GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Eenige opmerkingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenige opmerkingen

naar aanleiding van Dr J. Verkuyl’s dissertatie III

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook volgens Dr Verkuyl is de Overheid aan Christus onderworpen, geheel en al. Dit blijkt o.m. uit Rom. 13 : 4 en 6, Openb. 1 : 5, Matth. 28 : 18. Onderscheid tussehen Christelijke en niet-Christehjke Overheid is er in dit opzicht niet. Beide zijn aan Christus enderworpen en aan Hem verantwoording schuldig, of ze dat nu willen erkennen of niet, het feit verandert er niet door. •'Het begrip „neutrale staat" is „een dwaas en onmogelijk begrip" (blz. 289).

Als Ds V. de vraag gaat beantwoorden, wat de roeping van de' Overheid is „t.a.v. de Christelijke religie in het bizonder, verklaart hij, dat de Staat niet de roeping heeft, de taak van de Kerk over te nemen.

Dit is m.i. wel zoo duidelijk, dat het haast overbodig mag heeten, dat Dr V. dit neerschrijft en vele malen in allerlei vorm herhaalt.

Even weinig tegenspraak zal hij ontmoeten, als hij zegt: „Kerk en Staat mogen nooit samenvallen hier op aarde". Ook dat is zonder meer duideUjk. Zelfs wie theocratische opvattingen huldigt zal 'nog moeten erkennen, dat Kerk en Staat onder het oude Israël nog niet samenvielen.

Wat de Staat, volgens den schrijver, wel moet doen, is: een v r ij e n loop laten aan het Woord Gods in zijn gebied „en hij moet aan de geloovigen afzonderUjk en aan de Kerken en vrije organisaties van Christenen de volle gelegenheid geven hun geJhoorzaamheid aan Jezus Christus met woord en daad tot uitdrukking te brengen".

„Dit houdt ontzaglijk veel in", aldus Dr V.

Nu, dat „ontzaglijk veel" valt bij nader inzien toch ontzaglijk tegen, hetgeen niet behoeft te verwonderen, als men bedenkt, dat, vlg. Ds V., de Overheid het Koninkrijk van Jezus Christus bevordert, als ze alleen maar de negatieve houding van „niet-belemmeren" aanneemt.

„Voorts wil ik er in dit verband op wijzen", aldus de schrijver, dat het niet de roeping der Overheid is ten aanzien van de bescherming dezer vrijheden, onderscheid te maken tussehen de verschillende kerken".

Bedoeld worden die vrijheden, welke voortvloeien uit Dr V.'s omschrijving van godsdienstvrijheid, n.l. vrijheid van geweten, godsdienstige belijdenis, organisatie en activiteit.

Nog steeds geldt het hier de CJhristelijke religie en Dr V. ziet twee redenen, waarom de Overheid dat onderscheid niet mag maken. De eerste is, omdat de Overheid dan met haar zwaardmacht zou ingrijpen in den geestelijken strijd, „op een manier, die met de wijze, waarop het Kijk Gods komt, in strijd is". De tyreede reden is gelegen in het feit, dat „God nergens in den Bijbel beloofd (heeft), dat Hij aan de Overheid een bizondere leiding des Geestes zou schenken, om ondersdheid te maken tussehen de zuivere en de valsche Kerk, tussehen het ware geloof en de ketterij. Onder het Oude Testament kon de Overheid bij elk voorkomend geval door Urim en Thummim of door de profetie Gods wil vernemen, maar deze bizondere Openbaring Gods viel onder het Nieuwe Testament weg".

Nogmaals, dit alles betreft nog Christelijke religies.

Nu gaat Dr V. de vraag beantwoorden, of de Overheid „de roeping" heeft diezelfde vrijheid ook aan niet-Christelijke godsdiensten te garandeeren. En volgens hem „moet deze vraag voluit bevestigend beantwoord worden".

Het is den schijver blijkbaar ontgaan, dat zijn tweede (zoojuist genoemde) reden al-dadeüjk vervalt. Het moge waar zijn, dat de Overheid geen bizondere leiding des Geestes bezit, welke haar in staat stelt zuivere en valsche Kerk te onderscheiden, het onderscheid tussehen Christendom en heidendom, tussehen godsdienst en afgodsdienst, kan zij ook zonder Urim en Thummim, zonder onmiddellijke godsspraak door profeten nog wel ontdekken, tenzij zij zelf even sterk gedegenereerd is als de valsche religie. Wat blijft er nu over van Dr V.'s bewering, dat de Overiieid aan Christus onderworpen en aan Hem verantwoording schuldig is? Mag zij haar ambt zóó „neutraal" vervullen, dat zij op haar eigen terrein (haar door Christus toevertrouwd) vrelbewust en op klaarlichten dag de zaaiers van den boozen vijand met evenveel zorgen omringt als de zaaiers van haar eigen Heer?

