GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het gevaar dat dreigde”.

{Ds J. W. Siertsema, Het gevaar dat dreigde).

Het is nu eenmaal onmogelijk alle brochures en geschriften te bespreken, welke op het oogenblik verschijnen. Men kan zich zelfs afvragen of al de tijd en kracht, welke aan het schrijven van deze brochures wordt besteed, niet beter geschonken had kunnen worden aan meer uitgewerkte studies. Zelfs hoort men hier en daar al smalen van „Brochurentheologie".

Toch ligt er in het verschijnen van die vele brochures iets moois. Zij dragen allen telkens weer nieuwe argumenten aan en uit de veelheid van meeningen kristalliseert zich de communis opinio ook op theologisch gebied. Ze staan ook vaak in nauw verband met den plaatselijken kerkelijken strijd en geven daaraan leiding en wie met het gevoerde debat ten volle wil meeleven, zal goed doen zich op de hoogte te houden van wat er telkens weer opnieuw wordt gepubliceerd.

Zoo ontvingen wij van den schrijver bovengenoemde brochure, blijkbaar omdat daarin gereflecteerd wordt op wat ondergeteekende in dit orgaan schreef onder den titel , , Woordgezag en Wetenschapsdwang". En mede, omdat in deze brochure critiek wordt geoefend op wat wij in , , De Reformatie" schreven, willen wij er hier een bespreking van geven.

Daar komt nog iets bij. Zooals ik boven reeds schreef, dergelijke publicaties staan vaak niet los van den kerkelijken strijd, die ter plaatse gevoerd wordt. Deze brochure komt uit Haarlem en wie met het kerkelijk conflict meeleeft, weet hoe er juist in de Kerk en de Classis Haarlem op allerlei wijze met de Synodebesluiten geknoeid wordt en hoe men zich juist daar in duizend bochten wringt om aan de consequenties van de verschrikkelijke Synodebesluiten te ontkomen. Onze bezwaarde broeders hebben het daar waarlijk niet gemakkelijk. Ds Veenhof attendeerde er reeds op in „In den Chaos" toen hij schreef: „We zouden Haarlem volkomen terecht kunnen proclameeren tot „de vrijstad aller bezwaarden", waarin elke bezwaarde, die benauwd van ziel is, volstrekte rust en vrijheid vuiden kan". Tegelijk sprak Ds Veenhof uit, dat hier een , , door en door onwaarachtige situatie" geschapen was. (In den Chaos pag. 20).

Vandaar, dat we met belangstelling naar deze brochure grepen om nu eens van een Haarlems predikant, die zoo mild tegenover de bezwaarden moet staan, althans naar de besluiten van zijn kerkeraad te oordeelen, te hooren hoe hij het conflict beziet.

Temeer daar deze schrijver zich in vroeger jaren niet onbetuigd heeft gelaten, in den strijd tegen het zelfonder­

zoek. Welnu, de lezing van dit geschrift heeft ons diep teleurgesteld. Zelden lazen we een geschrift, dat met zwaarder krachttermen en felle beschuldigingen werkte, dan deze brochure. Het is of de schrijver een aanhoudend bombardement legt i op de stellingen der bezwaarden. In zijn opgewondenheid vervalt hij van het eene invectief in het andere. We geven hier een kleine bloemlezing: „De nadruk valt niet meer op de genade in Jezus Christus, maar op de gehoorzaamheid van den bondeling .... Het leven der gemeente wordt een leven van angst en onzekerheid, wroeging en vrees verteren het hart, en oprecht berouw uit droefheid naar God en geloof in Hem zoekt ge vergeefs. Als in oud-Gereformeerde kringen verdwijnt de blijdschap des gelöofs om onder te gaan in de verzuchtingen over verdoemelijkheid. Het geloof wordt een harde onvervulbare eisch. waarmede men tot op zijn sterfbed blijft worstelen. En zoo vervallen de strijders tegen een onschriftuurlijk zelfonderzoek eii kenmerken leer tot een subjectivisme erger dan ze ooit ergens vonden". • (pag. 10). Men lette wel: het gaat hier niet over oud-gereformeerden of zoo iets, maar over de huidige , , bezwaarden".

