GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BIJ DE TROONSWISSELING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJ DE TROONSWISSELING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nationale feesten zijn, misschien, de meest dubieuze en daarom de moeilijkste van alle. Want ze plegen in hooge mate onwerkelijk te zijn. Aan feestbetoon kleeft meestal reeds het bezwaar, dat het de feiten, die stof tot blijdschap geven, begraaft in getier en geroezemoes; alsmede het gevaar, dat het de feiten, die tot bezorgdheid manen, vergeten doet. Maar die gevaren ontvangen een hoogen exponent, zoodra het feestprogram in oranjekleuren wordt gedrukt vanwege het „nationale" karakter.

En het staat te vreezen, dat de komende feestelijkheden in dat opzicht wel de kroon zullen spannen. Overal werden de voorbereidselen getroffen: slingers en bloemen, ontelbare lichtjes en vlaggen; alom groote kronen boven de straten; een festijn van licht en kleuren. Vroolijke marschen, vuurwerk, en een feesthoudende menigte; maar de feitelijke toestand van troon en rijk zal de meesten niet bezig houden. Om van de werkelijke situatie in de kerk maar te zwijgen.

Het laatste is thans ook allerminst in geding, vindt men. Het zijn toch de nationale feiten, die thans de aandacht spannen, tenminste dienen te spannen? En het nationale — dat is toch wat alle onderdanen des rijks verbindt, en niet wat hen geestelijk en kerkelijk scheidt? Het specifiek Christelijk en kerkelijk woord zou toch thans sectarisch zijn? Natuurlijk, de kerk mag binnen het groote raam ook haar bijdrage leveren in de herdenkingsdiensten en gebeden. Voor religieuze wijding en glans komen deze dagen zeker in aanmerking, mits die religie dan ook maar „nationaal" — dat wil zeggen: algemeen-neutraal — wil zijn, en geen dienst van God naar den weg, dien men alom een secte noemt. De kerk zal ingeschakeld zijn, doch over de merkteekenen van de ware en valsche kerk zal men zich zeker bij deze diensten niet druk maken, noch over het gebod, dat ieder schuldig is zich bij de ware kerk te voegen. Daarvoor zijn andere tijden en plaatsen, als men ze tenminste nog hebben wil.

We zijn in deze week dus nationaal. En laat niemand nu de feeststemming verstoren met te vragen naar „nationaal en internationaal naar de Schriften". Want zal heel de natie haar eenheid demonstreeren in een gemeenschappelijke vreugde, dan moet ge zeker ditmaal het „nationale" niet te serieus nemen, maar genoegen nemen met de vage grootst-gemeene-deeler ideeën daaromtrent. Men is vandaag slechts in zoover nationaal, als men bereid is het nationale te vergeten! Want de meesten van hen, die komen tot dit nationale feest, hebben hart en ziel overgegeven aan een internationaliteitsideologie: ze ijveren voor den wereldstaat, waarin alle nationale zelfstandigheid ondergaat. Straks dansen de menschen op het „nationale" feest, en ze weten niet wat ze doen. Want ze applaudisseerden eerst voor de U.N.O.-leuzen, en wisten ook toen niet wat ze deden.

Er zullen wel zelden feesten zijn gearrangeerd, waarbij zoo sterk op het „nationaal" karakter den nadruk werd gelegd, terwijl tegelijkertijd de harten zoozeer van het waarlijk nationale vervreemd bleken te zijn. En neem het den menschen eens kwalijk! Zelfs de Christelijke pers heeft in de laatste maanden het haar roeping geacht blijk te geven van haar ontroering over het afleggen van den Olympischen eed, en over het ontsteken van het Olympische vuur. En ook zij heeft meermalen haar lezers geleerd groote verwachtingen te hebben van dit sportevenement voor de internationale verbroedering. Dat het nonsens was, bewees diezelfde krant, want zij vulde haar andere kolommen met berichten over den „kouden oorlog" in Berlijn, en de warme gevechten in Palestina. De actueele feiten bleken geen verhindering deze athletiekwedstrijden dienstbaar te achten aan den wereldvrede; dat de sport hier de plaats innam van het kruis werd niet verstaan, evenmin als het gebod om alleen bij den HEERE te zweren de ontroering over dien eed bleek te verhinderen. Tegelijk kon men den nationalen trots voeden; het waren toch maar enkele Nederlanders, die gouden médailles behaalden. De Nederlandsche vlag ging enkele malen in den mast; en een blad, dat meermalen in verband met de Indië-politiek zijn leedwezen geuit had— onze vlag werd zoo internationaal naar beneden gehaald, — zag zelfs kans zijn abonné's hierover te troosten met de Nederlandsche prestaties op de Olympiade: de eer van onze vlag was weer gered. Als zelfs de Christelijke dagbladpers zoo beurtelings nationale en internationale sentimenten voedt, is het niet te verwonderen dat het volk slaperig wordt. En als vlaggevertoon in een stadion reeds kan troosten over het kwaad der rijksontbinding, ja, dan zit de smart niet erg diep, geloof ik.