En wat de eerste reden betreft, met haar zwaard mag de Overheid 't Koninkrijk van Jezus Christus niet uitbreiden, dat ZQU ze ook niet kimnen. Maar tussehen „geweld gebruiken" en „volkomen vrij laten" (of liever: „besdhermen") ligt nog een hemelsbreed verschil. Ook de Overheid heeft de roeping, met nietgewelddadige middelen, op haar wijze, en op haar terrein, het Koninkrijk van Jezus Christus te bevorderen. Kuyper noemde eens (A.R. Staatkunde n, pag. 603) vier punten t.a.v. de houding, welke het Indisch Gouvernement tegenover de verbreiding van den ChristeUjken godsdienst had aan te nemen. Daar zijn nog meerdere punten aan toe te voegen.

Het is merkwaardig hoe gemakkelijk Dr V. Christehjke en niet-Christehjke godsdiensten tegenover de Overheid gelijkschakelt. Daarvoor moest hij eerst een Overheid construeeren, die niet meer gebonden is aan de Wet Gods, maar via een „ethisch minimum" aan de volksconscientie.

Voor dat betoog beroept hij zich, zooals wij de vorige week zagen, op Bavinck. Geheel ten onrechte. , Prof. Bavinck spreekt in de desbetreffende passage over een. Christel ij k e. Gereformeerde, Overheid (Dogm. 4e dr. IV pag. 421). Die kent de Wet Gods uit de H.S. Zij mag echter de grenzen tussehen Kerk en Staat niet uit het oog verliezen. Dat deed Calvijn ook niet. „Hij trok de grenslijn tussehen kerk en staat wel duidelijk en scherp, maar hij trok ze anders dan wij; het gebied waarop beide wat te zeggen hadden, was veel grooter dan het thans door ons wordt bepaald" (t.a.p. pag. 420). Het onderscSheid tussehen zonde en misdaad wordt nu helderder ingezien dan in de eeuw der Hervorming en dat dwang in strijd is met de Chr. beUjdenis, wordt steeds meer erkend. Aldus betoogt Prof. Bavinck. Hij houdt echter vast aan den eisch, dat een Christelijke, Gereformeerde Overheid de roeping heeft, om Gods eer te bevorderen. Zijn Kerk te beschermen en het rijk van den antichrist te gronde te werpen. De moeilijkheid voor de Overheid blijft het trekken der grenzen tussehen zonde en misdaad. Dat moet zij doen naar den eisch van het Evangelie en overeenkomstig de leiding van Gods voorzienigheid in de historie. En dan eindigt Prof. Bavinck zijn betoog met den zin, welke Dr Verkuyl betrok op „de vulling van het ethische minimum", doch het is duideüjk dat dit een al te zonderlinge vergissing is.

Op te merken valt nog, dat een ChristeUjke, Gereformeerde Overheid, waarover Bavinck spreekt, geen andere roeping heeft dan een niet-Christelijke Overheid. Alle Overheden hebben dezelfde roeping, zooals ook Dr Verkuyl nadrukkelijk erkent. Het onderscheid is alleen, dat van een niet-ChristeUjke Overheid niet verwacht kan worden, dat zij zich van haar roeping bewust is.

Hoe een Overheid in Azdatische gebieden op het kompas der volksconscientie heeft te navigeeren, illustreert Dr V. met enkele voorbeelden.

Het eerste voorbeeld betreft de huwelijkswetgeving De Moslimsche huweMjkswetgeving is in strijd met de „Christelijke huwelijksideeën en - wetten en ze is bovendien sociaal en economisch sehadehjk voor het volk". Dit laatste is ongetwijfeld zacht uitgedrukt. Laat ik dit even mogen toelichten. De Molhanmiedaansche Raden Adjeng Kartini (overl. in 1904) schrijft in haar in 1911 gepubliceerde brieven:

„Vader kan vandaag thuis komen en mij vertellen: „Je bent met die en die getrouwd". Ik heb dan mijn man te volgen, of ik kan 't ook wel weigeren, maar dit geeft den man dan recht om me levenslang aan zich te keteijen, zonder dat hij zich wat om mij te bekommeren heeft. Ik ben zijn vrouw, ook al volg ik hem niet en als hij zich niet van mij wil laten scheiden, dan ben ik mijn leven lang aan hem gebonden, terwijl hij vrij blijft in zijn doen en laten, zonder zich om mij te bekreunen. Als Vader me op zoo'n manier uithuwt, dan maak ik me maar eenvoudig van kant. Maar dat zal Vader nooit doen "

