GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvijn — Castellio.

III.

't Was in Mei 1544, toen twee predikanten van Geneve moesten afgezet worden, dat Calvijn zijn beklag deed aan F a r e I over zijn ongeloofelijk doornlgen weg. Bij het verdriet over genoemde predikanten kwam ook nog de laster van Gastellio. Deze blijkt nog in Geneve te zijn. En hij roert zich hevig op de Bijbelbesprekingen.

Calvijn schrijft: Sebastiaan valt ons zoo hefüg aan als hij maar kan. Er waren gisteren ongeveer zestig lieden bij de gemeenschappelijke bijbelbe^ spreking. 't Ging over den tekst 2 Gor. 6:4: Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven in alles aangenaam, in veel verdraagzaamheid enz. Toen werkte Gastellio een algeheel© tegenstelling uit om aan te tbonen, dat er tusschen ons en de rechte dienaars van Christus een tegenstelling was.

Hij spotte ongeveer op deze manier: Paulus was een dienaar van God, wij dienden onszelf. Hij was verdraagzaam, wij onverdraagzaam, . Paulus waakte 's nachts voor den opbouw der kerk, wij waakten om te spelen. Hij was nuchter, wij drankzuchtig. Hij werd geplaagd door rustverstoringen, wij verstoorden den vrede. Hij was kuisch, wij zijn ontuchtigen. Hij werd in de gevangenis geworpen, wij wierpen hem in de gevangenis, die ons maar met een woord te na kwam. Hij werkte naar de| volmacht Gods, wij werkten in een andere. Hij leed van anderen, wij vervolgden de onschuld. Wat wilt ge nog meer? Het was een bloeddorstige rede. Ik heb maar gezwegen om niet ten aanhoore van zoovelen een nog grooter twist uit te lokken, maar ik heb mij bij de „Syndics" beklaagd. Want, ja, dat is nu het kenmei-k van alle scheurmakers om zoo te spreken. Ik moet dit alle perken te buiten gaande optreden onderdrukken, niet alleen om zijn ontactisch doen, maar vooral om de leugenachtigheid van zijn beschuldigingen.

Zie toch, welke nooden mij drukken."

Hier heeft Calvijn reeds den scheurmaker ontdekt aan het kenmerk dat Johannes gaf van de gnostieken: zij hebben de broeders niet lief.

't Bleef een pijnlijke geschiedenis voor Calvijn. Een van de vijanden van Calvijn, doch' vriend van Viret, had Calvijn vanwege Gastellio's zaak! bij Viret belasterd.

Bij een gelegenheid, zegt Calvijn, liet ik mij zoo gaan, dat ik tot schelden verviel: Wat! gij hebt mij om de zaak van Gastellio valsch beschuldigd bij Viret, die mijn vriend is, evenzeer als de uwe, wat zult ge dan tegen anderen uw gif spuwen!

Calvijn bhjkt niet weinig nerveus te zijn in de zaak van Gastellio. Geen wonder, 't Gif van het humanistisch Christendom, ja het Gereformeerde humanisme is zoo venijnig vooral naar den kant van het gi-oote publiek, dat de zaak des Hieeren veel lager stelt dan de zaak des menschen. Er waren in dezen strijd momenten, dat Calvijn wel evenals Paulus kon zuchten: zij hebben mij allen verlaten!

In 1553 had de humaniteit haar stok gevonden om Calvijn te raken. De zaak Servet!

In Nov. 1553 schreef Calvijn aan Bullinger: ik zal zoodra ik tijd heb een boekje uitgeven en daarin aantoonen, welk een monster Servet was, opdat niet de kwaadwilligen blijven schelden (ik hoor, dat dit in Bazel geschiedt), noch ook de onkuni-. digen er tegen morren.

Die kwaadwillige was GastelUoi. Hij was naar Bazel getrokken met zijn gezin en vond daar een armoedig bestaan voor zijn gezin als oorrector. De corrector was ook zooveel als geestelijk adviseur van den drukker. Hij gaf ook les in Grieksch; doch moest van armoede drijfhout uit den Rijn

•visschen. Dat werd ook vaak klandestien gedaan (zooiets als strandjutten) en daardoor kwam het dat CaMjn hem later van houtdiefstal beschuldigde. .Maar Castellio verklaarde, dat hij vergunning van den Raad had, wat zeer aannemelijk is. Veel wild drijfhout op den Rijn belemmerde de vaart.

Juist in 1553 kwam Castellio tot betere positie: lector en later hoogleeraar in 't Grieksch aan de Biazelsche universiteit.

Intusschen was' zijn bijbelvertaling (Latijn en Grieksch) verschenen.

