GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een hoofdpijler: 1905?

Uit één van onze vrijgemaakte kerken zendt men mij een afschrift toe van een brief, die in de plaats van mijn correspondent ontvangen is van een der synodocratische professoren; de man in kwestie heeft in het „proces" van het jaar 1944 een hoofdrol gespeeld. Zijn hierna te noemen advies komt zakelijk overeen met dat van een anderen hoogleeraar uit denzelfden kring.

Het advies betrof de positie van de vrijgemaakte — en dus niet veranderde — gereformeerden in de schoolvereeniging ter plaatse. Er bestaat daar een „gereformeerde school". ^

Uit den brief nu van bedoelden adviesgevenden hoogleeraar citeer ik eenige passages..

De eerste betreft het motief van de oprichting der school, die al eenige jaren oud is, en destijds in het aanzijn geroepen is, omdat men geen vrede meer kon hebben met de plaatselijke Christelijk Nationale School, hoofdzakelijk in handen van nederlandsch hervormden. Schrijver vraagt waarom werd destijds die gereformeerde school opgericht? Hij antwoordt:

„Omdat, laat ik kort zijn, 1905 in het geding was. In de Chr. Nat. School heerschte niet het beginsel, dat wij ook in onze opvoeding en ons onderwijs de kinderen des Verbonds te beschouwen en te fcehandelen hebben, evenzoowel als de volwassenen, als leden van Christus' Kerk (die toch de vergadering der ware Christgeloovigen is — art. 27 N.G.B. —), als lammeren van Zijn kudde, als wedergeboren en, (want zonder wedergeboorte is er geen geloof en geen deelgenootschap in Christus mogelijk) en in Christus geheiligd".

Ik laat natuurlijk in het midden, cf de schrijver van die Chr. Nat. School ter plaatse een juist beeld geeft. Slechts dit interesseert me, dat hij hier zeer suggestief de stelling: „wij wilden de kinderen als verbondskinderen beschouwd en bejegend zien" identiek verklaart met de toch heele andere stelling: „wij wilden de kinderen. als wedergeborenen beschouwd en bejegend zien". Als het waar was, dat beide stellingen identiek zouden zijn, dan zijn daarmee alle Christelijk Gereformeerde scholen veroordeeld (geen erkenning van het verbond), en dan is daarmee ook veroordeeld prof. dr H. Bouwman (er bestaat te Kampen zelfs een Dr H. Bouwman-school), die, als hij over den doop schrijft, tot tweemaal toe in één Encyclopaedieartikel 1905 citeert, doch het woord wedergeboren weglaat. Het is intusschen voor het goed verstaan van dezen brief-schrijver-adviseur nuttig, te onthouden, dat hij de stelling: „behandel de kinderen als verbondskinderen" slechts dan meent te kunnen volhouden, indien men de kinderen beschouwt en bejegent ais wedergeborenen. Men wete, dat in de statuten der school-in-kwestie „1905" met geen woord ter sprake is gebracht. Dat zal trouwens wel nergens zoo wezen, al kan 't er wel van komen, nu men eenmaal de kluts kwijt is. Onze menschen moeten maar opletten wat er gebeurt.

Tevens is duidelijk, dat de adviseerende hoogleeraar consequent zijn synodocratische meening vasthoudt, en ieder, die 1905 niet aanvaardt, ongeschikt acht een gereformeerde school overeenkomstig haar gereformeerden grondslag te dienen.

„De kern (!) van die oprichting" der school ter plaatse was dus volgens dezen schrijver niet de verbondseisch en - belofte, maar het „voor wedergeboren houden". Hij weet immers, dat de vrijgemaakte gereformeerden wel degelijk verbondseisch en - belofte wUlen doen gelden, doch niet het „voor wedergeboren houden". Geen wonder, dat ze dat niet willen, want zij kennen het gereformieerd belijden ook uit den tijd der Reformatie. Maar de hoogleera'ar, bovenbedoeld, constateert in dezen brief zonder blikken en blozen, dat die vrijgemaakten ALS vrijgemaakten de kern der schoolstichting niet meer eeren.

Letterlijk zegt hij:

„Zij achten verderfelijk, wat in den schoolstrijd in de KERN was van de oprichting van uw school; hierin (in die KERN dus, K. S.) staan de Vrijgemaakte Kerken lijnrecht tegenover de Gereformeerde Kerken".

'''< • Ook dit is om te onthouden. We weten nu precies hoe men aan die zijde over ons denkt, en hoe men ons principieel uitsluit. Want het is natuurlijk duidelijk dat lieden, die de KERN verwerpen, onbruikbaar zijn.

Het is duidelijk, dat zulke beschouwingen consequenties hebben voor alle gereformeerde scholen. Ook gymnasia, hoogere burgerscholen, ook de Vrije 'Jniversiteit. Wij lieten de kern los. Dat zeggen deze menschen, en dat schrijven ze. Van ons geld zullen ze dus ook niet meer gediend zijn. Kern-kwesties zijn nu eenmaal centrale kwesties.

