GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voetsporen Gods.

I.

Verwonderlijk gaat het den mensch als hij den geest laat dwalen over wording en geschiedenis van godsdienststelsels, die bestemd waren zich op te werken tot wereld-godsdiensten.

De Schepper van hemel en aarde heeft die geschiedenis geschreven onder het nalaten van machtige voetsporen, dikwijls met eeuwen tusschenpoos.

Een drietal van die het meest in het oog springende voetsporen slaan wij gade in China, het Heilige Land en het heidensche Rome.

Begeven wij ons daartoe het allereerst naar het gebied der rivier de Ganges, levensader van het land, thans bekend onder den naam van Engelsch- Indië.

Ongewone drukte heerschte in het jaar 64 onzer jaartelling in de stad Magadha, gelegen ten Zuiden van den Ganges, den "heiligen stroom, die nog levendig tot onze verbeelding spreekt en nog altijd in groote vereering staat bij de inboorlingen van Britsch-Indië, die er nog jaarlijks offers brengen, opdat hij aan het land de vi-uchtbaarheid niet onthouden moge en haar gunsten schenke tot aan de uiterste einden van het Rijk. Bakermat van verschillende stammen van gekleurd ras, mimtte deze bodem toch niet uit als woonstede van menschen van veel beschaving of hoog intellect. Aan den inval der Arische volkeren konden zij niet voldoenden weerstand bieden. Die Ariërs waren door de passen van den Hindukusch in het dal van den Indus doorgedrongen en hadden hun vasten zetel in Voor-Indië opgeslagen. Deze krachtige en intelligente Arische stammen drongen de gekleurde rassen meer en meer terug de bergen in en naar het Zuiden. De achtergeblevenen mochten en konden zich daardoor niet met de Ariërs vermengen.

De Ariërs plaatsten hen in hun gemeenschapsleven in de laagste kaste en werden door hun overweldigers meer veracht dan op prijs gesteld.

Zonder strijd ging dit alles intusschen niet en de Ganges heeft stroomen bloed zien vloeien als een bewijs hoe zwaar het soms den Arischen stammen viel die gekleurde volkeren, de Shudra's, uit hun land te verdrijven. En zelfs nog op den huldigen dag zijn in Voor-Indië de twee hoofdrassen in talen en stammen te onderscheiden.

Wat van de voor-Arische bevolking overgebleven is, vinden wij terug in Dekhar en staat bekend onder den naam van Dravidische volkeren. Zij verschillen in taal en beschaviag.

l'oen de Chi-istelijke Zending in dit land doordrong, vond zij er verschillende stammen zonder letterkunde en talrijke ruwe, onbeschaafde volksstammen, die nog menschenoffers brachten en zelfs menscheneters waren. De binnengedrongen Ariërs voelden voor deze stammen slechts verachting, hetwelk uitkwam in de schimpnamen, die zij hun gaven. Maar behalve die verachting gaven de Ariërs toch ook iets van meer waarde aan die gering geschatte volksstammen: zij drongen hun cultuur aan hen op, hetgeen zij doen konden door hmi overwicht en hoogere ontwikkeling.

Maar hoe sterk overigens ook, de Ariërs ondergingen in een enkel opzicht den invloed der door hen onderdrukte volksstammen, die, gepaard aan rijlidom en overdadig leven in dit weelderige land, hen veel van hun energie deden inboeteiu en teweegbracht, dat de Ariërs in hun geestelijk leven in zich zelf gekeerd en droomerig van aard werden.

Zij vingen aan zich aan onthouding te gewennen en met afkeer zich van de wereld af te wenden, waardoor zij voor de meest diepzinnige levensvraagstukken kwamen te staan, die zij op bovenzinnelijke wijze trachtten te doorleven en te doorworstelen. Het gevolg hiervan was, 'dat zij slechts weinig belangstelling overhielden voor de eischen der staatspolitieli, waardoor zij die ziorgeloos opvatten en meteen hun geschiedenis verwaarloosden.

Onder deze Arische volksstammen, die Voor- Indië bewoonden, ontwikkelden zich verschillende godsdiensten.

Uit den Veda-godsdienst ontwikkelde zich allereerst het Brahmanisme, waaruit vervolgens — ongeveer 450 jaren v. Chr. — de Boeddhistische godsdienst voortsproot. Na het verscheiden van Boeddha, die in 477 stierf, verscheen er een soort van na-boeddhistische godsdienst, die tenslotte opging in het Hindoïsme. Het Brahmanisme kenmerkt zich door zijn diep-ernsüge levensbeschouwing van pessimistische streklang. Van zondebesef als de Bijbel leert of van zedelijk verantwoordelijkheidsbesef des menschen voor zijn daden is geen sprake; en, evenmin als de persoonlijkheid van den mensch in het Brahmanisme gekend wordt, evenmin kent het de persoonlijkheid Gods.

De ongewone drukte in Magadha, waarvan wij hier boven spraken, vond haar oorsprong in een karavaan van een twintigtal mannen, gezeten op rijk versierde kameelen, vergezeld van een aantal paarden, heerlijke dieren van melkwitte kleur, die beladen waren met groote balen, inhoudende heilige schriftrollen en relieken. Veel volks bleef het gezelschap tot een eind buiten de poort vergezellen, nieuwsgierig als het was naar het doel der reis van de karavaan. Maar de deelnemers hieraan gaven geen blijk er van iets te bespeuren van de opschudding, die zij onder de bevolking van 'Magadha veroorzaakten; integendeel, rustig

werden hun toebereidselen voortgezet en ten slotte ving de lange marsch, die hun te wachten stond, aan.

