GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

ARCHITECTENKEUZE.

Naar aanleiding van een door mij ontvangen „Regeling Architecten Keuze 1945", voel ik mij gedrongen eenige opmerkingen te maken.

In de allereerste plaats is het verheugend, dat er eüidehjk een voorloopige bescherming van het architecten-beroep en den architecten-titel tot stand zal komen. De beteekenis hiervan behoef ik niet nader te bespreken, aangezien ieder van de noodzaak hiervan wel overtuigd zal zijn. Dat deze zaak door de architecten zelf zal worden ter hand genomen, is alleszins toe te juichen. De leiding van de overheid zal zich moeten beperken tot den algemeenen gang van zaken en toezicht op de handhaving der op wettige wijze tot stand gekomen regeling.

Het is in dit verband van het grootste belang, dat de architecten-organisaties in zien, dat zfl de regeling van interne aangelegenheden niet overlaten aan de overheid, of op zoodanige wijze vaststellen, dat invloed van den staat hierop mogelijk zou zijn. • .

Het zal natuurlijk moeilijk bleven, uit te maken wie den architecten-titel zullen mogen voeren, en vanzelfsprekend zal de norm voornamelijk gevonden moeten worden in een technische vakbekwaamheid aan de hand van opleiding, diploma's e.d.

Wanneer we ook over de bouwkunstige kwaliteiten zullen gaan oordeelen, begeven we ons op gevaarlijk terrein.

Ongetwijfeld zullen we daarover een oordeel hebben, maar mogen we dat oordeel, dat, toch bepaald moet zijn door een levensbeschouwing, opdringen aan anderen, hoe vast het voor ons zelf ook mag zijn?

Wanneer ons oordeel slechts een kwestie van „smaak" is, kan het in 't geheel niet beslissend zijn voor anderen, al geef ik toe, dat er aesthetische analphabeten zijn, ook onder de architecten, over wier bouwkunstige. impotentie ieder het eens zal zijn. Toch moeten we hiermee voorzichtig zijn.

Wanneer een schilder zooals Van Gogh door zijn collega's niet wordt erkend, kan hij toch blijven schilderen en zeggen wat hij te zeggen heeft. Dit is met een architect niet zoo. Daar staat dan weer tegenover, dat een bouwkunstig onbekwaam architect door zijn bouwwerken cultureel veel gevaarlijker is dan een schilder. Een bouwwerk staat er en blijft er staan en een schilderij behoeft niet gekocht te worden en kan op den zolder terecht komen.

Mijn wereldbeschouwing is beslissend voor mijn houding tegenover een bepaalde stijluiting, maar kan niet beslissen over het al of niet architect zijn van een andersdenkende.

Bij het aanleggen van bouwkunstige normen, zal dan ook de grootste voorzichtigheid en wijsheid betracht moeten worden.

IiV verband met de regeling van de architectenkeuze, wil ik nu nog even terug komen op wat ik zooeven zei over den invloed van den staat.

We leven in een tijd van verwarring en overgang. We zijn bevrijd van het nationaal socialisme en we beginnen met den Wederopbouw, ook van het maatschappelijk leven. Men bezingt in alle toonaarden de heerlijkheid van de democratie, en men ijvert voor een staatsbemoeiïng, die verlammend moet werken öp alle wezenlijk sociale, d.i. christelijk sociale organisatie en actie.

Het gevaar van een overspanning van de staatsidee ' en een verabsoluteering van den staat is in dezep tijd uitermate groot.

De staat heeft zich met zijn bemoeiingen te beperken tot binnen zijn structureele competentiegrenzen, d.w.z. tot binnen de grenzen van zijn bevoegdheden, voortvloeiende uit zijn in de goddelijke wereldorde gegronde eigen structuur.' Dooyeweerd zegt hiervan heel duidelijk: ledere staatstheorie, welke deze, in de goddelijke wereldorde zelve gegronde, competentie-grenzen loochent, is in principe een machtstaats-theorie, ook al past zij zich een eigen reohtstaats-ideologie aan.

De geheele rechtspositie van den menseh wordt theoretisch geabsorbeerd door zijn verbands-positie binnen den staat en tegen den staat kan geen recht gelden.

Hiertegenover staat de Christelijke rechtstaatsidee, nameliik, dat in de goddelijke wereldorde ook rust het goddelijk striictuur-principe van den staat, en dat dit structuur-principe zelf het interne publieke recht begrenst tot een competentie-kring met een eigen universaliteit en souvereiiiiteit, bij een erkenning van de souvereiniteit in eigen kring der andere levensverbanden met hun typische structuren.

De staat handhaaft het publieke recht, gefun­ deerd in de historische zwaardmacht, maar zal de interne aangelegenhe'den, ook juridische, van andere levensverbanden moeten eerbiedigen van uit het beginsel der souvereiniteit in eigen kring.

