GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BOEKBESPREKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BOEKBESPREKING

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„INDER GHERECHTICHEYT”.

Bij de uitgeversmaatschappij J. H. Kok te Kampen verscheen de door den Heer J. Schouten op 30 April j.l. ter antirevolutionaire deputatenvergadering uitgesproken rede, onder den titel: „Inder Gherechticheyt".

De deputatenvergadering. De eerste na de bevrijding in Tivoli. Wat zou men in bezettingstijd gegeven hebben voor het voorrecht van haar bijwoning? Hoe vaak heeft de herinnering aan het schoone verleden, opgeroepen door het woord deputatenvergadering, verlangens gewekt, toen we gekneveld lagen?

De vergadering is gekomen. Het applaus was er ook weer. De bekende stem, die haar klankvolume, én haar dictie slechts daardoor langs natuurlijken weg kon ontwikkelen, omdat haar drager gegrepen was door de principieele gedachten, waaruit de openbaringsgetrouwe strijders voor waarheid ei? recht, allereerst in de kerk, waren geboren, die stem was er ook weer. En toch

Toch ligt een waas van matheid over alles. Niet over de klappende handen, maar wel over de gesproken woorden.

De spreker van Tivoli heeft zijn rede besloten met de laatste woorden van 't Wdlhelmus. 't Was geen toeval, maar lag geheel in den aard der (gerechtigheids)zaak, dat die laatste woorden het oergereformeerde motief-van-artikel-31 uitdrukken. Ja, lach gerust, wie daar wil. Voor mijn part haalt ge uw vademecum psychologicum erbij, ên prevelt zoo iets als bewustzijnsverjiauwing. Wij weten, dat Kuyper zijn kracht heeft gevonden alleen daarin, dat hij het artikel-31motief als grondmotief voor HEEL het leven gekend en gepreekt heeft. Dit is het motief, waarmee, let er op, ons Wilhelmus besluit:

Voor Godt wil ick belijden, En sijner grooter macht, ' Dat ick tot gheenen tijden Den coninck heb veracht; Dan dat ick Godt den Heere, Der Hoochster Majesteyt, Heb moeten obediëren Inder gherechtigheyt.

O'bedieeren, dat is gehoorzamen. Het Wilhelmus begint en eindigt met den koning van Hispanje. De Prins heeft diens gezag niet verworpen in revolutionairen wellust; hij heeft hem „altijd geëerd". Zoo het begin, zoo het vervolg. Zoo ook het slot. Maar aan het slot komt het groote TENZIJ: den koning eeren? Graag, TENZIJ hij besluiten neemt, die tegen Gods doen ingaan. Dan zegt Wilhelmus: neen. Het is het grondmotief van artikel 31; dat moet het heele leven raken, want het staat in artikel 7 der 'confessie, en in de catechismusafdeeling over het gezag. Alle gezag.

Als Kuyper zijn deputaten opriep, dan wisten ze het: de man heeft het „Gode meer gehoorzaam dan den menschen" volgehouden, in den staat, én in de kerk. Die twee wist hij terdege te onderscheiden, maar hij wist zijn eigen gehooxsaamheid niet te scheiden, te scheiden in een kerkelijke, en een politieke. Toen hij in 1883 zijn Tractaat van de Reformatie der kerken publiceerde, was de opdracht:

Aan Jonkheer Meester P. J. Elout van Soeterwoude, den langst ons gegunde van het edel drietal dat uit 's lands raadzaal VORST EN VOLK IN KERK EN STAAT terugriep naar het Woord des Heeren, wordt dit Tractaat over de Reformatie der Kerken aan den avond zijns levens met dankbare hulde opgedragen door den schrijver.

En Kuyper eindigde zijn „woord vooraf" aldus:

„DIT althans dunkt mij voor tegenspraak onder deskundigen kwalijk vatbaar: Alle man, die roept „Te breken met ons kerkverband ware revolutie!", die heeft het recht verbeurd om als echte zoon der reformatie mee te jubelen op het feest van den held des Heeren, die juist, door breuke met het kerkverband van zijn dagen de held onzejj liefde en de stichter onzer kerken wierd".

Kuyper doelde in deze laatste woorden op Luther. ' Want het was juist het jaar van diens eeuwfeest, toen Kuyper zijn tractaat publiceerde. ^

Doch Luther hééft tegenover Calvijn juist het nadeel, dat hij de kerkelijke gehoorzaamheid van de politieke practisch losmaakte. Lutheranen konden daarom nooit voor de christelijke politiek de kracht ontplooien, die de Calvinisten aan den dag hebben gelegd.

