GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds Boeijinga: es ist nicht wahr!

In zijn (synodocr.) Kerkbl. schrijft de vroeger toch zoo serieuze ds Boeijinga een heel enkel woordje over wat wij hebben opgemerkt naar aanleiding van de weigering der samensprekingsdeputaten van de synodoeraten om zoo kort mogelijk (met ja of neen) te vertellen, hoe ZIJ staan tegenover de vragen van belijdenis en kerkregeering, en om van ONS hetzelfde te begeeren. Zooals we dat van die zijde gewoon zijn, laat ds B. de hoofdzaken loopen. Maar als wij schrijven: buiten het verband geplaatst, dan zegt hij: dit is niet waar. En als wij herinneren aan het feit, dat men verklaarde met ons geen geestelijke gemeenschap meer te hebben, dan zegt hij: nooit van onzen kant beweerd.

Wij bieden ds A. M. Boeijinga bij dezen openlijk aan: een briefje ter opname te zenden aan zijn blad, waarin we de officieele bewijzen geven voor wat we beweren. Ik verbaas me erover, dat hij die bewijzen lïOG niet weet, want ze zijn publiek. Maar ds B. zal ze niet •gelezen, of anders vergeten hebben. Willen we het doen, ds B.? Wees maar niet bang, ja te zeggen: ik zal heusch geen woordje van mezelf aan die illustre copie van uw broeders toevoegen. Alleen maar de bewijzen.

Dr B. Wielenga over „Eindhoven".

In „Elseviers Weekblad" schreef dr B. Wielenga (26 Juni j.l.):

Tegenover het benauwend feit van verscherping der verhouding tussen Oosterse en Westerse volken staat een bemoedigende werkelijkheid.

Gedurig groeit het getal van volken, die elkaar zoeken, onophoudelijk en dus onweerhoudbaar.

Br wordt — om een ons naliggend voorbeeld te noemen — gevochten in Indonesië, maar er zijn ook andere krachten mobiel, die broederlijlc tasten naar de ziel van de , , vreemde" volken.

Wat ik graag en van harte doe is: aandacht vestigen op wat de leerken (dezelfde die tegen het nazisme stand hielden!) gedEian hebben en nog steeds met progressieve overtuiging doen, naraelijlc actie voeren om de ziel van de Indonesische volken te winnen.

Ik doe'een greep. In Eindhoven, een paar maanden geleden, besloten de Gereformeerde Kerken In synodale vergadering aan de tot dusver gekweekte Javaanse kerken en corporaties totale zelfstandigheid te geven ook wat het missionnaire werk betreft, en zelf alleen een dienende functie te aanvaarden. Wij spreken tegenwoordig zo liclit van „wereldhistorische gebeurtenissen". Hier "hebt ge er één, bescheiden, maar van eerste hoedanigheid.

Dat wij dr Wielenga's beschouwing onjuist achten, weet wie onze artikelen las. Ik geloof, dat het mooie woord „d i e n e n" niet gebruikt moet worden voor „w ij k e n" voor „r e v o 1 u t i e". Vooral niet, al^s het een groep menschen betreft — de synodeleden — die eerst tegenover wérkelijk dienende, maar onder hun bereik vallende trouwe knechten van Christus het woord „revolutie" gebruikt hebben. De laffe vertooning: van revolutie spreken en haar „straffen", als vermeende zondaars nog onder uw bereik staan, enwerkelijke revolutionairen, die u in uw gezicht uitlachen, laten begaan, roemende: we zullen u dienen, en niet over u heerschen, is niet fraai meer.

Maar wat zegt nu prof. Ziiidema? Hij heeft ds Lugtigheid van Zwolle geadviseerd: trek, als ge zoo blijft, zoowel 't militaire als 't pastorale pakje uit. Natuurlijk zal ds Lugtigheid dat advies niet volgen. Prof. Zuidema heeft nu een gemeenschap om zich, die anderen hun pastorale costuum openlijk heeft uitgetrokken. Hoe denkt hij over dit waardeeringsoordeel van dr Wielenga?