Wat nu beteekent deze , , Regeling Architecten Keuze 1945"? In werkelijkheid komt het hierop neer, dat in allerlei essentiëele interne aangelegenheden der architecten-organisaties, de staat beslist en dat in verschillende kwesties, die typisch behooren tot het terrein der architectuur en der kunst, de staat principieelen invloed heeft door of vanwege den Minister.

In het bijzonder geldt dit voor de samenstelling der architeeten-CoEomissies.

Dit behoort zeer zeker niet tot de competentie van den Minister van Openbare Werken en Wederopbouw, maar wel is het een zaak, die behoort tot de eigen competentie van de architecten-organisaties.

In werkelijkheid is de invloed van den Minister ook zeer groot en de gevaren voor excessen zijn niet denkbeeldig.

De Voorzitter-niet-architect, wordt rechtstreeks door den Minister aangewezen en de ledenarchitecten worden uit een voordracht door den Minister aangewezen.

De Minister moet beoordeelen of deze personen uit een oogpunt van behartiging van de belalngen van de bouv/kunst, al öf niet geschikt geacht moeten worden. Dit is toch al te dwaas!

Waaraan ontleent een Minister ambtshalve de bevoegdheid over de bouwkunstige belangen te oordeelen? Dit is een interne kwesties der bouwkunst.

Weliswaar is er een vpordracht, maar deze kan tot tweemaal toe door den Minister gewraakt'worden, terwijl dan de Minister rechtstreeks benoemt.

Bouwkunstige belangen zijn bovendien zeer gevoelige principieele aangelegenheden, en het is heusch niet ondenkbaar, gezien het huidige regeeringsbeleid en het streven van de „Partij van den Arbeid", dat de principieele inzichten van andersdenkenden door den Minister als schadelijk voor het algemeen belang, in dit geval het algemeen bouwkunstig belang, worden geacht, terwijl vergeten wordt dat het handelen der regeering in het , algemeen belang nooit de grenzen der intern souvereine kringen mag overschrijden. Het gevolg kan zijn, dat een bepaalde pineipieele stijlopvatting als niet bouwkunstig wordt erkend en dat dienovereenkomstig de architecten-Commissies tot stand komen..

Deze gedachte is niet fictief. Zien we bijvoorbeeld in den kring der kunstschilders. Hoevelen zijn er niet, die het werk van sommige jongeren alle schilder kunstige waarde ontzeggen en het smalend betitelen als „copieerlust des dagelijkschen levens". Waarom? Omdat ze, eenzijdig ingesteld, de schilderkunstige waarde er niet van kunnen zien.

Hierbij komt dan nog in dezen tijd een scherps politieke rivaliteit, zoodat een dergelijke zaak, ook in handen van den Minister, niet veilig kan zijn, maar er ook niet'behoort.

Hetzelfde geldt ook voor de Centrale Architecten-Commissie, welker uiteindelijke samenstelling tenslotte geheel kan geschieden door den Minister.

En van welke beteekenis de samenstelling der architecten-Commissie is, blijkt wel uit de verdere artikelen over hun taak en bevoegdheden, zooals het uitmaken wie architect zal zijn, waar een architect mag bouwen en welke opdrachten hij mag aanvaarden enz.

Verschillende dingen zijn mij trouwens niet geheel duidelijk. Waar haalt de Minister, of de organisatie, het recht vandaan om een architect in Groningen te verbieden huizen te bouwen in Aalsmeer?

Wat is het verschil tusschen bouwkunstige en niet bouwkunstige objecten? Is een woning of een woningblok geen bouwkunstig object? Of is het de bedoeling, dat we die eenvoudig overnemen uit het stalenboek van de Hoofd-Inspectie voor de Volkshuisvesting, dat onlangs is versohenen? Is het niet merkwaardig, dat we in dezen tijd van chaos en verdwazing de eene dwaasheid op de andere moeten constateeren en bestrijden?

Met welk recht ma!^ er op zoo drastische wijze worden ingegrepen op de vrije beroeps-uitoefening van de architecten en de vrije keuze van een architect door den opdrachtgever, waar toclj deze keuze zeer zeker gebaseerd kan zijn op principieele overwegingen, zoodat een opdrachtgever eenvoudig met een anderen architect geen genoegen wil en kan nemen?

Naar mijn meening is niet alleen de uitwerking, maar ook de geheele opzet van deze regeling te veroordeelen en in zijn geheel onaanvaardbaar.

Het gaat hier om het vóór of tegen staatsbemoeiïpg en tenslotte om het vóór of tegen staatsabsolutisme.

Het gaat om de souvereiniteit in eigen kring van de kunst en de architectuur, welke gegrond is in de goddelijke wereldorde.

Ir. P. VAN LOO, architect.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's