GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE REGEERINGSVERKLARING OVER INDIë.

Op Zondag 10 Februari heeft minister Logemann voor de radio een rede gehouden, waarin hij de richtlijnen heeft bekend gemaakt, waardoor de regeering zich bij de besprekingen met vertegenwoordigers van „Indonesië" zal laten leiden.

Het moment van de bekend-making was wel zeer ongelukkig gekozen. Dat geldt niet alleen ten aanzien van de Christenen van allerlei schakeering in Nederland en Indië maar evenzeer ten aanzien van de niet-Christenen in Indië.

Dat de orthodoxe Christenen en met name Anti- Revolutionairen en Christehjk-Historischen van meening zijn, dat de overheid geroepen is om de Zondagsrust te bevorderen , en alles te vermijden, wat de Zondagsheiliging kan belemmeren is natuur- Ujk wel bekend. Maar ook de vrijzinnigen en humanisten, die het eerlijk meenen met de door de N.V.B, gepropageerde beginselen — gebonden aan normen van gerechtigheid, waarheid en naastenliefde, die naar het Evangelie in Gods wil gegrond zijn — zouden bezwaar moeten hebben tegen de door minister Logemann gepleegde Zondagsontheiliging. Hoe denkt de minister-president daarover?

Het tijdstip der bekendmaking was ook met 't oog op de Mohammedaansche en Heidensche bevolking van Indië volstrekt onjuist gekozen. Gouverneur Generaal Idenburg heeft in 1910 een rondschrijven doen uitgaan, dat bekend geworden is als de „Zondagscirculaire". Daarin wijst hij op de funeste invloed, die het op de inlandsche bevolking moet hebben, wanneer vertegenwoordigers van de Christelijke overheid — en als zoodanig beschouwt de inlander toch alle Europeesche ambtenaren — het inachtnemen van de Christelijke zede verwaarloozen. Gedurende mijn verbHjf in Indië heb ik herhaaldelijk de juistheid van Idenburgs zienswijze kunnen constateeren. De inlander hecht in het algemeen groote waarde aan het inachtnemen van zijn eigen adat. Maar evenzeer heeft hij eerbied en waardeering voor anderen, die begeeren te leven overeenkomstig de voor die andéren geldende „adat". De Zondagsrust en Zondagsheiliging behoort in de oogen der inlanders nu eenmaal tot de adat van de Christenen. Wie zich als Christen daaraan niet houdt, toont daarmee naar inlandsche opvatting, gebrek aan beschaving. Hetzelfde geldt bijv. voor het leven in concubinaat. Ook dat wordt beschouwd als een tekort aan beschaving.

De inleiding, die minister Logemann aan de eigenlijke regeeringsmededeeling deed voorafgaan, wordt gekenmerkt door een zekere mate van oppervlakkigheid en onduidelijkheid. Oppervlakkig is het ongetwijfeld om te spreken van „twee volken, dragers van tweeërlei cultuur, tweeërlei godsdienst enz." alsof er in Indië slechts twee volken samenleefden, het Nederlandsche en nog een ander, alsof er naast de Christelijke godsdienst maar een andere godsdienst zou heerschen.

Oppervlakkig is ook de volgende zinsnede: „Ons volk is in zijn meerderheid, gelukkig, in staat gebleken om zich boven de directe gevoelsreactie te verheffen en naar begrip te zoeken van de «diepere oorzaken van het conflict. Om critisch terug te zien op het verleden en om zich af te vragen hoe een eerlijke toekomst gebouwd kan worden. Ik ben er trotsch op, dat deze geesteshouding niet in de laEÈtste plaats te vinden is bij hen, die zelf slachtoffer van het tragisch gebeuren zijn geworden". Daar wordt gesuggereerd, dat de minderheid van ons volk, die critisch staat tegenover het gevoerde beleid — is het wel een minderheid? — zich in oofdzaak laat leiden door gevoelsreacties, welke eroorzaakt zouden worden door het zich slachtffer weten van het tragisch gebeuren. Neen, proessor Logemann, hier zijn de in Gods Woord geopenbaarde normen van gerechtigheid, waarheid n naastenliefde in het geding. Als minister Logeann zoekt naar de diepere oorzaken van het conlict, zij hem ter lezing< aanbevolen het werkje van r Smitskamp „Wat heeft Groen van Prinsterer ns vandaag te zeggen? " en dan in het bijzonder oofdstuk n, waarin hij uiteenzet wat volgens roen niet en v/at wel als oorzaak der revolutie oet worden beschouwd. Als hoofdoorzaak van de evolutie noemt Groen de prediking en doorwerking an de verkeerde beginselen, terwijl de misstanden iet meer dan ondergeschikte oorzaken zijn geweest. ls dat gezegd wordt van de ten hemel schreiende isstanden onder de Bourbons, dan is stellig njuist die diagnose, welke de hoofdoorzaak van et huidige conflict zou zoeken in fouten van het ederlandsche bestuursbeleid voor 1940. Wij ontennen die fouten niet en zijn ook van meening, at die fouten in de toekomst bestreden en ver-

meden moeten worden. Maar baat zal alleen gevonden kunnen worden in de doorwerking van goede beginselen. Een bevredigende oplossing van het conflict zal slechts dan mogelijk zijn, wanneer de regeering de revolutionaire beginselen, waardoor zij zich tot heden liet beheerschen, radicaal vaarwel zegt, wanneer zij terugkeert tot de normen van gerechtigheid, waarheid en naastenliefde, zooals die in Gods Woord geopenbaard zijn.