Ja, maar, dr Wielenga spreekt over Eindhoven, en Eindhoven had het over zelfstandigheid, en zoo. Dr Wielenga echter over de „ziel".

Gesprek.

Ik heb mezelf het genoegen gedaan, gesprek te zoeken met een man, die door persoonlijkheid en werk uitzonderlijk bevoegd is tot oordelen over deze onfeilbare vredesbeweging: de zendingshoogleraar Bavinck. Hij kent de Indische volksziel, door wat hij jaren lang in Indië gedaan, over Indië gevorst en misschien nog het meest door wat hij intuïtief met Indië meegevoeld heeft.

Ik heb er gaarne het offer van een reisje naar het door onze cultuurbouwers .niet weinig ontredderde natuurparadijs Baam voor over gehad. Ik trof mijn jonge vriend In zijn Rome, een villa van groot formaat, en had wegens oude relaties dadelijk de gespreksfeer, die Ik zocht.

De cardo quaestionls was tevoren aangekondigd: Nederland en de ziel van het Oosten.

Ik had getracht mij zuiver in te stellen. Als ge het woord ziel gebruikt in verbinding met volk of ras, gebruikt ge een term, die verbergt, maar ook geeft. Juist

hier. Nergens voelt een volk zichzelf zo intens en totalitair volk als in het Oosten. De Oosterling weet zich lid van het organisme, deel van de al-aanwezlge ziel: het volk. Zijn persoon ontmoet ge alleen door contact met de volkszlel, niet politiek, economisch, maar psychologisch, nog nader: religieus.

Nooit anders.

Ik vroeg Bavüick naar zijn mening over het besluit van de zendende kerken. Op zijn gewone zachte, bijna schuchtere, maar te meer overtuigende spreekmanier, luidde zijn oordeel vrolijk tevreds^ Hij zelf heeft nooit anders gewild dan de Indiër rijp xot zelfstandigheid, op de weg naar zielsherschepping door het wezenlijk Clulstendom.

„Nu beleven wij het historisch ogenblik, Indië voelt: bij" het doordringen van het Westen verliezen wij, met onze godsdienst, onze adat, alles".

Ook voor Nederland is dus het uur der beslissing geslagen. De Oosterling, die zijn religieuze waarden verliest, staat open voor het communisme. Nehru's boek: , , Thé discovery of India", toont de invloed van Marx. Het is nu de tijd om de Indiër de broederband te reiken als aan de gelijkwaardige. In de schoonst menselijke hoedanigheden is de Indiër niet onze mindere, zegt Bavlnck. Eer onze meerdere! '

Zo eindigde het gesprek in de studeerkamer, die de afmeting van een kerkzaal heeft.

Ik ging terug, charmant begeleid door mijn gastheer. Mijn gedachten over Indië waren gevoed en gestimuleerd. Nederland werft mee om de ziel van het Oosten. Wij hebben Indië Hef om zijn mystieke wouden, voedende velden, om zijn kruiden en weefsels. Wij bewonderen de producten van Indië's muzikale en literaire fantasie.

Maar dit alles is het uiterlijke, het lichaam van Indië. De Boeddhist zelf spreekt van Maja en bedoelt een zlnsbegoochelende sluier van het eeuwig onbekende, van Brahma. Schopenhauer gebruikte de Maja-idee voor zijn pessimistische constructie.

Wij zeggen: wat wij van Indië zien en genieten is Incarnatie van de ziel, die wij zoeken. De ziel van een broedervolk! Wij zelf hebben als volk ook een ziel. In de diepste grond, blijkens onze geschiedenis, onze dynastie, ons volkslied, een religieuze ziel. Wij huichelen niet als wij, hoe ook kerkelijk, politiek, verdeeld samen zingen: „Mijn schild ende betrouwen".

Tot het wezenskenmerk van het Christendom behoort, dat Christus zijn apostelen zendt om de volken te winnen voor zijn vrede (Matth. 28 : 19).

Naar de geheimen van de Oosterse volkszlel hoeven wij niet ver te zoeken. Geen boek zo innig en in stijlvorm zo schoon Oosters als de Bijbel.