Lindeboom zegt er van: De man, die zóó principieel onderscheid maakte tusschen vergankelijk •lichaam en goddelijken geest der bijbelboeken, de spiritualist die — concreter dan vroegere geestverwanten in hun nj_ystieke speculatie — met natuurlijke rede en humanistisch-kritische scherpzinnigheid de consequenties trok van de waarheid, dat de letter doodt, maar alleen de geest lev€ n4 maakt, kon onmogelijk genade vinden bij den man van het absolute schriftgezag,

Castellio was een voorlooper van het historisch critisch onderzoek.

Geen wonder dat Calvijn in de opdracht van zijn commentaar op Genesis aan de vorsten van Saksen klaagt over enkele eigenzinnige verkondigers van het Evangelie, die niet bij de openbare tegenstanders behooren, doch die gehaat moeten worden om hun giftigen fanatieken strijd..

Daarbij bedoelt hij ook Castellio.

In een zeer heftigen brief aan de gemeente van Poitiers, waar een uitgeweken broeder idt Geneve Calvijn belasterde — schreef Calvijn over Castellio: Hij beweert, dat in Geneve iedereen mij de pantoffel moet kussen. Maar ik ben er van' overtuigd, als hij in mijn plaats stond, dat hij dan andere praal zou voeren dan ik. Want hij is nu al opgeblazen terwijl hij niets is, wat moest het dan worden als hij een eereplaats innam. Maar hij toont daarmee, welk giftig dier hij is^ dat hij niet verdragen kan bij ons alles in eendracht te zien.

Want dat noemt hij mij de pantoffel, kussen, dat men zich in Geneve niet verzet tegen mij en de leer, die ik voorsta, om niet God te verachten iin mijn persoon en Hem als 't ware met voeten te treden.

Maar dat moet ik bekennen, het is mij toch zeker wel evenzeer geoorloofd om een ijvieraar te zijn tot behoud van de leer, die ik voorsta, |en waarvan ik weet, dat zij uit God is, als dat hij zich veroorlooft om te pleiten voor zijn buik.

Verder zegt hij: Castellio heeft arme slachtschapen van Christus onbezonnen partijgangers genoemd. Hier duidt Calvijn de houding der spiritualisten aan, die geen martelaars werden, omdat dat alles maar uiterlijke dingen betrof en vleeschelijken ijver — de rechte „Sabbath" werd gevonden bij degenen, die geheel inwendigen, persoonlijken godsdienst hadden. En deze godsdienst kan zich in het uitwendige overal voegen, 't Komt maar op het persoonlijke aan en tenslotte is de ware deugd een kwestie van het Stoïsche hart, dat onder heidenen evengoed gevonden wordt als onder kerkelijke menschen.

Hoort Calvijn daartegen toornen:

Ja, ja, het lijkt naar buiten schoon om de deugd te prijzen, maar als men het geloof laat varen en de gemeenschap met God, dan is dat de dingen omkeeren en de ploeg voor de ossen spannen. Vóór alles, lieve broeders (gemeente van Poitiers), wacht u voor Satans listen, wanneer u door zulke lieden volmaking van levenswandel wordt gepredikt. Want zij willen daarmee de genade van onzen Heere Jezus te niet maken... alsof dit niet de grootste en hoogste deugd aller heiligen ware, tijdens hun leven op aarde te zuchten onder den last hunner gebreken en te erkennen, hoe veel verkeerds er nog aan hen is.

Ik zeg dit niet zonder reden, want de brave kerel Castellio, dien de la Vau u als een heilige prijst, heeft zich opgemaakt om dit doodehjk gif te zaaien. Zij beschuldigen ons dat wijl de menschen niet brengen tot heilig leven, als wij zeggen, dat er n, og veel zwakheden bij ons zijn, totdat wij van dit vleesch ontkleed worden, zoodat wij altijd weer onze toevlucht moeten zoeken bij da barmhartigheid Gods.

Vervloekt zij die heiligheid, die ons zoo bedwelmen en hoogmoedig zou maken, zoodat wij de vergeving onzer zonden vergaten."

Is hier niet het humanistisch brave Ohristenmenschen-ideaal van Castellio gegeeseld? En van Goornherl?

D e 1 a V a u noemt hij slechts een „kleine geest", een praalhans, een mensch die niets te vertellen had, de domsten zijn de vrijmoedigsten, een arme stumperd, een vlegel. Maar Castellio is meer. Calvijn ziet het steeds meer van welken geest Castel- Uo de vrij begaafde woordvoerder is, . Ra dat maakt Calvijn nerveus als hij aan de kerk denkt.