En nu de consequentie?

Artikel 2 der Statuten van bedoelde schciol luidt thans zóó, dat bestuursleden en onderwijskrachten lid moeten zijn van de Gereformeerde Kerk.

Van de zijde der vrijgemaakte gereformeerden ter plaatse, die nimmer schismatiek zijn, maar ook niet met „inteipretatie"-handigheidjes willen jmanipuleeren, was voorgesteld, artikel 2 aan te vullen met de woorden: „of van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerk" (toen nog de populaire naam). De statuten waren evenwel zonder ontbinding der vereeniging voor geen wijziging ratbaar. Goed, dan maar een andere weg: men wilde — onzerzijds — den boel nowel bijeenhouden. Derhïdve Tarklaarde men zich liereid, tevreden H aQa, lodlao d« T«r2»(S«rlns liitsprak, dat met de Gereformeerde Kerk, bedoeld in artikel 2, óók bedoeld werd de Gereformeerde Kerk, onderhoudende artikel 31 K.O. Daarover is toen van synodocratische zijde advies gevraagd aan bovenbedoelden hoogleeraar plus collega. Uit gemelden brief citeer ik nu (het nieuwe citaat sluit zich aan bij de laatste woorden van het voorafgaande):

„en daarom kan, in art. 2 van de Statuten niet opgenomen worden: en van de Vrijgemaakte Kerken. Afgezien van het feit, dat art. 2 onveranderlijk is, acht ik deze .toevoeging onaanvaardbaasf OMDAT IN EEN KERNKWSTIE DE KERKEN TEGEN­ OVER ELKAAR STAAN EN MEN NIET TEGEN­ STRIJDIGE VERKLARINGEN ALS MAATSTAF KAN NEMEN".

Men weet het dus heel precies: volgens dezen hoogleeraar behooren nergens vrijgemaakte gereformeerden in een gereformeerde school. In de KERN zijn ze mis.

Dat ik dit hopeloos kortzichtig vind, en een bewijs van theologisch-confessioneel onvermogen, begrijpt ieder. Maar" het is me te doen om situatieteekening. Het is goed, tegenover alle eenheidsleuzen, waarmee men onze menschen paait, te weten, hoe men er in werkelijkheid over denkt. Een paar regels verder lees ik:

„ik roep u toe, broeders, in Gods kracht het pand te bewaren, dat u toevertrouwd is".

* * Nu zoudt u denken, dat het uit is? „In Gods kracht". „Pand". „Toebetrouwd". „Kern". Wat zal men nog

meer zeggen, als die termen eenmaal gevallen zijn? Maar toch komt er nog iets. De vrijgemaakten mogen nog wel een beetje meedoen, mits ze zich eerst laten steriUseeren. Hoor maar

wat er volgt: „Wfel zou ik voor de vrijgemaakte broeders de deur wiUen openzetten voor bestuursfuncties, en er ook geen bezwaar tegen hebben dat een leerkracht uit dien kring een plaats in uw school kreeg, MITS hij of zij van ganscher harte art. 2 kan aanvaai-den en het eens is in belijden en leven, dus ook in het onderwqs, met wat in 1905 is aanvaard en in W42 is bevestigd. Dit MITS acht ik een levensvoorwaarde voor uw school in ; we mogen niet één der hoofdpqlers kapot slaan, waarop deze school is gebouwd".

Zie zoo — tot een „hoofdpijler" is verheven, wat een pacificatie-formule en compromis was. De schrijver verklaart aan 't slot: „ik kan niet anders, om der waarheid en om des vredes wil. God geve u wijsheid en kloekheid".

HU kan dus niet anders. Ook niet in plaatsen waar de vrijgemaakten de meerderheid vormen. In bovenbedoelde plaats vormen ze een minderheid. Maar men, zou schrijver beleedigen, als men dacht, dat hij principieel anders zou spreken in plaatsen waar „zijn" menschen een minderheid zijn.

Conclusie: hg snijdt het tafellaken door. Dat wisten we al. Maar als wg het zoo in de krant zetten, zuchten dezelfde menschen nogal eens over vrede e.d. Het eenige verschil is: zoo redeneeren zij in adviezen, particulier of semi-publiek, en zóó hebben wij openlijk en dadelijk gezegd, hen te verstaan en aan hun woorden te houden. Waarom zijn deze adviseurs toch zoo kwaad, als wij dit doen?

Het is in elk geval duidelijk, dat men aan bedoelde school geen vrijgemaakte verdraagt. Ze werd een secte-school, die een onjuist compromisformuletjé tot kern-kwestie opblies. We mogen wel de kinderen sturen, maar we blijven, mèt onze kinderen, objecten, geen subjecten der opvoeding. Natuurlijk is dit onverdragelijk. Het eenige is: landelijke organisatie van de vrijgemaakten, ook voor het onderwijs, en dan één Iqn trekken voor kleine en groote plaatsen.

En voorts: in afwachting van zoo'n organisatie de kinderen afnemen van de secte-school, die deze

adviseur creëerde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's