Niet van het Westen, maar van het Oosten uit komt het vrijmakend woord, dat alle mensen maakt tot één volk, alle volken tot kinderen van één vader.

• Mijn bezoek aan Bavlnck te Haam heeft mij in deze , toekomstverwachting gesterkt en blijmoedig gemaakt.

Maar „de ziel" van een volk is geen autonome grootheid. „Alle" „ziel" zij den macliten over haar gesteld, onderworpen. Voor alle „ziel" ga alles eerlijk en met orde toe. Waar lazen we dat ook al weer? O ja, in de rapporten van dr Nauta c.s. anno 1944.

K. S.

Qualitate qua.

Uit „Het Laatste Nieuws uit Indië", d.d. 24 Juni:

„Prof. GerretSon In „De Nederlander": „Ook wanneer in de Grondwet zou worden gezet: De Kroon der Unie zal worden gedragen door de Ezel van Billam, zou toch minister Jonkman onvermijdelijk de volgende dag met een effen gezicht komen uitleggen: „Ja, maar niet als zodanig; de regering ziet deze Ezel aan het hoofd der Unie niet als een ezel, maar als spraakkunstenaar".

't Zou zonde zijn er één letter aan toe te voegen".

K. S.

Blaffen.

In het ons toegezonden nummer van „Kerknieuws" (dhr Scheps) wordt ons onderschrift onder ds Bremmer's ingezonden van eenige weken geleden genoemd, met volgende „toepassing" van den Heer Scheps (synodocraat):

Ook hier, vlak aan de vooravond van de stembus, geen klaar en duidelijk geluid, geen aanwijzen van de gevaren, die er dreigen voor land en volk in deze ernstige crisis, maar een door elkaar halen van verschillende terreinen en een tn bescherming nemen van hen, die als zij niet of niet goed stemmen aan de zaak van het koninkrijk Öods onberekenbare schade doen!

„Geen aanwijzen van de gevaren" — sprak niet. Amersfoort

„Door elkaar halen van terreinen" — De Reformatie schreef niet.

„In bescherming nemen van wie het Koninkrijk Gods onberekenbare schade doen" — de Ridderbossen en Grosheides raakten het rijk Gods niet.

Dit blad zou uitgave kunnen zijn van een ongeroepen Commissie van Goede Diensten (aan de synodocratische revolutie). ' K. S.

Dr Ridderbos-ds Feenstra.

Ds D. v. Dijk schrijft in Geref. Kb. Groningen:

Ik denk hier aan een man als Ds Peenstra van Scheveningen.

Ds Feenstra is het niet eens met de uitspraken van de synodes.

Hij heeft een boek geschreven, dat pas voor de tweede maal is uitgegeven en waarin hij duidelijk dingen leert, die tegen de uitspraken van de synode ingaan.

Prof. Veenhof heeft daarover publiek geschreven en tegen de synodalen gezegd: „Kijk, dat zegt Ds Feenstra; nu moet ge hem toch wel aajipakken!"

En wat doet nu Prof. Rldderbos ?

Om aan die noodzaak te ontkomen, tracht hij in het Gereformeerd Weekblad te bewijzen, dat Ds Feenstra toch eigenlijk niet tegen de synodebesluiten Ingaat.

En tot nu toe laat Ds Feenstra dat maar geworden.

Hij weet zelf, dat zijn boek klaarlijk tegen de uitspraken van de synode Ingaat.

In dat bewustzijn heeft hij het geschreven.

Nu ziet hij, dat Prof. Rldderbos met betrekking tot dit, zijn boek, draalt en scharrelt. en' knoeit om zo af te komen van de consequenties van hun synodebesluiten omdat men het niet aandurft Ds Feenstra aan tè pakken.

Dat mag Ds Feenstra niet dulden, daar moet hij als eerlijk man tegen opkomen, want hij weet, dat Prof. Rldderbos een andere zin In zijn boek legt, dan hij, als schrijver er in heeft willen leggen.