Bij der bezwaarden opvatting geldt: „Jezus moge Middelaar en Borg van het Nieuwe Verbond zijn. Hij is dan als zoodanig geen waarborg meer voor de zaligheid van Zijn bondelingen. Hij is voor hen geen volkomen Zaligmaker. Hij maakt hen niet waarlijk zalig. Het verbond is niet vast in Zijn bloed. Hoogstens laat het verbond de mogelijkheid, dat Hij nog eens voor sommige bondelingen een Borg en Zaligmaker wordt.... En zoo wordt de verbondsprediking nog armer dan die van Rome", (pag. 15). Verder zegt hij op pag. 18: ....„wie aan hen, die slechts een voorwaardelijke belofte hebben, durft verkondigen, dat zij den inhoud van die belofte bezitten, bedriegt hen, en bedriegt hen bij deze verbondsopvatting in den Naam van den Drieëenigen God".

Op bladzijde 25 meent de schrijver te moeten conclu-, deeren: , , De groote vraag van het verbond wordt geen vraag naar Jezus, naar het Woord, naar de belofte, naar alles wat, mij uit die belofte toekomt, maar naar geloof, beantwoord ik wel aan de voorwaarde, geloof ik wel in mijn geloof; en zoo keert het subjectivisme in zelfonderzoek en kenmerkenleer, dat zoo ernstig werd bestreden, met dubbele kracht terug, juist onder hen die we eenmaal als medestrijders begroetten en van wie we dit allerminst mochten verwachten".

In zijn felle beschuldigingen slaat de schrijver van het eene uiterste over naar het andere. Nadat hij eerst betoogd heeft dat doop en verbond bij de , , bezwaarden" tot bijna niets worden uitgehold, komt hij plotseling tot een geheel daartegeningaande conclusie. Er dreigt bij de bezwaarden n.l. eveneens , , het gevaar van de sacramentsgenade door onze vaderen in Rome zoo fel bestreden, en waartegen meer dan een halye eeuw door Bavinck zoo ernstig werd gewaarschuwd. We gaan niet- meer van het Woord uit, maar van het sacrament; dat is Roomsch, maar niet Gereformeerd", (pag. 29).

Maar niet alleen op het punt van de leer uit de schrijver felle beschuldigingen, ook de gezindheid der „bezwaarden" wordt verdacht gemaakt. Hij zegt, dat er niet altijd van misverstand in het conflict sprake kan zijn: , , zelfs is het wel eens moeilijk niet aan kwaadwilligheid te denken en aan de goede trouw niet te twijfelen.", (pag. 41).

Als we nu trachten den achtergrond te vinden van de hartstochtelijkheid, waarmede de schrijver hen die „bezwaard" zijn te lijf gaat, en wat hem toch eigenlijk wel beweegt om tegen zijn vroegere vrienden en medestanders in den strijd tegen een onschriftuurlijk zelfonderzoek, zulk een fantastisch bombardement van beschuldigingen in te brengen, dan valt het spoedig op, hoe weinig tiistorisch deze brochure^ redeneert. Het is alsof de schrijver niets ziet van den historischen achtergrond van dit diep ingrijpend conflict. Geen enkel verband wordt gezien tusschen den strijd van vandaag en dien van vóór 1905. Daar wordt zelfs in het geheel niet over gesproken.

Het is alsof er voor het besef van den schrijver een dwaling kersversch uit de lucht is komen vallen, die nu met alle kracht moet worden bestreden. Dat de vraagstukken, welke in het geding zijn, reeds 'lang in de gereformeerde theologie een punt van bespreking uitmaken, schijnt hem onbekend te zijn.

Deze brochure is vermoedelijk in groote haast geschreven, anders had de schrijver zich toch ook wel wat meer moeite gegeven het standpunt van zijn tegenstanders wat objectiever weer te geven. Nergens wordt een poging gedaan den gedachtengang van de bezwaarden ook maar serieus te benaderen. Hier en daar wordt een greep gedaan, maar nergens wordt een weergave gegeven die op de feiten klopt. De brochure van Ds Veenhof wordt geciteerd als , , De weg in den chaos", terwijl heel Nederland langzamerhand wel weet dat het , , In den chaos" is. Van mij wordt een citaat gegeven uit No. 53 van den 20sten jaargang van dit blad, zóó verdraaid en zóó verwrongen, dat men zich afvraagt of hier bij den schrijver soms kwaadwilligheid en gebrek aan goede trouw in het spel is. De schrijver komt ertoe te beweren, dat wij de positie, waarin wij vandaag verkeeren, zouden gelijk stellen aan die van Adam in het paradijs. Hij schrijft: , , Metterdaad wordt de verbondsverhouding van zondige menschen hierin gelijk gesteld met die van Adam voor den val. Lees maar het hoofdartikel van „De Reformatie" van 17 Augustus, waarin geschreven wordt: „Het is een misteekening van het karakter van het werkverbond tegenover het genadeverbond als wij belijden, dat Adam het aanbod kon aannetnen, maar wij door de zonde daartoe niet in staat zijn, tenzij God zich ontfermt".