„Moet ik als vanzelf niet het huwelijk haten, verachten, als het de vrouw zoo gruwelijk verongelijkt? Neen, gelukkig niet ieder jMohAmmedaan houdt er . vier vrouwen pp na, maar iedere getrouwde vrouw in deze wereld weet, dat zij de eenige niet is, en dat vandaag of morgen manlief haar een gezellin kan thuis brengen, die op hem evenveel recht heeft als zij; volgens de Mohammedaansche Wet is zij ook zijn wettige vrouw. In de gouvemementslanden hebben de vrouwen 't lang niet zoo hard te verantwoorden als hare zusters in de Vorstenlanden, Soerakarta en Djokjakarta. Hier zijn de vrouwen al doodongelukkig met een, twee, drie, vier bij-vrouwen; daar in de Vorstenlanden noemen de vrouwen dat kinderspel. Je vindt daar bijna geen enkelen man, die maar één vrouw heeft; in de adellijke kringen, vooral in de omgeving van den Keizer, hebben de mannen tot over de 26 vrouwen. Mogen deze toestanden voortbestaan?

Ze zijn er al zoo aan gewend, dat zij er niets meer in vinden, maar dat neemt niet weg, dat die vrouwen er ontzettend onder lijden. Bijna iedere vrouw vervloekt dit recht der mannen. Maar verwenschingen helpen niets, gehandeld moet er worden......

„Van verre en nabij kennen wij dat-helsche vrouwenleed, veroorzaakt door zekere Mohammedaansche instelling, die het den mannen zoo gemakkelijk maakt, maar die o, zoo bitter hard en wreed is voor de vrouw.....”

„Wij hebben zoo veel treurigs gezien in zoo menig Javaansch huwelijksleven, naar aanleiding van dat wreede Mohammedaansche mannenrecht. 't Leed der vrouwen in zoo'n verbintenis, 't leed van zoo menig kind, uit zoo'n huwelijk geboren, brandt onsm de ziel en zweept ons tot opstand tegen die toestanden.”

Mary Pos in haar recente boek: „Eens op Java en Sumatra", verhaalt van haar gesprekken met inheemsche vrouwen op Java. Wat een afgrond van ellende gaapt er dan. Als de vrouw met haar man ouder is geworden, moet zij dag aan dag vreezen door hem verstoeten te worden. Dan staat zij hulpeloos, zonder onderhoudsmiddelen, een weggeworpene! „Haar kinderen, die zij zoo graag als elke moeder bij zich zou willen Ihebben, pleegt ze met een bloedend hart bij haar man achter te laten, omdat ze zelf geen middelen heeft ze behoorlijk groot te brengen”.

„Beleedigd, gekwetst in haar diepste gevoelens, mag zij niet eens de troost bezitten, het liefste wat zij op aarde nog heeft, hsiar kinderen, bij zich te houden”.

„Toch zou het niet in overeenstemming zijn met de roeping van de Overheid, als ze deze huwelijkswetgeving aan den kant zette en zonder meer verving door een Westersche huweUjkswetgeving". Dit laatste zegt Dr Verkuyl (pag. 275).

Hij voegt er aan toe, in een noot, dat dit in Turkije wel gebeurd is. In Afghanistan, zoo voeg ik er aan toe, heeft de Overheid, bij decreet, het monogame huwelijk willen invoeren, maar stuitte op hevige opstanden.

Wat is de roeping van de Overheid in zoo'n land, vlg. Dr V.?

Zij moet den Christenen gelegenheid geven een Westersch huwehjk te sluiten en den Mohammedanen, die, om welke reden dan ook, zulks begeeren, eveneens. Waarom dit laatste?

’t Is alweer de volksconscientie: „omdat deze soms protesteert, tegen oude gewoonten, ook onder groepen, die niet onder invloed van het Christendom staan.”

Blijkbaar gaat het hier alleen om mannenconscienties.

Toch heeft de Overheid in Indië nog iets meer gedaan dan Dr V. haar zou wUlen toestaan, door in een huwelijksordonnantie aan de vrouw eenige zwakke bescherming te verleenen tegen het Mohammedaansch

huwelijksonrecht. Maar zij had, toen zij de maclit daartoe bezat, veel meer moeten doen. Neen, niet zonder meer, de Mohammedaansche huwelijkswetgeving aan den kant zetten, maar toch wel zoo snel mogelijk. Niet achter de volksconscientie aanhinken. Als zij haar roeping verstaat, komt zij wel eens in conflict met rdet-Christelijke godsdiensten. Doch de Ned. Overheid heeft in Indië haar roeping te weinig verstaan. Daar zijn ergerUjke voorheelden van te noemen. Zij was in den regel zoo liberaal mogeUjk. Dat zal Dr Verkuyl in haar moeten prijzen! Terwille van de volksconscien­ tie!

RECTIFICATIE.

In het eerste artikel (zie blz 378, Ie kolom aan het einde der 5e alinea) kwam een storende drukfout voor. Er staat daar radicale gelijkwaardigheid enz. Dit moet zijn: raciale gehjkwaardigheid enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Eenige opmerkingen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's