Hier wordt een spel van onwaarachtigheid gespeeld en als Ds Feenstra nu niet voor de dag komt en zegt: „Halt, Professor, zo wil ik mijn boek niet uitgelegd hebben", dan is, wat. Ds Feenstra doet, erger dan wat Prof. Rldderbos doet.

O, die bezwaarden in de synodale kerken; laten zij nu toch gehoorzaam zijn en gaan tn de weg, die zij zelf wel weten de rechte te zijn.

Als nu ds Feenstra boven het ledikant van dr Rldderbos en dr Rldderbos boven dat van ds Feenstra den tekst Hing van het briefje der classjs Den Haag, in­

houdende besluit van wering van een candidaat: a) wegens het houden van bezwaren (!) tegen 1942 (1905);

b) wegens het niet beloven niets te leeren dat niet heelemaal da; arme6 overeenstemde,

wel, dan zou misschien dr Rldderbos aan de classis Den Haag telegrafeeren: verbied dien man den preekstoel, wajit, al mijn artikeltjes ten spijt is hij er net aan toe als die candidaat en op de preekstoeltrap staat: tweeërlei weegsteen enz.,

en dan zou ds Feenstra aan den toen afgewezen candidaat telegraf eeren: neem mij alsnog aan op uw buiten het verband gezetten preekstoel, want, al mijn zwijgen ten spijt, ben ik er net aan toe als gij

Ds v. Dijk vervelgt:

Ik vind het toch zo erg, wat Prof. Rldderbos doet met dat schrijven over dat boek van Ds Feenstra. Het is toch zo klaar als glas, dat Ds Feenstra In zijn beschouwingen over de Kinderdoop ten enenmale ingaat tegen de leer van de synodes van '42 en die van '43.

En dat hij dat nu toch maar zoekt goed te praten.

Even verder:

Wie de bladzijden 441 en 442 van zijn boek leest kan het met de klompen voelen, dat Ds Peenstra het met de Vervangingsformule niet eens is.

Weet, ziet Prof. Rldderbos dat dan niet?

Is dat dan kerkstijl om te draaien, en zo te trachten aan te tonen, dat hier toch eigenlijk niets gezegd wordt, dat tegen de synodebesluiten ingaat, omdat men het niet aandurft. Ds Feenstra aan te pakken.

In Juni 1944 heeft men ons het slot op de mond willen leggen door In een brief de Kerkeraden op te wekken, toe te zien, dat de ambtsdragers toch niets zouden leren tegen de synodebesluiten, niet In de ambtelijke bedlening, maar ook niet op verenigingen.

Wie dat wel zou doen, die werd de zonde van ontrouw ten laste gelegd.

En nu laat men een Dienaar des Woords een boek schrijven, waarin hij duidelijk, opzettelijk ingaat tegen de synodebesluiten.

En men laat hem geworden en tracht dat goed te praten.

En nu moet men van onze kant nooit zeggen: „Is dat dan niet mooi, dat men zoveel meer ruimte geeft? "

Want Ut antwoord daarop: „Dat zou mooi zijn, als men eerst zijn besluiten en bindingen herroepen had, met betuiging van leedwezen."

Maar nu men zijn besluiten laat staan en toch maar toelaat wat men ons op straffe van schorsing en afzetting heeft verboden, nu speelt men oneerlijk spel en verhardt zich in het kwaad, dat men gedaan heeft.

Het blijkt alweer dat de synodes fout hebben gedaan.

Ik ben overtuigd, dat velen , velen, ook van de leidende figuren in de synodale kerken, dat wel zien.

Maar zij weigeren dat te erkennen en van hmi zondige weg terug te keren.

En dit is nu onze roeping: „Hen houden aan hun besluiten; altijd weer.

Het is geen wonder, dat dr Rldderbos niet aan ons wil s c h r ij v e n. En dat er in zijn kring niemand is, die hem deswege openlijk afvalt, dat is óók geen wonder. •

„Geen wonder" — want het wonder ware hier de bekeering van een kerkengroep qua talis. K. S. •

„Oom Schroefstrik".