Het is duidelijk wat de schrijver wil suggereeren. Wij zouden beweren, dat de mensch vandaag ook weer precies als Adam vrije keuze zou kunnen doen.

Maar de schrijver kan ons dat slechts in de schoenen schuiven door wat wij schreven schandelijk te verdraaien. Nog wel tusschen aanhalingsteekens. Alsof het letterlijk citaat is. We schreven: „Men gevoelt de suggestie. Adam kon het wel. Wij kunnen het niet meer. Voor ons is het genade. Maar zoo wordt het karakter van het genadeverbond tegenover het werkverbond misteekend. Want, en dat is altijd de harteroem van de Gereformeerde theologie geweest: Adam lion ook niet van zichzelf'.... zonder Gods kracht kon Adam ook niet. En wij ook niet. God geeft ons nu de kracht Zijn belofte te vervullen, dat heeft nooit een bezwaarde geloochend; maar Hij deed dat ook in het paradijs".

Men ziet hoe het citaat verwrongen en de bedoeling verkeerd is weergegeven. Wij vertrouwen dan ook dat de schrijver op de een of andere wijze hierin zijn goede trouw wél zal willei^ bewijzen door dit stuk terug te nemen.

Maar nu verder al onze bezwaren tegen werkwijze, misteekening van onze opvatting en dergelijke daargelaten, waarvoor strijdt de schrijver zoo hartstochtelijk? En dan zien we hoe ook hier, zooals in vele synodale geschriften, weer naar voren komt het geweldig misverstand inzake de , j; pfprmatorische 'verbonds-, genade- en belofteleer. "•"

Hier stuiten we tenslotte op het theologisch bestand van deze brochure. Dit ligt hierin, de schrijver meent, dat het verbond niet aan het geloof en de wedergeboorte kan vooralgaari, maar daarop moet volgen: het groote misverstand van de scholastieke verbonds- en genadeleer. De schrijver zegt: de vraag is.... of het geloof niet slechts verbondseisch, maar ook verbondsgave is, ja verbondsvoorwaarde zonder welke het niet bestaat en be- \ staan kan. En dat wordt ontkend, (pag. 11). En verder: , , Zonder geloof is er geen bondgenoot, blijft er ook van het verbond.niets over. God is niet met ongeloovigen gaan onderhandelen om zoo tot een verbond te komen, (naar Hij wekt het geloof, roept uit de duisternis tot het licht, schept door Woord en Geest Zijn bondelingen, (pag. 12). Bij de bezwaarden geldt: „het geloof is immers geen bestaansvoorwaarde van het genadeverbond, zooals van ouds werd erkend, maar als in het werkverbond de voorwaarde van wier vervulling de verbondszegen afhankelijk is", (pag. 3).

Vanuit dit gegeven interpreteert schrijver nu heel de belijdenis B.v. op pag. 23: als de Catechismus zegt in antw. 74, dat den kinderen evenzeer als den volwassenen den Heiligen Geest, die het geloof werkt, wordt toegezegd, dan gaat het hier over een toezegging, , , zooals ze alleen toekomt aan geloovigen, die er dus innerlijk in deelen, en dit geldt evengoed voor de kinderen der geloovigen".

Maar wie eenmaal op het standpunt is gaan staan, dat het verbond tot stand komt door het gejool, móét het sacrament, het bondszegel, wel zien als een verzegeling van aanwezig geloof en inwendige genade. Het is precies hetzelfde standpunt, dat door Dr Ridderbos in Kerkscheuring wordt verdedigd, als hij zegt, dat het verbond door wedergeboorte tot stand komt.

Op dit punt is de reformatorische verbondsleer inderdaad onverzoenlijk met de scholastieke. Want deze leer, dat het verjiond tot stand komt door de wedergeboorte of door het geloof is de doorbraak van het subjectivisme in de gereformeerde theologie. De doop, en het sacrament is dan de verzegeling niet van wat God spreekt en belooft, maar van wat de mensch heeft als religieus bezit, of verondersteld wordt te bezitten. Het geloof wordt dan gelooven aan ons geloof.

