat nu betreft uw beschuldiging van onmenschelijkheid aan ons adres, omdat wij het sacrament niet aan de zieken geven, ik beken, dal men er vroeger gebruik van gemaakt heeft. Maar hel is de vraag of dil prijzenswaardig is. Ik zie er niet veel reden loe, overeenkomstig hetgeen ik sliraks beweerd heb, dat het geen sacrament is om aan één persoon te bedienen, daar het sacrament is van de gemeenschap van meerderen, die het moeten ontvangen. Als cchler de kerk de gewoonte zou hebben om een geloovige, die ziek is en het sacrament verlangde te ontvangen, dil te bedienen, wanneer er onderscheidenen bereid waren om het mede te ontvangen — dan zou ik niet zoo streng zijn om zulk een gewoonte te veroordeelen.

DE BISSCHOP: Wat ons eerste! punt betreft, zegt ge, dal go de transsubstantiatie niel kunt aanvaarden. En nu wil ik u dit wei bokennen, dat ik, als ik aan mijn eigen oordeel en aan mjjn eigen reda zou gelooven, ik de transsubstanlialie oo'k niet zou gelooveii. Schijnbaar zijn zij die de transsubslanüatie niet gelooven het dichtst bij de waarheid en het meest Schriftuurlijk.

Maar wal will ge? Als de Kerk het zoo beslist en vastgesleild heeft, moet men het eenvoudig gelooven. Al den lijd van mijn leiven heb ik mijn best gedaan om mijn denken te dwingen teneinde te geloovep en vast te houden hetgeen de Roomsche Kerk gelooft, meer dan hetgeen iii duizend andere studies wordt geboden. En wat uw tweede punl aangaat, beken ik gaarne, dal de naam saceirdos, d.i. offeraar of priester in het heele nieuwe testament niet voorkomt. Hieruit volgt echter geenszins, dat wij het lichaam en bloeid van Je; zus Cliristus niet moeten offeren.

Gij vraagt mij, wie ons bevolep heeft dit te doen. Maar ik zou u willen vragen, of gij mij nieit toestemt, dat onze Heere Jezus Christus geordineerd en bevolen heeft dil be doen bij de instelling van het heilig sacrameoit, als ik u aantoon, dat Hij offerde, toen Hij het instelde.

GUY: Zeker mijnheer, u zult me een bdzonder genoegen doen. (In dat geval) zal ik het geheel met u eens zijn en een der uwen zijn. Ik verzoek u dus mijnheer, mij dil aan Ie toonen.

DE BISSCHOP: Ik zal het u aantoonen. Hoor. Gij weet wel, dat de oude Vaderen, bepaaldelijk in godsdienstige aangelegenheden, de gewoonte hadden om wanneejr ze een plechügen maalüjd hielden, vóór ze aan de spijzen raakten, het eerste deel aan God offerden. Dil kan bewezen worden door een onbepaald aantal passages uil de Schrift.

Gewezen wordt dan op het feestmaal van Job en zijn kinderen: het afscheidsmaal van Jacob en Laban; het feestmaal van Mozes en Jethro en vooral op 't feit, dat Melchizedek Abraham en de zijnen met brood en wijn tegemoet kwam. Volgens den bisschop heeft Abraham het priesterschap van Jezus Christus onze ware Melchizedek hier erkend alsmede de offerande van Christus' lichaam en bloed onder de gedaante van brood en wijn.

Tenslotte wijst hij nog op het Paaschlam, dat men eerst offerde alvorens het te eten.

Als Christus zegt „zie hier m ij n lichaam", dan begint Hij de heilige offerhandeling, welke Hij door Zijn dood voleind heeft.

En wat het derde punt betreft, dal de priester het sacrament geheel alleen nuttigt en het volk het sacrament door procuratie ontvangt — dit ontken ik, want ik hebt er deel aan door heti geloof.

GUY: Mijnheer, het verheugt me, dat ik, wal ons eerste punt betreft, van u hoor, dal uw eigen denken en uw eigen oordeel afkeerig zijn van dö transsubstantiatie, en dal zij, die daaraan niel gelooven, naar het schijnt het meest Schriftuurlijk zijn. Maar gij zegt, dat men er eenvoudig aan moet gelooven, omdat de Kerk het zoo vastgesteld heeft. Ik weet, dal verschillende van uw doctoren zoo spreken.