Nocjt van gehoord? Ds Vogel (Kb. Noord-Holland) vertelt:

Het valt je zeker ook wel op, dat steeds duidelijker naar de achtergrond verschoven wordt, wat de Belijdenis zegt over de Kerk. In „Horizon" van Maart 1948 schrijft Dr L. Praamsma een artikel onder de titel: erk en kerken. En wanneer je dat leest, sta je toch te kijken van de wijze, waarop de oplossing wordt gezocht van dit In veler ogen netelige vraagstuk. Natuurlijk komt deze schrijver bij de pluriformiteit uit. Hij noemt dit het standpunt van het geloof. Voorts zegt'hij, dat er twee kerken zijn, die een andere oplossing voorstaan. Dat zijn:1. De Rooms-Katholieke Kerk; 2. De Geref. Kerk, onderh. art. 31. Ik zou echter Dr Praamsma willen opmerken, dat hij enkele kerken overslaat, die ditzelfde standpunt Innemen, althans volgens hun officiële papieren. Kent deze dominee niet de Belijdenis van zijn Kerk (art. 27—29) en weet hij niet, dat de vaderen van 1834 deze belijdenis nog eens hebben onderstreept, en ronduit in de Acte van Afscheiding het Herv. Kerkgenootschap vals hebben genoemd? Is het al zo ver, dat men in de gebonden kerken ongestraft zijn belgdenls verloochenen kan? Welk een zegen ligt erin, dat God de kerkstrijd heeft willen gebruiken om ons door middel van Schrift en Belijdenis weer te leren, wat Kerk is.

Ik kreeg dezer dagen in handen: „Brieven uit de hel", de Nederlandse vertaling van „The screwtape letters", van C. S. Lewis. Dit boekje maakt nogal opgang. De Inhoud bestaat uit 31 brieven (hoe bestaat het), door Satan geschreven aan zijn vriend Galsem. Galsem heeft bij Satan gerapporteerd over het een of ander geval. Hij was nog al tevreden, want zijn patient ging wel aldoor naar dezelfde kerk, maar hij voelde zich daar toch niet helemaal thuis. Satan (oom Schroefstrik) was echter van een geheel ander gevoelen. Hij acht het heel gevaarlijk, dat Galsem's patient, die hij voor zijn oom moet zien te winnen, altijd naar dezelfde kerk gaat. Hij schrijft: „Besef je wel, dat dit iets heel ernstigs is, als het tenminste niet een gevolg is van onverschilligheid? Je weet zeker wel, dat, als een man ongeneselijk kerkganger is, je hem nog het best de hele buurt door van het kastje naar de muur kunt sturen op zoek naar de kerk, die hem „bevalt", .totdat hij een fijnproever of een kenner van kerken wordt? " En Ik geloof, dat de heer Lewis Satans pogen op dit punt best door heeft. Oom Schroefstrik mag de pluriformiteit wel.

De dissertaties, onder leiding van dr Hepp verschenen, werken door. Ze vergiftigen het volk. Wat Kuyper nog zoo kwaad niet bedoelde (omdat de man zoo ontzaglijk veel goeds ertegenover kon stellen), dat kwam later in de critiek. Wij zelf begonnen daaraan, heusoh niet vijandig. Maar omdat we uit Kampen kwamen en Kampen niets eigens vertellen mocht, werd men giftig-boos. Toen ging Hepp zelf aan 't verdedigen; dat mislukte. Dan werden zijn leerlingen tot zijn arbeid van apologie-van-wat-K. S.-bestreed „ingeleid". Nu' komen ze met daverenden onzin soms, (Richel b.v.) maar koppig juist Kuyper's FOUTEN als dogma's verdedigen. Anderen zorgen dan wel ervoor, dat Kuyper's deugden worden vergeten. Resultaat: de kerken in snellen afloop — dank zij de, theologische faculteit der V.U., dank zij vooral dr Hepp in dissertaties. Hij begon met een speech over Gereformeerde Apologetiek en eindigt met een anti-K. S.-apologietje van Kuyper's fouten. Vandaar al die misère. Ressentiment regeert den boel ginds.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's