En Calvijn wist toen nog niet wat wij weten van de vreeselijke gevolgen van dezen geest voor da Gereformeerde Kerken. Deze geest immers heelfti in ons land de kerken in de 18de eeuw tot verbondsverlating verleid. Calvijn had reden voor zenuwachtige spanning als hij met Castellio te doen had. Temeer omdat het werkelijk waar was, dat Calvijn vele gebreken had. Zelfs in zijn leer.

Wij kunnen Calvijn als historisch i)ersoon zien en wij weten, dat hij geheel op het standpunt van ons art. 36 stond inzake de verhouding van kerk' en overheid.

Dat de ChristeUjke overheid ketters als Servet met het zwaard moest straffen, stond bij hem vast. Wij weten dat hij hier nog als 't ware Middeleeuwsch dacht. Wij weten, dat Gods Woord in dezen geen opdracht voor de overheid geeft

Integendeel.

Hier was dus een zwak punt.

En daarop kwam nu de aanval van humanistisch gerichte geesten als Castellio. Casteffioi werd hun woerdvoerder in zijn boekje: Moeten ketters vervolgd worden? door Martinüs Belli us. In ons land werden zijn geestverwanten ook wel Bellionisten genoemd.

Wij geven ook antwoord: neen, op de vraag: moeten ketters vervolgd worden? Maar op grond van Gods souverein bestel. Als het God beliefde te bevelen dat de Christenoverheden de plaats van Israels koningen moesten innemen, dan moesten nog onze Christen-ministerpresidenten aandringen op slachting van de Baaispriesters in de kerk.

Gods souverein gezag in dezen blijkt toch overduidehjk in het Oude Testament, waar Israël bijv. van Jericho niets mocht laten leven. En dat de Zoon des Menschen, die ter rechterhand Gods zit, het program van de Openbaringen afwerkt en de menschen aantast in hun bezit, hun vrijheid, hun vleesch en bloed, en hun kinderen, dat is toch in onze dagen wel zeer evident. De Christus brengt het gericht niet meer over zielesubstanties, maar over levende zielen.

Castellio echter getuigde tegen het ketterdooden op grond van het Evangelie (het los van het O. T. opgevatte Evangelie) en van rede en van menschelijkheid.

Precies dezelfde ai-gvmienten zijn aan te voeren tegen de oorlogen des Heeren in het Oude Testament. Pleitte de menscheUjkheid niet tegen het slachten der Baaispriesters bij den Karmel? Was hel redelijk, om die arme stakkerds, die afgemat wai-en van hun goedgemeenden godsdienst, zoo onmenschelijk te kelen? Was dat niet tegen het Evangelie ?

En dan: wie zal uitmaken wat ketters zijn?

De onbevooroordeelde meeningen denken nooit gelijk. Moeten dan die anders-denkenden maar zwichten voor Calvijn's denken?

Ge ziet, het is het standpunt van den modernen mensch. Heusch, Castellio heeft het gewonnen in de kerk, die het Woord verhel. Castelüo wordt verstaan. Velen zijn geroepen, weinigen uitver'koren, ook hier. De toonaangevende theologen van het humanistisch gerichte Christendom moeten Castellio bijvallen.

Ook vele tijdgenooten van Calvijn vielen Castellio bij: De Palais schaarde zich onder de lofredenaars op Castellio en kreeg een scherpen brief daarover, die aldus eindigde:

Opdat gij weet, dat het niet in toornige opwelling of booze ontstemming is, heb ik dezen brief geschreven in een uur, dat ik mij gereed houden moet om voor God te verschijnen, die mij weder met een zware ziekte bezoekt, die mij den dood! voor oogen brengt. Ik wil Hem bidden. Monseigneur, erbarmen met mij te hebben en mij weer in genade aan te nemen, u te behoeden en u tei leiden door Zijn Geest en uw geluk, zoowel als van uw vrouw en uw gansche familie te vermeerderen.

In dezen brief noemt Calvijn Castellio honderdmaal afschuwelijker dan alle Papisten ter wereld. Want Castellio had ook Calvijns leer van Gods souvereiniteit in den grond aangetast door de leer der Praedestinatie van uit humanistisch oogpunt voor te stellen als tegen het Evangelie en tegen de rede en als onmenschehjk. Calvijns God was een huichelaar, een leugenaar, trouweloos en onrechtvaardig, een aanstoker en dader van alle schandelijk bedrijf, ja erger dan de duivel.

Calvijns God was echter de God, die Zich in de Heilige Schrift openbaart als de Pottenbakker, die met het leem doet wat Hij wiL

Castelho's god was een vergrootte, veredelde humanist, die met de vrije en goede kern van den mensch onderhandelde als met zijns gelijke en die voor de rechtbank van Evangelie en rede en menschelijkheid kon bestaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's