Het was kort na het aanbreken van den dag, dat de karavaan opbrak. De eerste zonnestralen voorspelden een warmen dag, maar aan hitte waren onze reizigers wel gewoon, die kon hen niet afschrikken.

Heerlijk schoon ontrolde het landschap zich aan hun oogen; bergen, dalen, wouden en woestijngrond. Wellicht trok deze laatste hen het meest aan, want in een woestijn is het heerlijk droomen; daar kan zich de geest onmetelijk wijd uitzetten tot in de verste toekomst en ook terug tot in het oudst verleden.

Gesprekken van dezen aard hielden onze reizigers weldra bezig en aan den ernst hunner bewegingen, die den bezadigden leeftijd aanduidden, verhoogd door den strakken ernst hunner gelaatstrekken, bemerken wij spoedig te doen te hebben met lieden der hoogste kaste. Want in kasten is nog steeds het volk in Indië verdeeld en die kasten — onderlinge kringen van personen van gelijke geboorte en stand — worden nauwgezet gehandhaafd. Wee dengene, die het beproeven zou zich in een hoogere kaste in te dringen.

Urenlang trekt de karavaan voort en haar spoor is reeds lang uitgewischt in het zand van den breeden heirweg naar het Verre Oosten, als de ruiters een geschikte plaats vinden — een oase — waar zij den nacht kunnen doorbrengen. Fluks stijgen zij af, de bedienden ontz, adelen de rijdieren en maken vervolgens den avondmaaltijd gereed. Spoedig zitten de reizigers met gekruiste beenen in ©en kring om den maaltijd en bewaren gedurende de eerste oogenblikken een ernstig stilzwijgen. Daarna opent één van hen, een man, in wien men door kleed en gestalte onmiddellijk den priester herkent, een man van reeds bedaagden leeftijd, wiens naam is Kasyapa Matanga, den mond en zegt op rusügen, langzamen toon: „Hoe wonderlijk toch, dat de heerscher daar ver in het Oosten^ wiens wijsheid hier tot ons doordrong, ons roept om hem, den verheven Vorst van het onmetelijke Rijk van het Midden, de wijsheid van onzen godsdienst te leeren." Hier zweeg hij en keek met peinzend gelaat naar den hemel, die, fonkelend van sterrenpracht, zich boven hun disch uitspreidde als een wonderschoon kleed, bezaaid met diamanten en paarlen,

Hoe heerlijk schoon en rustig is de woestijn, hoe noodt hij geest en zinnen tot hoogere gedachten en tot hooger, edeler genot dan aardsche spijze verschaffen kan.

Gekluisterd in boeien van oneindige zandvlakte, die hun om de ziel geslagen zijn, wordt him geest gedwongen aan de gedachten vrijen teugel te laten, op geheimzinnige, droomerige wijze. Zdj kennen dit gevoel, die mannen die daar zoo ernstig aan den disch zitten, en zij weten dat, als de woestijngeest spreken gaat, zïj slechts te luisteren hebben. Van daar de diepe stilte, die intreedt na de opmerking van Kasyapa Matanga.

Eindelijk opent de man aan zijn rechterzijde, priester evenals hij, doch van veel meer gevorderden leeftijd, den mond om eveneens zijn verwondering te uiten, maar ook zijn groote vreugjde te kennen te geven over den tot hen gekomen oproep van den groeten Heer in het verre Azië. De naam van den spreker is Gobharana. Zwijgend keek hij den kring rond als hoopte hij, dat één van die achttien mannen, die tot hem gekomen wai-en om de Boodschap van 'hun Gebieder te brengen, nog eens de boodschap herhalen zou, waarmede zij opgeroepen werden om in zijn vergelegen land te komen verhalen van de wonderen van Boeddha. Reeds honderden malen het verhaal dier boodschap aangehoord, kon toch hun geest zich nooit genoeg laven aan de woorden, die uit dat op onmetelijken afstand gelegen Rijk tot hen kwamen, en hun deden kennen de macht hunner godheid, die zelfs onbekende volkeren in ver verwijderde streken bereikte om daar haar wijsheid te brengen.

Dra werd zijn verlangen bevredigd, want ook de Afgezanten uit het Rijk des hemels wenschten niets vuriger dan de woorden te herhalen van hun gi'ooten Gebieder in de ooren van hen, die h)ij roepen deed om het wonder dat hun Keizer in den droom wedervaren was, te verklaren.

Eén hunner, een man met gitzwarte oogen, stralend met ongemeen vum-, liet zich aldus hooren: „In het jaar 61 droomde onze Gebieder, de machtige Heerscher der aarde en Keizer over het land, dat vermetele vreemdelingen durfden binnendringen en het land den naam van Cliina gaven, maar dat wij liefhebben als Choeng-kwa (Rijk van hèt Midden) en dat het nederige volk gaarne noemt Choebg-hwa (Bloem van het Midden) een droom, die hem niet wilde loslaten en zijn geest verontrustte. Dagenlang bleef Keizer Ming gedrukt en was zijn levenslust geslagen in banden van somberheid. Ten slotte kon hij de kwelling niet langer verdragen en besloot zijn vertrouwden Minister Fu-yih deelgenoot te maken van zijn droom. Fuyih werd geroepen en naderde onder het maken van herhaalde kowtows (buiging, waarbij men geknield en met de handen op den grond uitgespreid blijft liggen tot de toestemming gegeven wordt zich weder op te richten) zijn verheven Gebieder en luisterde aandachtig toe. Man van grooten invloed in het machtige Rijk van Keizer Ming, zóó groot inderdaad, dat hij het vermocht den geest zijns Meesters te leiden en het soms wagen dorst hem ongevraagd raad te g^ven en zijn meening kenbaar te maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's