Ook de regeeringsmededeeling, die met zooveel ophef te Batavia, Londen en Washington gepubliceerd is, geeft aanleiding tot enkele opmerkingen. Wat voor waarde moelïen wij bijv. hechten aan de volgende woorden: „de regeering stelt zich voor om in overleg met veelzijdig gekozen gezaghebbende vertegenwoordigers van Indonesië, een structuur te ontwerpen voor het koninkrijk en voor Indonesië enz." als wij zien dat tot nog toe alleen onderhandeld wordt met vertegenwoordigers van het door de Japanners ingestelde revolutionaire bewind? Zelfs als voorbereiding tot het in uitzicht gestelde overleg met veelzijdig gekozen gezaghebbende vertegenwoordigers is het onderhandelen met iemand die alle kwaliteiten mist, welke uitgedrukt zijn in de gecursiveerde woorden, eerder af te keuren dan toe te juichen. Door deze handelwijze wordt voorrang gegeven aan de revolutie en dat zal zicih in de toekomst altijd blijven wreken. De regeering en dr Van Mook helDben trouwens tot heden bitter weinig getoond, dat zij zich iets aantrekken van de wenschen en klachten van het loyale deel der Indische bevolking.

Opvallend is ook, dat in de gedachtengang der regeering aan Shahrir c.s. een veel grooter invloedssfeer wordt gegeven, dan deze overigens geenszins aan een «vermaat van bescheidenheid lijdende revolutionairen, zich thans nog durven toekennen. Er is een tijd geweest, waarin zij zich de regeering noemden van een republiek met 70 niillioen inwoners, zich aldus in modern imperialisme de heerschappij aanmatigend over het gansche gebied van Nederlahdsch Indië. Dat doen zij bliikbaar thans niet meer, want uit de telegrammen blijkt dat de , , nationalistische regeering" geen commentaar zal geven op de Nederlandsche voorstellen, voordat zij 'Jch rekenschap heeft kunnen geven van de reactie op die voorstellen over heel Java. Het territoir waarmee zij practisch nog rekenen, is dus zeer belangrijk ingekrompen. De Nederlandsche regeering daarentegen toont veel minder zin voor realiteit, wanneer minister Logemann zegt: „dat vandaag in Batavia besprekingen worden geopend, die voor de toekomst van Nederland en Indonesië (daar wordt toch zeker geheel Nederlandsch Indië mee bedoeld? ) beide van beslissende beteekenis kunnen worden". Dus niet besprekingen met veelzijdig gekozen gezaghebbende Vertegenwoordigers van het geheele Indië, maar besprekingen met een iemand, die slechts een deel van de revo' lutionairen op Java vertegenwoordigt, en dan toch van beslissende beteekenis voor geheel Indië. Is het wonder, dat de bewoners der buitengewesten, met name van Atieh, Celebes, de Molukken en de kleine Soenda-eilanden daartegen in verzet komen? Zij gevoelen er niets voor om te komen onder de hegemonie van Java, al of niet onder openlijke of bedekte dictatuur van heerschzuchtige Menangkabauers. Terecht ziin zij bevreesd, dat er dan van liquidatie der koloniale verhoudingen in lange jaren niets zal komen, eenvoudig omdat de overheersching van h? t eene bruine, ras door het» andere bruine ras door buitenstaan'ders niet als koloniale verhouding onderkend zal worden. Dat een dergelijke overheersching veel minder mild is, dan die welke door Nederland werd uitgeoefend, leert de Indische geschiedenis op vele van haar bladziiden.

Weliswaar wordt in de hoofdregels voor het te voeren overleg gesnroken van een constitutie, die waarborgen zal bevatten o.a. tot bescherming van de rechten der minderheden. Maar ia, zoo'n constitutie is maar een „boekie" zou dr Van Mook zeggen. Zoolang niet terusrsrekeerd wordt tot nauwgezette naleving van de grondwet, zoolang kan ook weinig waarde worden toegekend aan welk „boekie" ook. De vraag riist bovendien, wie voor de naleving van die constitutie zorgen zal, sneciaal wanneer het over de rechten der minderheden gaat? De vertegenwoordisfer van de kroon misschien? En als dat nu eens iemand wordt als dr Van Mook ? Welke garanties zouden die minderheden dan hebben, dat de bescherming van hun rechten in goede handen is? Dr Van Mook heeft getoond, dat hij niet eens de stemming van ziin eigen volk vermag te peilen. Toen hü na zijn laatste verbluf in Den Haag, weer, in Tndië aankwam, heeft hij daar gezegd, dat er door het Nederlandsche volk weinig ingrijpende critiek op het Indische regeerinarsbeleid geoefend was. Menschen, die lang in Indië geweest zijn en altüd de sterk gekruide Indische rijsttafel gebruikt hebben, toonen dikwijls weinig smaak voor de in hun oogen flauwe Hollandsche kost. Zoo schijnt ook het politieke smaakgevoel van dr Van Mook alleen nog maar te reageeren op critiek, die verge­ zeld gaat van „inslaande argumenten" zooals handgfknaten en mortiervuur.

Naar het woord van H. M. de Koningin zal geen politieke eenheid en verbondenheid op den duur kunnen blijven bestaan, die niet door de vrijwillige aanvaarding en trouw van de overgroote meerderheid der burgerij worden gedragen. Maar de voorwaarden die noodig zijn, opdat de volken van Indië in vrijheid over haar staatkundig lot zullen kunnen beslissen, zullen niet vervuld kunnen worden, zoolang de regeering blijft volharden in het voorrang verleenen aan de revolutie. Want juist de vrijwillige aanvaarding en de trouw van een belangrijk deel der buitengewesten wordt daardoor miskend en gekrenkt.

Nijkerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 februari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's