GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een brief van Ds H. J. Triezenberg.

Ds H. J. Triezenioerg, predikant bij de Chr. Ref. Church in Everett, Wash., U.S.A., vroeger te Rook /alley, Iowa, schrijft ons een prettigen brief naar aanleiding van wat in ons nummer van 3 Aug. stond. Daar werd opgemerkt:

AMERIKA IN DE WAR. In de „Strijdende Kerk" neemt Ds Hamming van Oude Pekela een artikel over uit „De Wachter", orgaan van de Chr. Geref. Kerk in Amerika, gesclireven door Ds H.- Keegstra. De volgende passage

is wel zeer duidelijk: Wij stellen de ouders niet voor de vraag of zij bekennen, dat dit bepaalde kind in Christus geheiligd is. Wij vragen hen of zij niet bekennen, dat onse kinderen (in het algemeen gesproken) in Christus geheiligjl zijn en daarom

als lidmaten zijner gemeente behooren gedoopt te wezen Tot zoover het citaat van 3 Aug. Ds Triezenberg .aerkt nu op, dat — in tegenstelling met wat wij uit De Strijdende Kerk hebben afgeleid, — niet Ds Keegstra, doch hijzelf schrijver is van den aanrehaalden volzin. Hij zou het op prijs stellen, indien we zijn betoog onverkort wilden opnemen. .Vaar inzender zoo vriendelijk is, ihet voor ons over te schrijven, voldoen we daaraan gaarne. Hier" volgt liet onverkorte artikel:

Ik schreef namelijk over de woorden uit het Dankgebed na den Doop: , Wij danken en loven U, dat Gij ons en •onze kinderen door het bloed van Uwen lieven Zoon Jezus Christus al onse sondcn vergeven en door Uwen Heiligen Geest tot lidmaten van Uwen eeniggeboren Zoon en ahoo tot Uwe kinderen aangenomen hebt en ons dit door den Heiligen Doop besegelt en .bekrachtigt". Een broeder had gevraagd of wij met deze woorden niet meer uitspreken dan wij voor God verantwoorden kunnen. Ik antwoordde daarop onder meer als volgt:

„Neen, wij • moeten tot Gods eer en tot onzen troost juist wei uitspreken, wat de gemeente daar op de 'lippen .gelegd wordt. Want wij moeten oordeelen, zooals God zelf in Zijn Woord oordeelt. En wij moeten geloovig aanvaarden, wat Hij in Zijn Woord en Sacrament ons •verzekert en verzegelt. Niet meer, maar ook niet minder. En nu zegt God in Zijn Woord tot den geloovige en bezegelt dat met de Sacramenten van Zijn' Genadeverbond : ïk ben uw God, gij zijt mijn kind om Christus' wil. De geloovige mag daar niets af. doen, noch er aan twijfelen.

Maar diezelfde God heeft ook gezegd: Ik ben uw God en de God van uw zaad. Ook de kinderen der geloovigen behooren den Heere toe. „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert hen niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen". Als de Heere dit zelf zegt aangaande onze kinderen, waarom zouden wij het dan niet mogen zeggen? Sterker nog: zou het geen schuldig ongeloof zijn, indien we het niet wilden of durfden zeggen, zooals God zelf het zegt?

Maar ik hoor reeds een tegenwerping. Bewijst de praktijk niet en leert ook Gods Woord niet, dat niet alles Israël is, wat uit Israël is? Zijn er onder de gedoopten ook niet, die zich later openbaren als ongeloovigen ? Zeer zeker. Maar onze vaderen hebben gevoeld, dat dit ons geen recht geeft om over onze kinderen in het algemeen anders te denken dan als verbondskinderen, die den Heere toebehooren. Juist omdat onze vaderen doorkneed waren in de taal der Schrift en bewust leefden uit het heerlijk Verbond der genade, laten ze de gemeente in het dankgebed spreken zooals ze doen. Ze volgen hierin eenvoudig de usantie der Heilige Schrift zelf. Wie'dit dankgebed wil becritiseeren, moet op denzelfden grond ook den apostel Paulus wel hoofdschuddend lezen, wanneer hij in zijn brieven de gansche gemeente telkens toespreekt als „geliefden Gods en geroepene heiligen". (Zie o'.a. Rom. 1 : 7, Ef. 1 : 1, 2). Wist de apostel dan niet, dat er te Rome en Corinthe en Efeze ook wel kaf onder het koren zou kunnen wezen? De vraag te stellen is haar beantwoorden. Maar dat verhindert hem niet om de gansche gemeente te • beschouwen en toe te spreken als geloovigen en geheiligden. En wij staan zeker wel op vasten bijbelschen grond, als wij hetzelfde doen aangaande de geloovige gemeente en haar'zaad uitspreken, dat God ons de zonden vergeven en ons door Zijn Heiligen Gest tot lidmaten van Christus heeft aangenomen.