Als de klacht van één der Kamerleden, dat men bezig was het koninkrijk te vermoorden, gewettigd was, en als die moord inmiddels zijn beslag kreeg in de grondwetsherziening, dan mag het volk toch wel toezien, juist op nationale feestdagen als deze, waarbij de kroon van het koninkrijk van Moeder op Dochter overgaat. Wee het volk, dat zich dan over de positie van de kroon niet druk maakt. Want op hetzelfde oogenblik is de algemeene illuminatie niets anders dan massale verduistering. Maar het staat te vreezen, dat de grondwetsherziening bij deze nationale feesten weinigen zwaar op de maag zal liggen, omdat ze zich over de feiten niet bekommeren, óf zich daarover heel haastig en oppervlakkig troosten. En hun feest wordt een roes.

Want de feiten zijn inderdaad bizonder: een Vorstin, die een halve eeuw mocht regeeren, en dat in een tijd van groote spanningen — tweemaal tijdens haar bewind een wereldoorlog! Die enkele jaren in ballingschap vertoefde, en toch terugkwam, en nu afstand doet ten behoeve van haar Dochter. De continuïteit van de dynastie bleef gehandhaafd. En dat zegt wat, juist in deze periode, waarin de meeste tronen werden afgebroken. Ieder kent voorts de zegeningen van Haar langdurig bewind, en de kwaliteiten van Haar regeering: rechtvaardig, wijs en zacht. Daar is alle reden, om daarover feest te vieren. Als ons volk nu ook maar metterdaad dezen zegen verstond en te waardeeren wist! Als de menschen, die nu rondom den troon gaan dansen, dat maar deden, nadat ze getoond hadden in vollen ernst waarachtig om dien troon geschaard te willen staan. Maar juist in deze dagen kan ik maar niet vergeten die zinsnede uit het Kamerverslag betreffende de jongste grondwetsherziening: de positie van de Kroon der Unie is vaag! Wat is een volk, dat speelt vanwege de overdracht van de kroon, nadat het eerst speelde met de positie van die kroon?

Niettemin: de roeping is er voor de kerk, om zoowel het jubileum der aftredende Koningin als de inhuldiging der nieuwe Vorstin te begeleiden met haar gebeden en dankzeggingen. Zulks naar het apostolisch woord, dat zulks goed is en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker (1 Tim. 2). Dat zegt diezelfde Paulus, die eens stond in Athene, met het altaar „voor den onbekenden God". De man met een wereldmissie, die zijn internationale belijdenis sprak: De God, die de wereld gemaakt heeft, en alles wat daarin is, heeft uit eenen bloede het gansche geslacht der menschen gemaakt, om op den geheelen aardbodem te wonen. Maar de man, die tegelijk Gods bestel eerde in het nationale leven: bescheiden hebbende de tijden te voren verordend, en de bepalingen van hun woning. Paulus verkondigde God, die door zijn scheppingsdaad internationale verbanden had gelegd, en tevens nationale onderscheidingen had teweeggebracht, en die zoo voortschreed tot den dag der verlossing. Immers, Hij deed dit alles, opdat ze den Heere zouden zoeken. In één woord heeft hij den zin van nationaal en internationaal gevat. De handhaving van het internationaal verband én van het nationale onderscheid vindt haar zin in de religie. En Hij, zoo vervolgt Paulus, heeft daarom de tijden der onwetendheid overgezien, de onwetendheid, die zich openbaarde in den cultus van den onbekenden God. Want Hij maakt zich thans bekend, en verkondigt nu allen menschen alom, dat ze zich van hun valsche religiositeit bekeeren zullen, omdat Hij een dag gesteld heeft, waarop Hij internationaal den aardbodem rechtvaardig zal oordeelen door Christus Jezus.