Hiertegen voert Guido de Brés dan aan de uitspraak van Paulus (Rom. 10), dat het geloof uit het gehoor van het Woord Gods is en niet voortkomt uit eenige ordinantie of bevel der Kerk. De Kei'k kan bovendien niets wat het geloof betreft vaststellen zonder de H. Schrift. De leer der transsubstantiatie is een nieuwigheid, ingesteld door Paus Innocentius 111. Hij heelt haar als 13e geloofsartikel aan de XII art. toegevoegd. Vervolgens wijst Guido de Brés op de Evangelisten, op Hand. Z en 20, 1 Kor. 10 en 11, waar geen sprake is van de transsubstantiatie.

En dan komt hij weer op de oude doctoren der Kerk Origenes, TertuUianus en Cyperianus en Betramus, om te eindigen met deze conclusie:

Hel is dus noodig geeiSlelijk op te vatten, hetgeen over het bloed van Christus in den wijn is opigemerkl.

(DE BISSCHOP): Wal? Wat zegt ge? Zegt de H. Cyprianus alles wat gij hier zegl?

GUY: Dat niel mijnheer. Maar ik zeg, dat Belramus in zijn behandeling van de woorden van den H. Cyprianus ze zoo woord voor woord uitlegt, als ik ze aangehaald heb.

De H. Cyprianus evenwel zegl bovendien tegen de Aquarislen, dat het bloed van Christus niet in de Kerk kan zijn gezien en er niet onder kan zijn verstaan, daar de wijn (anders) ophoudt in de Kerk (wijn) te zijn. Indien da wijn van wezen veranderd is, houdt hij op wijn te zijn. Volgens Cyprianus kan er derhalve het bloed van Chrislus niet onder verstaan worden.

Dezelfde doctor zegl in de preek over het avondmaal des Heeren, dat hel gewijde brood in den besmetten mond is gegaan. EvenzoO', izegl liij in zijn preek over de afgevallenen, handelend over een meisje, dat (brakende) het sacrament had ovorgegeven: de drank gewijd aan het bloed des Heeren is uit de besmette ingewanden uitgegaan. Hij zegt niet, hel brood en den drank, welke van subslanlie veranderd is, maar hel brood en de wijn, gewijd aan het lichaam en bloed des Heeren. Zoo ook Theodoretus, die leefde ten tijde van Cyrillus, en met dezen op het concilie van Efeze en Chalcedon was, een zeer geleerd man, wiens boek te Rome in hel Grieksch is gedi-uk't, (zoo ook Th.) in zijn eerste dialoog, waarin hiji twee personen voorstelt: een geloovige en, een ketter. De geloovige zegl: Onze Heer zelf heeft de namen van brood en wijn vea-anderd, en heeft den naam van het teeken aan zijn lichaam gegeven en aan het teeken den naam van zijn lichaam. En zooals Hij zichzelf wijnstok genoemd heeft, zoo heelt Hij hel teeken bloed genoemd.

En dan vraagt de ketter: Maar ik zou wel de reden willen weten waarom de namen veranderd zijn.

De geloovige antwoordt: het doel (waarmee dit geschiedde) wordt duidelijk onthuld aan al degenen, die tot het geheimenis geroepen zijn. Want Hij heeft gewild, dal zij die geroepen zijn tot deelname aan de heilige geheimenissen, niet zouden blijven slaan bij de natuur der zichtbare dingen, maar dal zij door de verwisseling of verandering der namen zouden gelooven aan de omzetting die door de genade geschiedt. Want Hij, die Zijn lichaam tarwe en brood noemt, heeft zidhzelf ook de w ij n s t o k genoemd.

Hij zelf heeft ook de teekenen, welke voor de oogen zichtbaar zijn, geëerd door hen Z ij n lichaam en Zijn bloed te noemen, niel al zou hij hun natuur veranderd hebben, maar omdat Hij Zijn genade aan da natuur paart.

Vei-volgens zegt hij daar nog: geheimzinnige teekenen gaan na de wijding niel boven hun natuur uit. Want zij blijven in hun eerste substantie, gedaante en vorm. Zij kunnen gezien en gelast worden als voorheen.

In de eerste uitspraak zegt hij niet, dal brood en wijn van substantie veranderen, maar dat brood en wijn slechts veranderd zijn wat den naam b-etreft.

Ze worden lichaam en bloed van Chrislus genoemd, wat zij niet te voren heetten.

Hij zegt, dat de substantie .van het brood niet veranderd is, maar dat de genade zich aan de natuur paart. Dit bewijst klaar als de dag, dat in het sacrament hel brood brood blijft en evenzoo de wijn wijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's