Toen Kuyper in 1^ den „langst gegunden" van het edel drietal zijn boek opdroeg, greep, hij daarin naar een ideaal: weer in kerk en staat terugkeeren tot de gehoorzaamheid. Maar drie jaar later heeft hij het moeten beleven, dat er waren die de kerkelijke gehoorzaamheid niet wilden. Hij ag ze toen voor het overgroote deel óók verloren gaan voor de iKilitieke. Voor de aller naaste kringen rondom het edel drietal kwamen de ongenummerden van de „kleine luyden" in de plaats; en die waren het die storm liepen; zij althans in eersten aanleg, en ook met de grootste volharding.

De spreker in Tivoli van 1946 heeft het beleefd, dat in den tijd die de voorlaatste van de laatste deputatenvergadering" scheidde, een groeiend aantal menschen zich bitter erover moest gaan beklagen, dat de kerkelijke gehoorzaamheid en trouw is opgezegd door velen, die in politieken sair^enhang nog de oude klanken willen laten hooren. Hij zal niet weer < jp volle toeren kunnen komen, voordat die schande uitgewischt is, in woord en daad. In daad van bekeering.

Het waren zijn slechtste vrienden niet, die zeiden en zeggen, dat wie op kerkelijk terrein de wet verkrachten, terecht in de politieke arena het veftrouwen zich op hooren zeggen.

Misschien was het deze pijnlijke zekerheid, die zijn rede mat maakte, zoodra ze zich naar binnen keerde. Er komen vele passages in voor, die voortreffelijk zijn in afweer naar buiten. Maar naar binnen sneed zijn mes zoo goed als niet. En als hij erover klaagde, dat bij velen, het volstrekte ondftscheid tusschen het Woord Gods en het woord des menschen niet genoegzaam gehandliaafd is gebleven, dan denken wij aan de kerk, waar hij Avondmaal viert, zonder ons: ook hij wierp tenslotte de facto ons uit, omdat wij het waren die hem hierin bijvielen toen het er op aankwam; maar wij dan met de DAAD. Als hij de grens aangeeft voor de gehoorzaamheid aan menschen, en zegt dat die grens bereikt is, waar het gezag buiten zijn grenzen treedt, dan zeggen wij: wij hebben die grens gesteld; gij in uw kerk liet ons daarin alleen staan. Herinnert hij aan het Woord des Heeren: bewaart het recht, en doet - gerechtigheid, dan verzuchten wij: maar in uw kerk laat men na, naar dit woord te leven.

O neen, wij willen kerk en politiek niet dóoreenhalen. Maar wij kunnen ons leven niet in stukken knippen, het onze niet en het zijne niet.

Wij sluiten ons oog niet ervoor, dat hij tegen ons de bezwaren hebben zal, die wij tegen hem hebben. Maar juist omdat wij daarmee rekenen, klagen we, dat zijn kracht gebroken zal zijn, zoolang uit zijn directe omgeving de meesten ons willen opdringen een moraal, welke erop neerkomt, dat wij zullen scheiden wat God heeft één gemaakt: het leven der gehoorzaamheid in het eene zoowel als in het andere gebied van menschelijk verantwoordelijk handelen. En zoolang die crux er ligt, zoolang zal de spreker van Tivoli te weinig toegankelijk zijn voor de principieele critiek die op de leiding der A.R.-partij is uitgebracht. Spreker wijst die critiek terug, met de opmerking, dat uitgangpunten(l) en bedoelingen (!) naar zijn beste weten in overeenstemming geweest zijn met de eischen, welke onze principieele overtuiging stelt. Hij wil het vooroorlogsche werk der A.R.partij zien verklaard tegen den achtergrond van de toenmalige verhoudingen en omstandigheden. Wij wilden het liever gemeten zien aan de beginselen, die juist voor spannende en moeilijke verhoudingen en omstandigheden zich willen doen gelden. Uitgangspunten zijn maar „punten"; normen zijn wat anders. Bedoelingen zijn niet voldoende; op de werken komt het aan.

Indien de heer Schouten weer ons hebben wil waar hij is in gelijke en vreugdevolle spanning, dan zal hij er goed aaö doen te roeden (vooral niets minder) tegen de kerkzonden. Het zijn in zijn politieke partij de minsten niet, die kerkelijk uitgeworpen zijn, omdat zij trouw bleven aan wat hij als eisch stelde voor een leven in „dynamiek". En het zijn veelszins de slappen en de toleranten en de utilitariërs "geweest, die zich aan ons vergrepen hebben, en nu zeggen naar ons „te snakken". Maar ze snakken niet naar de normen

die wij eeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

BOEKBESPREKING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 april 1946

De Reformatie | 8 Pagina's