Wie Hand. 17 legt naast het woord van 1 Tim. 2, kan nooit meer de nationale feiten van regeeringsjubileiun en troonwisseling isoleeren van Gods internationalen verlossingswil, en evenmin de internationale omstandigheden van vandaag losmaken van Gods genadig bestel over ons nationale leven. Want het is alles nu opgenomen in den grooten gang, waarmee God komt van Golgotha naar den dag, waarop Hij ook ons volk door Christus rechtvaardig oordeelen gaat. We zien vandaag terug naar 1898, en zeggen: vijftig jaren! Maar daarachter zie ik God, onzen Zaligmaker, die ook deze halve eeuw gebruikte om zich hier en in de overzeesche gebiedsdeelen bekend te maken in Christus, en die al die jaren ons volk verkondigde, dat het zich bekeeren zou. We zien vooruit naar de toekomst onder Koningin Juliana, en veel is nevelig; maar één ding-zie ik heel scherp: Christus komt nabij, om de volkeren te oordeelen in rechtmatigheid.

Nu wil ik al het bizondere zien, heel den zegen, dien ons volk in onderscheiding van andere volkeren ontving. En ik kan danken: er staat nog een troon in Nederland, en de dynastie bleef behouden. Een Koningin gaat heen, die haar ambtseed niet verloochend heeft, en de kerk heeft vijftig jaren een stil en gerust leven ontvangen uit Zijn genade, door haar dienst. God gaf door haar de kerk de mogelijkheid van een leven in alle godzaligheid en eerbaarheid. En Hij wilde de zaligheid van ons volk. Maar nu moet ik ook bidden, want ons volk rookt in massa voor den onbekenden God; en het oordeel nadert over de weigering der bekeering. En de kerk? Een stil en gerust leven heeft ze gehad, maar waar is de dankbaarheid, die zich bewijst „in alle Godzaligheid en eerbaarheid” ?

Koningin Juliana beklimt den troon. En ik erken den zegen der continuïteit, temeer nu overal in het buitenland de revolutie oplaait. Nóg is de genade over de kerk, en over heel ons volk, groot. Er zijn nog mogelijkheden, en ik wil danken God, onzen Zaligmaker. Maar de zorg is groot: de positie van de Kroon is in de nieuwe grondwet vaag. Dat is vandaag benauwend: een eed op de grondwet, maar niemand zegt wat die constitutie precies inhoudt; de vastigheden van het geschreven recht gaan wankelen, en we moeten maar vertrouwen hebben in wat de regeering straks gaat doen. De nevel rondom de kroon is ondoordringbaar dicht geworden, ten spijt van alle illuminatie. Wat gaat het worden? Wisseling van personen, die de kroon dragen naar het welbehagen Gods en bij zijn gratie? Of vervanging van den troon door een anderen stoel, waarvan zelfs het ontwerp nog niet bekend is, ook al heeft men reeds een weidschen naam ervoor gevonden? Wie den revolutiegeest onderkent, die bij de grondwetsherziening zich vertoonde, huivert en hij zal met groote ontroering voor Hare Majesteit Juliana bidden. En voor de kerk hier en in Indië tevens. Dynamiet onder haar troon beteekent, dat de lading wordt aangebracht onder den vloer der kerk. Want de positie van haar Kroon is een levenskwestie voor de kerk, en voor de verlossing van de volkeren hier en ginds. God, onze Zaligmaker, zij Haar en daarin ons genadig! Bij haar ambtsaanvaarding zie ik Christus komen, met een rechtvaardig oordeel over kerk en volk. Het oordeel is rechtvaardig, want wat heeft Nederland gedaan met zijn genade in de vijftig jaren, waarin Koningin Wilhelmina den scepter zwaaide?

Daarom is elk feestvertoon, dat zich losmaakt van den hoogen ernst der afgekondigde genade en van de strakke dreiging van het aangekondigde oordeel, zonde. Want de genade van de bekendmaking der waarheid is nooit "zonder bevel van geloof en bekeering; en de dreiging over de ongehoorzamen is nimmer ijdel. Is er een nationaal feit na Pinksteren? Een regeeringsjubileum, nu de tijden der onwetendheid zijn voorbijgegaan? Maar dan is geoordeeld, wie thans het gebed van den onwetende blijft bidden. Is er een nieuw begin bij de continuïteit van het oude Oranjehuis? Maar dan wordt het zaak om uit te kijken, en met nadruk de kerkvraag te stellen. Want de altaren voor den onbekenden God zijn thans den Heere een gruwel. Zeker, als ze den naam van Christus annexeeren, en onderwijl de kennis der waarheid wegnemen. Er is geen verontschuldiging meer voor de onwetendheid.

De troonswisseling is bij uitstek dag van zelfonderzoek voor ieder, of hij onder een Christelijken naam niet misschien onchristelijke leer of leven voert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

BIJ DE TROONSWISSELING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1948

De Reformatie | 12 Pagina's