Het tragische in heel dit conflict is nu, dat men meent 1 zoo alleen op te kunnen komen voor Gods vrije genade. I Men meent dat de vrije genade verloren gaat, wanneer! men spreekt van verbondsvoorwaarden, die aan de in-/ williging van die voorwaarden vooraf gaan. Dat maakt deze brochure ook zoo hartstochtelijk. De schrijver meent, dat aldus de vrije genade wordt aangerand.

Maar hij, die gaarne Bavinck citeert, heeft blijkbaar toch nooit gelezen dat Bavinck ergens schrijft, „dat het verbond der genade aan hunne (n.l. der kinderen) wedergeboorte voorafgaat: het ligt objectief als een genadige ordening Gods voor hen gereed; het bestaat onafhankelijk van hen in het Evangelie en de sacramenten; en zij worden er passief in opgenomen en nu als leden van het verbond gedoopt; het sacrament van den doop zou geen sacrament zijn, als het niet als een teeken en zegel gehecht was aan het woord" (Geref. Dogm.4 261).

Meesterlijk heeft ook Ds Woelderink deze problematiek geteekend in zijn fijne brochure , , Belijdenis doen". , , Het eigenaardige van den kinderdoop toch is, dat daar het verbond der genade tot zijn openbaring komt in zijn eenzijdig karakter als een testament dat is als een beschikking Gods. Zeker een genadige beschikking, maar toch een beschikking door God in Zijn vrijmacht genomen. Wie hier een testament maakt, vraagt niet eerst aan zijn erfgenamen, of zij instemmen met de laatste wilsbeschikking, zooals hij die zich gedacht heeft en door den notaris heeft laten beschrijven. Als iemand, die de vrije beschikking over zijn eigen goed heeft, wenschl hij naar eigen wensch in deze zaken te handelen. Op dezelfde wijze moet ook het verbond der genade gezien worden als een vrije beschikking Gods, waarin God Zijn genade toedeelt aan die Hij wil, zonder vooraf te vragen, of zij daarmede instemmen.... Was het voor de oprichting van het verbond der genade noodig, dat de andere partij in die oprichting toestemde (m.a.w. als het verbond door geloof of wedergeboorte tot stand komt R.H. B.j, zoo had God nooit met Abrahams zaad dat verbond kunnen oprichten, want dit zaad moest, toen God het verbond met hen oprichtte, nog geboren worden en van een geven van hun toestemming kon dus geen sprake zijn", (pag. 48). En in het volgende zinnetje wordt heel de problematiek samengevat: „De kinderdoop vordert wel de inwilliging van het verbond der genade, . maar veronderstelt die niet". In de toediening van den doop is die inwilliging ook niet gesymboliseerd, (pag. 50).

Het is precies hetzelfde wat onze hoofdredacteur onlangs aantoonde uit Walaeus: geloof en bekeering worden wel door den doop vereischt, niet verondersfeJd.

Tenslotte blijft ook nog over als bezwaar tegen heel deze brochure en tegen alles wat op dit gebied van synodale zijde verschijnt, dat, waar het hier een kwestie is van een worsteling om het hervinden van de reformatorische verbonds- en sacramentsleer, men zich zóó heeft vastgebeten in de leer der inwendige genade, dat men aan het verketteren gegaan is. Wat Ds Siertsema doet, is niets dan vericetferen. In deze brochure verketteren met woorden, des Zondags door het staan op de synodale preekstoel ook verketteren met daden.

Zijn Haarlemsche collega'» die vroeger den strijd voor de doorbraak van de reformatorische gedachten steunden, mogen vandaag bedenken, dat, al nemen zij het verketteren met woorden van hun collega Siertsema niet voor hun rekening, het verketteren met daden door hen ook lederen Zondag gepleegd wordt, als zij staan op een preekstoel, waar Ds Veenhof, eens Haarlems predikant, van geweerd wordt, omdat ook hij deze scholastieke verbonds- en genadeleer niet voor zijn rekening kon nemen.

Alleen in den wederkeer tot het eenvoudige Woord Gods en de drie reformatorische belijdenisgeschriften ligt de ware eenheid en katholiciteit der Kerk. Die bewaart men ook in Haarlem als men het verketteren met daden camoufleert door zich in allerlei verklaringen van. het verketteren met woorden te distancieeren.,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 december 1945

De Reformatie | 10 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 december 1945

De Reformatie | 10 Pagina's