Let wel, wij zeggen niet, dat de pas gedoopte kinderen •hoofd voor hoofd in Christus zijn ingelijfd, maar wij danken den Heere als geloovigen, dat Hij ons en onze kinderen tot Zijn volk heeft aangenomen. En dat is bijbelsch. Wij vermeten ons niet om over de individueele belijders en over de individueele kinderen dier belijders een oordeel uit te spreken. Wij stellen de ouders niet voor de vraag of zij bekennen, dat dit bepaalde kind in Christus geheiligd is. Wij vragen hen of zij niet bekennen, dat onze kinderen (in het algemeen gesproken) in Christus geheiligd zijn en daarom als lidmaten zijner gemeente behooren gedoopt te wezen. En omtrent dit bepaalde kind, dat ten doop wordt gebracht, bidden wij, „dat Gij dit Uw kind genadig wilt aanzien en door Uwen Heiligen Geest Uwen lieven Zoon Jezus Christus inlijven".

•Vele menschen meenen hier tegenspraak te zien tusschen het gebed voor den doop en het dankgebed na den doop. Onze gereformeerde vaderen hebben blijkbaar van die tegenspraak niets gevoeld. En hoe meer wij met hen ons gewennen aan de spraak van Gods Woord, hoe meer wij volmondig met hen zullen instemmen. Het gansche doops-formulier is zoo heerlijk bijbelsch. Dat moeten ook wij meer en meer worden. Dan zullen we met onze vaderen volmondig belijden en den Heere daarvoor danken, dat wij met onze kinderen de weldaden des Verbonds deelachtig zijn. En terzelfdertijd zuUen •wij als belijders en als gedoopten onszelven biddend en ernstig onderzoeken, of wij wel waarlijk als ranken in Christus Jezus de vruchten voortbrengen van waarachtige bekeering en van een leven des geloofs en der gehoorzaamheid".

Tot zoover Ds Triezenberg's artikel. We danken hem voor zijn verduidelijking, die ons een zeer prettig bezoek aan zijn woonplaats en gezin in herinnering brengt, en aanleiding moge zijn voor een harte- Ujken groet.

Maar, •— ook na lezing van het geheel blijven we tegen de aangehaalde passage bezwaar hebben. In een' door dwaze bindingen niet vertroebelde sfeer zou men zoo'n artikel rustig laten „loopen". Maar. wij in Nederland zijn wel gedwongen de dingen scherp te zetten, want men wou ons op poene van 'afzetting ('.) dwingen een f o r m u l e als Gods Woord te b e h a n d e l e n die de dwingende synode zelf tlh^ans niet meer als Gods Woord behandelt (en toch vraagt men ons nog geen vergeving, doch verhardt zich). Welnu, wij bUjven de in ons nummer van 3 Aug. afgewezen uitdrukking onjuist noemen. Indien onze kinderen slechts „in het algemeen" in Christus geheiligd zijn, dan kan men ook slechts „in het algemeen" van hen zeggen, dat zij als leden van Christus' gemeente behooren gedoopt te. wezen. Want er staat: in Chr. geheiligd, EN DAAROM als lidmaten van zijn gemeente gedoopt. Met die verlammende woorden , , in het algemeen" neemt men dus aan de ouders, en aan den gedoopte, de zekerheid af, wat het recht van den doop van dit bepaalde kind betreft, en ook wat deszelfs individueele lidmaatschap van de kerk aangaat. De catec'hismus zegt daarentegen, dat de kinderen lid van de gemeente ZIJN, en het formulier laat ons bekennen, dat is: als vaststaande waarheid belijden, dat 2nj in Christus geheiligd zijn ! Men kan den doop nu eenmaal slechts individueel toedienen en niet „in het algemeen". En voor eiken doop moet een rechtsgrond zijn.

De fout is - iveer, dat men „in Christus geheidgd" leest, als ware dat hetzelfde als , , door den Geest geheiligd". Maar die uitdrukkingen versdhillen in beteekenis. De Wederdoopers ten tijde van Petrus Dathenus (gereformeerd theoloog) zeiden niet graag, dat de kinderen door den GEEST geheiligd waren. Maar ze waren het met Datheen volkomen er over eens, en hij met hen, dat ze in CHRISTUS gereinigd waren. Zie verder over dit alles mijn brochure „Looze Kalk", die, ondanks de onbegrijpehjke fantasieën van dr H. N. Ridderbos, ook voor Amerika bestemd is, al loop ik er niet mee te venten.

We danken Ds Tr. voor zijn prettigen brief. Als de pers in Amerika niet zoo gemakkelijk partij koos, en zich blootstelde aan het gevaar van beladhelijkheid in het door het vuur loopen voor V.U.formuietjes, die de theologen van de V.U. zelf inmiddels al weer cadeau hebben gedaan, dan zouden we er beter voor staan met de kennis der waarheid aan beide kanten van den oceaan. Men moet ginds maar eens gewennen aan de gedachte, dat de theologen van de V.U." het in. de laatste jaren erg leeUjk hebben laten liggen en hun onbekwaamlieid in het leiden van de kerken duidelijk hebben gedemonstreerd, zij met hun te Kampen meewerkende vrienden. Het enkele feit, zooeven aangeduid (eerst binden, en dan prijsgeven) zeg^t al genoeg.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's